Foto bij Level 42




Reyan had niet meer van zijn plek bewogen. Hij zat op een grote kei, steunend op zijn knieën en hij staarde verdoofd naar de grond. Zijn lichaam was roerloos, maar zijn gedachten waren een storm van beweging. Hij kon het niet omvatten. Hij kon het écht niet omvatten. Al die jaren had hij gedacht dat zijn broer verdwenen was, dat hun vader het contact had verboden en Maddox zich daaraan had gehouden. Maar nu...
      Hoe had hij dat niet geweten? Hij wist dat Maddox nooit een Grimmer had willen worden. Zijn broer had gefluisterd over andere paden, over het ontdekken van de geheimen van de wereld, over een groter doel dan de bevelen van hun vader. Reyan had zo naar hem opgekeken – tot het moment dat zijn vader hem verstoot en Reyan verbood ooit nog zijn naam uit te spreken.
      En zijn familie..
      Wisten zij dit? Hoe diep zaten ze in de leugens van de Gilde? En als het waar was dat de Gilde experimenteerde met de bronnen – de monsters.. Hoe konden ze dat verantwoorden? Wat voor doel rechtvaardigde zo’n risico? Hadden ze niet gezworen hun burgers te beschermen tegen elk gevaar, of was het altijd al macht en controle geweest waar ze voor vochten?
      Reyan wreef zijn handen door zijn haren. De man in het bergdorp had hem ervoor gewaarschuwd. De belastingen waren gestegen, hun beurzen leeggeplukt. Geld. Controle. Macht. Was dat waar het allemaal omdraait? En tegen welke prijs?
      Reyan had niet meer achterom durven kijken, naar het bos waar op honderd meter afstand de lichamen van Darius en zijn party begraven lagen. Hij durfde er niet meer aan te denken – niet aan hun gezichten, niet aan de momenten ervoor, niet aan de stank van bloed in de lucht. Maar het drong zich op, onvermijdelijk. Ze hadden zojuist mensen vermoord.
      Geen monsters. Mensen.
      De besmetting maakte het niet minder menselijk. Hadden ze het gevoeld? Waren ze daar, in hun eigen lichamen, opgesloten geweest terwijl zij hun levens namen? Hij was een Grimmer, getraind om te doden. Maar niet zo. Nooit zo. Monsters, ja. Gebroed van duisternis, wezens die enkel verwoesting brachten en burgers het leven zuur maken—dat was hun werk. Dat was het altijd geweest. Maar mensen? Hij walgde van zichzelf, van zijn handen die leven hadden genomen. Het gewicht van zijn keuzes, van wat ze hadden gedaan, drukte op zijn borst zo zwaar als de steen waar hij op zat.
      Achter zich hoorde hij zachte voetstappen in het gras, voordat Fay naast hem neerstreek. ‘Reyan..’
      Reyan kneep zijn ogen dicht, schudde met zijn hoofd. ‘Zeg het niet,’ mompelde hij, ‘zeg alsjeblieft niet dat we geen andere keus hadden.’
      Fay zweeg.
      Hij wist het zelf ook niet meer. Alles was een warboel in zijn hoofd—verzet, schuld, verwarring. Maar dit was zijn beslissing geweest. Hij had het bevel gegeven. En nu zouden ze vogelvrij verklaard worden. Hij kon zijn vader al horen schreeuwen. Zijn moeder horen huilen. Zijn naam was niets meer waard. Als dat het ooit wel had gedaan? Wat betekende zijn naam eigenlijk, nu hij wist waar zijn familie zich schuldig aan maakte? En wat als hun goede naam, hun rijkdom alleen maar gemaakt is over de ruggen van de burgers? Wilde hij die naam dan nog wel? Jarenlang had hij gedacht dat hij wist waarvoor hij vocht. Dat hij een pad moest volgen, dat eer en trots daar lagen, dat hij iets moest bewijzen. Maar nu? Nu was alles wat hem had gevormd, wat hem dierbaar was, in één ogenblik verpulverd.
      Zijn vader was een leugenaar en hij.. een schande.
      Een moordenaar.
      Hij sloeg zijn handen van zich af. ‘We hadden ze kunnen ontwapenen. We hadden ze kunnen vastbinden. We hadden—’ zijn stem brak, tranen brandden in zijn ogen, vertroebelden zijn zicht. ‘—we hadden ze niet hoeven begraven.’ Hij keek Fay aan, kon zijn lip niet weerhouden te trillen. ‘We hebben ze vermoord– afgeslacht alsof ze monsters waren.’
      Fay slikte. Haar stem was zacht. ‘Ze waren al weg, Reyan.’
      ‘Waren ze dat?’ Zijn stem sloeg over. Hij zag de anderen naar hem opkijken. Fay hief haar hand naar hem, maar hij draaide zich bruusk van haar weg. ‘We weten niet eens wat die infectie écht doet. Misschien hebben ze alles gezien, alles gevoeld. Misschien schreeuwden ze, smeekten ze ons om te stoppen, maar konden ze niets—waren ze gevangen in hun eigen lichaam.’ Zijn stem brak. ‘En wij… wij hebben hen afgeslacht.’
      ‘We hebben gevochten, Reyan,’ riep Fay. ‘Doe dit jezelf niet aan. Het was zij, of ons.’ Een diepe frons tekende haar gezicht en haar ogen stonden triest, haar oogleden rood van het huilen. Hij wist dat ze haar best deed er niet over na te denken, omdat ze anders in huilen zou uitbarsten.
      ‘Ze heeft gelijk, Reyan,’ zei Sohra. Haar stem was hard, alsof ze zich zo ver mogelijk bij emoties vandaan probeerde te houden. ‘Wat wij hebben gedood, was enkel hun sterfelijke lichamen.’ Hij wilde zijn hoofd wegdraaien, maar ze knipte in haar vingers. ‘He, kijk me aan.’
      Hij deed terughoudend wat ze zei. Haar blik was fel, alsof ze haar boodschap met haar ogen in hem probeerde te branden, diep in zijn brein te graveren. ‘Dit was niet jouw schuld. Hoor je me? We hadden geen keus. Een misstap en we waren zelf in dat graf geëindigd, dat weet je. Je hebt de juiste beslissing genomen. Geen makkelijke, maar de juiste.’
      Hij bleef haar lang aankijken, maar ze wendde haar blik geen seconde af. Hij deed dat wel. Hoe zeer hij die woorden ook wilde geloven, ze drongen niet tot hem door.
      Een stilte daalde neer over de groep. Niemand wist echt meer wat te zeggen, wat te doen. Fay stond roerloos en stilletjes naast hem, terwijl Sohra als haar evenbeeld tussen de bomen ijsbeerde. Ardin zat met zijn rug tegen een boom en staarde voor zich uit, terwijl Kyrin verveeld met haar zwaard in de grond sneed. Uiteindelijk was zij degene die hem aankeek en met haar tong klakte. ‘Dus, wat is het plan?’
      Reyan keek haar strak aan. ‘Hoe bedoel je, wat is het plan?’ snauwde hij. Hij sprong op alsof hij door een wesp was gebeten. ‘Er is geen plan meer!’ Zijn stem sneed door de stilte. ‘Begrijp je dat niet? Ons leven, zoals we het kenden, is voorbij. Het moment dat ik dat bevel riep, hebben we alles al verloren. Wat daar is gebeurd,’ hij wees dieper het bos in, waar de lijken van de party onder de aarde lag, ‘heeft ons vogelvrij verklaard. Zelfs als we niet meteen worden geëxecuteerd, kunnen we alles vergeten—ons thuis, onze rangen, onze eer.’ Hij lachte schamper en schudde zijn hoofd. ‘Denk je dat mijn vader nog iets met me te maken wil hebben? Of mijn moeder?’ Hij hoorde het zichzelf zeggen en beet op zijn tong.
      Sohra’s ogen vernauwden zich. ‘Is dat echt alles waar jij je druk om maakt?’ beet ze hem toe. ‘Is dat het belangrijkste nu? Het enige waar jij aan kan denken is de goedkeuring van pappie en die dure naam van je. Waarom houd je je daar nog mee bezig, terwijl het glashelder is dat jouw vader net zo corrupt is als de mensen die hij op zijn voetstuk plaatst? De Gilde is verrot, Reyan, en onschuldige mensen betalen de prijs. Dat is waar je je zorgen over zou moeten maken.’ Haar stem trilde van woede.
      ‘Sohra..’ Fay stak sussens haar handen naar haar uit, maar Sohra zwaaide ze met haar arm weg. ‘Nee, Fay. Ik ben dit gezeik spuugzat. Hij mag de waarheid een keer onder ogen komen, want wij-’ Ze maakte wilde gebaren met haar handen, haar ogen groot en fel, ‘zijn nu vogelvrij. Geen eer meer, geen rangen en geen geld. En je denkt dat jij de enige bent die daaronder lijdt? Ik heb een zieke moeder en een klein zusje die niet voor zichzelf kunnen zorgen. Als ik geen inkomen verdien, dan sterven zij de hongerdood. Kyrin zal waarschijnlijk weer de straat op moeten, Ardin kan niet naar huis want zijn familie zal door deze schande al hun klanten kwijt raken en failliet gaan, en Fay..’ Ze keek het meisje aan die met tranende ogen haar hoofd boog. ‘Zij moet terug naar die eikel van een vader puur omdat ze geen andere keuze zal hebben en je kan met zekerheid zeggen dat ze dan haar vrijheid voorgoed kwijt is.’
      Ze wendde zich weer tot Reyan, woede brandde in haar ogen zoals hij nog nooit had gezien. ‘En jij? Jij zit hier te jammeren over je eer, alsof dat het enige is dat telt. Alsof wij niets beters te verliezen hebben.’ Haar handen balden zich tot vuisten, haar ademhaling zwaar, alsof ze zich maar net onder controle kon houden. ‘Gruwelijk egoïstisch.’ Haar handen balden zich tot vuisten, haar ademhaling was zwaar, alsof ze zich maar amper onder controle kon houden. Ze deed een stap naar voren, haar stem ijskoud. ‘Als ik kon kiezen tussen eer en de mensen van wie ik hou, zou ik zonder aarzelen alles voor hen opgeven. Maar die luxe heb ik niet. Niemand van ons heeft die luxe. Dus hou op met zelfmedelijden en bedenk wat we wél kunnen doen.’
      Reyan dacht dat hij zou ontploffen, maar voordat hij een stap in Sohra’s richting zette, wees ze waarschuwend naar hem. ‘Zet nog een stap dichterbij en, bij alles wat je heilig is, het zal je laatste zijn.’
      ‘Genoeg!’ brulde Ardin. Zijn stem echode door het bos en joeg de vogels van de takken. ‘We zitten al tot onze nek in de problemen zonder dat jullie elkaar de keel door willen snijden. Dit helpt de situatie niet.’ De stilte die volgde was ijskoud.       Hij keek hen een voor een aan. ‘Wat gebeurd is, is gebeurd. Daar kunnen we niets meer aan veranderen.’ Hij keek Reyan recht aan. ‘Wat we wel kunnen veranderen is de toekomst van onze burgers. Als er corruptie heerst in de Gilde en jouw broer is de enige die de waarheid kent, dan zijn we het onze burgers verschuldigd iets te doen.’
      ‘Je wilt naar Aracryss?’ vroeg Kyrin en Ardin knikte. ‘Het is onze enige optie.’
      ‘We weten niet eens of die kerel nog leeft,’ verzuchtte Kyrin, maar Ardin maande haar tot stilte met een scherpe blik.       ‘Hij is de enige die weet wat er is gebeurd - hoe die infectie is ontstaan. Het is de enige kans die we hebben om antwoorden te krijgen en om oplossingen te vinden.’
      Fay liet een kleine snik ontsnappen. ‘En de party? We kunnen ze toch niet hier achterlaten? Hun families zullen ongerust worden en-’
      Ardin zuchtte. ‘Fay, we moeten nu aan onszelf denken. Zodra de Gilde hier lucht van krijgt, of van onze locatie, is het met ons gedaan. We zijn moordenaars. Daar is geen genade voor.’
      ‘Dat weet je niet.’ Fays stem trilde. ‘We kunnen het uitleggen. De infectie-’
      ‘Hou op, Fay,’ sneerde Sohra. ‘Als je tere hartje het niet aan kan, dan mag je je van mijn part aan de strop laten hangen, maar Ardin heeft gelijk.’
      Fay strekte haar armen strak langs haar lichaam, haar handen samengeknepen. ‘Nou, sorry dat ik nog compassie heb voor wat wij zojuist hebben aangericht.’
      Sohra drukte haar vingers tegen haar slapen, alsof ze een hoofdpijn probeerde te onderdrukken. ‘Denk je niet dat ik het vreselijk vind wat hier is gebeurd?’ zei ze met een rauwe stem. ‘Maar er is niets dat we kunnen doen. De wet is de wet. De moord op een andere party wordt betaald met een evengrote prijs.’ Ze keek Fay fel aan. ‘En ik ga die niet betalen voor het beschermen van mijn eigen leven.’
      Een ijzige stilte viel over de groep. Reyan voelde zijn hart bonzen in zijn borstkas, maar hij wist geen weerwoord te vinden. Er brandde een ziedende woede in zijn borst – zijn ego ongetwijfeld, schaamte en vernedering dat alleen maar versterkt werd door de realiteit dat Sohra gelijk had.
      Kyrin zuchtte. ‘Nou, ik weiger mezelf vrijwillig in de strop te laten hangen,’ zei ze en plukte een onzichtbaar stofje van haar jas. ‘Als een van jullie besluit je op een presenteerblaadje aan te bieden, prima. Maar ik ga niet mee.’
      ‘Ik ook niet,’ zei Sohra fel. ‘We gaan naar Aracryss.’
      Ardin keek Fay streng aan, zweet parelde op zijn voorhoofd, ondanks dat de buitenlucht koel was. ‘Fay?’ Ze leek op te schrikken van zijn stem en keek de groep aarzelend rond. Ze zuchtte diep en zei zachtjes: ‘Ik wil niet terug naar mijn vader.’
      ‘Dat is dan duidelijk.’ Nu wendde Ardin zich tot Reyan. ‘Jouw beslissing, chef.’
      Reyan stond verlamd. De vele afwachtende ogen schroeiden alsof er brandende kolen aan zijn huid plakten. Zijn keuze. Hij voelde zich ineens verpletterd door de keuzes die hij al had gemaakt, en de keuzes die voor hem waren gemaakt. Sohra had gelijk. Zijn gehele jeugd had hij geweten wie hij moest worden– een krachtige Grimmer, de zoon van een voornaamste familie, de trots van zijn familie. Elke keuze was voor hem uitgeschreven en elke keuze die hij vervolgens gemaakt had, was om dat te bereiken. Elke keuze, tot de aanval op het dorp. Dat was de eerste keer dat hij echt ergens voor vocht.
      Zijn vrienden wisten waarvoor ze vochten. Familie, vrijheid, gerechtigheid. En hij? Hij had zichzelf voorgehouden dat hij hetzelfde deed, maar in werkelijkheid was het altijd de erfenis van zijn familienaam geweest die hem voortdreef. Als hij dat verloor—of beter gezegd, die goedkeuring—wat bleef er dan van hem over? En welke eer had die naam nu, wetende dat corruptie die naam al had besmeurd? Wat had hij nou eigenlijk te verliezen, behalve de persoon die hij dacht dat hij moest zijn, wie hij zo lang hoopte te worden? Zou die persoon de wereld echt voor hem openen? Of zou hij vechten voor iets waar hij in geloofde, ongeacht wat zijn familie van hem wenste?
      Zijn keel voelde droog toen hij opkeek. Hij keek Ardin aan en knikte. ‘We gaan naar Aracryss.’




Reageer (2)

  • Ringwraith

    Wauw dit was zo'n goed hoofdstuk! Al Reyans gevoelens de ruzie, well done!

    7 maanden geleden
  • LynnBlack

    Go Sohra, nooit gedacht dat ik dit ging zeggen, but she's making sense!

    7 maanden geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen