Level 43


Reyan had nog nooit zo ver naar het oosten gereisd. Een golf van opluchting spoelde over hem toen ze na een dag rijden de grenzen van Ardanor achter zich lieten en de ruige bergpassen van Valria aan de horizon voorbij gleden.
Aracryss was niet ver meer. Wat hem daar te wachten stond, wist hij niet, maar alles was beter dan blijven waar hij was. Elke mijl binnen de grenzen van Ardanor had hij op scherp gestaan. Geen moment had hij zich veilig gevoeld. Zijn schouders voelden stijf van het constante omkijken, zijn maag brandde van zorgen. Telkens wanneer hij soldaten passeerde, hield hij zijn hoofd laag, zijn capuchon diep over zijn gezicht getrokken. De gedachte dat iemand de lijken in het bos had gevonden en de Gilde op hun spoor had gezet, bleef als een gif in zijn gedachten sluipen. Elke verkeerde blik, elke fluistering op de markt - ze konden niet voorzichtig genoeg blijven.
‘Ik stel voor dat we bij het verwoeste onderzoekscentrum beginnen,’ opperde Fay met een klein stemmetje. Ze had de hele weg niet veel gezegd - eigenlijk had niemand dat echt - en zat ongetwijfeld met dezelfde vragen als Reyan in gedachte. Welke rol had haar familie hierin gespeeld? Zouden hun families onder een hoedje spelen? Hoe diep ging dit allemaal?
‘Misschien dat we daar een aanwijzing vinden over de verblijfplaats van Maddox.’ Fay keek hem vragend aan, maar Kyrin draaide zich om vanaf Sohra’s paard. Het meisje had een onberispelijke evenwicht, hoe ze in kleermakerszit op de wiebelende billen van het paard kon blijven zitten was Reyan een vraag. ‘Als het zo makkelijk zou zijn, dan had de Gilde hem ook al opgespoord, Faytje.’
Fay sloeg haar armen over elkaar. ‘Als je een ander idee hebt, dan hoor ik het graag.’
Kyrin haalde haar schouders verveeld op. ‘Nee, dat niet.’ En ze draaide zich weer om. Fay rolde haar ogen. Reyan kon niet ontkennen dat ze het met beiden eens was. Hij had niet meer over Maddox gehoord sinds zijn broer was verstoten en kennelijk kende hij zijn broer minder goed dan hij had gedacht. Reyan had geen idee waar Maddox al die jaren mee bezig was geweest. Hij had zich altijd afgevraagd waarom zijn broer geen brieven had gestuurd, maar legde de schuld daarvan bij zijn vader neer - bij schaamte wellicht, maar nu vroeg hij zich af of zijn broer überhaupt nog wel leefde. Het moest wel. Die hoop moest hij houden om aan antwoorden te kunnen komen.
Op een dagdeel rijden van de grens zetten ze kamp op, aan de rand van een open plek waar de bomen dunner stonden en de eerste tekenen van Aracryss voelbaar werden. Sohra rolde mokkend haar slaapmat uit over de harde, wortelrijke bosgrond. ‘Wat ik niet zou doen voor een zacht matras.’
Kyrin grinnikte terwijl ze steunend tegen een kromgegroeide berk op een appeltje knaagde. ‘Doe daar maar meteen een warm bad bij voor die stank van je.’
Sohra hief een wenkbrauw, een flauwe lach gleed over haar gezicht. ‘Ik ga niet eens in discussie. Ik stink.’ Ze wees met haar duim over haar schouder. ‘Maar lang niet zo erg als die vent van me.’
Ardin lag op zijn zij op de grond, zijn hoofd onder zijn opgerolde slaapmatje. Hij reageerde niet toen Sohra hem met de punt van haar laars in zijn rug porde. ‘Ga me niet zeggen dat je nu al ligt te slapen.’
Er kwam alleen wat gebrom van zijn kant. Toen Sohra zich over zijn gestalte bewoog en zachtjes tegen hem fluisterde, hoorde Reyan niet meer wat ze tegen elkaar zeiden. Hij gooide wat extra takjes op het vuur en staarde naar de groeiende vlammen. Reyan wist niet zeker of hij jaloers was op hun ontspanning of dat het hem juist frustreerde hoe moeiteloos ze de spanning elke avond van zich af lieten glijden - ruimte konden maken voor grapjes. Hij kon dat in ieder geval nog niet.
Sohra stapte langs hem heen en griste haar boog van de grond. ‘Ik ga kijken of ik wat hazen kan vangen.’ Ze wierp een korte blik naar Ardin, die roerloos op de grond lag, en liep vervolgens richting de open velden, waar de horizon langzaam rood kleurde door de ondergang van de zon. Niet veel later keerde ze terug met drie hazen. Het was niet veel, maar ze hadden in ieder geval warm vlees om op te kauwen. Reyan wilde zich omdraaien naar Ardin om hem een stuk haas aan te bieden, maar Sohra schudde haar hoofd. ‘Laat hem maar even slapen,’ zei ze, ‘hij wordt wel wakker zodra zijn maag begint te rommelen.’ Haar ogen gleden even naar Ardin, en Reyan dacht dat hij een zweem van bezorgdheid in haar blik zag verschijnen. Ze lachte het in ieder geval gauw weg en zette haar tanden in het gebraden vlees.
Kyrin trok na het eten haar mantel wat dichter om zich heen en geeuwde luid. ‘Als iemand me vannacht wakker maakt zonder levensbedreigende reden, dan zal Hycon me wreken.’
Fay en Sohra lachte zachtjes vanaf hun eigen slaapmatjes. Reyan gooide de laatste takken bij het vuur - hopelijk hield deze het dan vol tot de ochtend. Achter hem klonk het zachte gesnurk van Ardin. Hij was niet meer wakker geworden voor het avondmaal, dus ze hadden hem maar laten liggen. Blijkbaar had hij de rust nodig. Dat nam Reyan hem niet kwalijk, ze konden allemaal wel een goede nachtrust gebruiken. Afgelopen dagen hadden ze kortere nachten gemaakt om zo snel mogelijk bij de grens te komen, maar vannacht zouden ze slapen tot de zon hen zou wakker maken. Ardanon en Valria waren druk bezochte regio’s, maar Aracryss had weinig bevolking, waardoor Reyan die rust ook durfde te nemen.
Toch dreven zijn gedachten de slaap nog weg. Hij had geen idee wat hij kon verwachten van het onderzoekscentrum, of hij het werk van zijn broer zou kunnen lezen. Het idee dat hij misschien antwoorden zou vinden, mengde zich met de angst voor wat die antwoorden zouden kunnen betekenen. Hij draaide zich om en perste zijn ogen dicht.
De volgende ochtend werd hij wakker door de zachte stem van Sohra, die op gedempte toon tegen Ardin praatte. Reyan wreef een hand over zijn gezicht en rekte zich uit. Zijn rug protesteerde met een reeks krakende gewrichten, en hij vervloekte de harde bosgrond. Dat zachte bed klonk ineens minder belachelijk.
Hij keek opzij naar zijn vriend, die met tegenzin een stuk koud hazenvlees knaagde. ‘Lang zo lekker niet als het koud is,’ mompelde Ardin met slaperige ogen toen hij Reyan opmerkte. Zijn gezicht toonde sporen van vermoeidheid en Reyan vroeg zich af hoeveel zijn vriend echt had geslapen. De dikke wallen en rode wangen spraken boekdelen.
‘Gisteren was je niet wakker te krijgen.’ Reyan kwam overeind en rolde zijn matje op. ‘Ardin die een maaltijd overslaat? We maakten ons al zorgen.’ Hij ontving een scheve grijns voor zijn luchtigheid. Ardin wreef in zijn nek en haalde zijn schouders op. ‘Ik denk dat de chaos van de afgelopen dagen een beetje hun tol begint te eisen.’ Hij kneep in zijn schouder. ‘Heb ook voor het eerst in maanden weer echt spierpijn.’
Sohra glimlachte flauwtjes en drukte haar voorhoofd kort tegen de zijne. ‘Je bent niet de enige die dat zo voelt. Hopelijk vinden we Maddox snel, dan kunnen we eindelijk wat dingen rechttrekken.’
Reyan staarde even naar het koppel. Hij wist niet zeker of hij Sohra’s hoop kon delen. Het voelde niet alsof ze iets aan het rechttrekken waren—eerder alsof ze zich steeds dieper in iets onontkoombaars begaven. Zonder verder nog woorden te verspillen braken ze het kamp af en vertrokken weer.
In de uren die volgden brandde het verlangen naar antwoorden steeds feller.
De Gilde corrupt.
Het klonk nog steeds onvoorstelbaar. Hoe kon een organisatie, gebouwd op eer en bescherming, zo diep zijn gevallen? Het kon toch niet zo zijn dat ze allemaal corrupt waren? Zijn gedachten dwaalden af naar Tamala, hun eigen Gildemeester. Zij had fier achter hen gestaan toen ze de Raad wilden waarschuwen. Hij kon het zich niet voorstellen dat zij hier een hand in had. Net zo min dat hij het zich kon voorstellen dat zijn vader hier iets mee te maken had. Net zo min als dat hij kon geloven dat zijn vader hierbij betrokken was. Zijn vader, die altijd met zoveel lof over de Gildemeesters sprak, die de eer van hun familie als iets heiligs beschouwde. De man die hem had geleerd dat hun naam stond voor rechtvaardigheid en bescherming. Zijn maag kneep samen bij de gedachte dat het misschien allemaal een leugen was. Hoeveel eer bleef er nog over als status en titel belangrijker waren dan de levens van de mensen die zij zwoeren te beschermen?
Niet ver over de grens stuitte ze op het eerste dorpje. Reyan had zijn ogen op de kaart gericht, maar in vergelijking met de meer dichtbewoonde gebieden, was er niets op de kaart waar hij uit kon opmaken dat ergens een drukbezocht onderzoekscentrum zou zitten. De dorpen lagen hier verder uit elkaar en leken haast op de kaart te vervagen tussen de uitgestrekte, vale vlaktes. De grond was op sommige plekken zo drassig dat Reyan goed kon begrijpen dat je niet overal een nederzetting kon plaatsen. De huizen zouden zo in de grond wegzakken. Dat was al goed te zien aan de benen van hun eigen paarden.
‘Kunnen we hier even stoppen?’
Reyan keek op, een frons vormde zich boven zijn ogen terwijl hij Ardin aan keek. Zijn vriend knikte. ‘Even mijn benen strekken.’
‘Aracryss heeft niet veel dorpen,’ zei Fay schouderophalend. ‘Dan kan ik hier ook even wat proviand halen.’
Reyan beet op zijn lip. ‘Moeten we dat wel doen? Wat als we herkend worden?’
Kyrin snoof spottend. ‘Jongen, je hebt echt niet zo’n bijzonder gezicht dat mensen je meteen onthouden.’ Met een speelse sprong hupste ze van Sohra’s paard naar Eryx, die protesterend zijn hoofd schudde toen haar voeten zijn achterwerk raakten. Ze lachte en trok zijn capuchon over zijn hoofd. ‘Kijk, zo. Niemand die je herkent.’
‘Erin. Eruit,’ voegde Sohra eraan toe terwijl ze haar pijlkoker controleerde. ‘Ik heb sowieso extra pijlen nodig.’
Reyan zuchtte en trok met tegenzin aan de teugels. ‘Goed dan.’ Hij keerde Eryx naar de rand van het dorp, terwijl Kyrin nog steeds boven hem uittorende, haar handen losjes op zijn schouders. Met een soepele beweging liet ze zich van het rijdier glijden en bond Eryx vast aan de houten balken buiten het dorp. ‘Laten we dit snel doen,’ mompelde ze, terwijl haar ogen de straatjes aftastten.
‘Waarom blijf jij niet even bij Ardin, Ky,’ zei Sohra zoetjes. ‘We zijn snel terug en kunnen het ons niet veroorloven dat we jou straks kwijt zijn.’ Kyrin sloeg haar armen beledigd over elkaar, maar ze ging niet verder in discussie. ‘Alleen als je mij een slijpsteen brengt.’
Sohra schonk haar een knipoog. ‘Neem ik voor je mee.’ Ze wendde zich tot Ardin. ‘Jij nog wat nodig?’
Ardin schudde zijn hoofd en keek afwezig naar de groen begroeide heuvels achter het dorp. Sohra haalde haar schouders op, klopte haar paard in de hals en liep het dorp in.

Reageer (2)
ohnooooo ik heb het gevoel dat er wat goed mis is met Ardin...
6 maanden geledenZo, ik ben weer bij
7 maanden geleden