Foto bij When she cries. 2/3

2. De begrafenis


Zaterdag. De dag van de begrafenis. Ik was al wakker van 3 uur ’s nachts, maar ik kon de slaap niet meer vatten. Ten einde raad ben ik dan maar om 7 uur opgestaan.
Een tijdje later keek ik op mijn uurwerk en zag dat ik nog twee uur de tijd had om me klaar te maken en in de kerk te staan.
Ik liep naar mijn kast en haalde er een zwarte jeans en een zwart shirtje uit. Ik nam mijn make-up mee en liep de badkamer in. Klaar om me voor te bereiden op waarschijnlijk één van de ergste dagen van mijn leven.
Ik zette de douche aan en ijskoud water kwam uit de douchekop, snel opende ik de warme kraan en de watertemperatuur werd meteen een stuk warmer. Ik stond lang onder de douche, maar uiteindelijk stapte ik er toch uit, want zo veel tijd had ik niet meer.

Ik trok dus vlug mijn kleren aan, bracht snel een laagje oogschaduw aan, poetste mijn tanden en wanneer ik daarmee klaar was, ging ik naar beneden om te ontbijten. Ik smeerde vlug een boterham met choco en met die in mijn handen liep ik naar de tv. Ik liet me in de zetel ploffen, terwijl ik naar TMF zapte. Hoe beroerd ik me ook voelde, een portie muziek kon er altijd in. Mijn kamer was het bewijs daarvan. Mijn stereo stond non-stop aan, mijn vloer was bezaaid met muziektijdschriften, mijn kast zat vol met cd’s en mijn muren waren behangen met posters van mijn favoriete bands.
Op TMF was niets zinnigs te horen en ook JIM zond niets interessants uit. Ten einde raad liet ik hem maar op het journaal staan.
”Schat, ben je klaar? Over een halfuurtje zou je in de kerk moeten staan…”
”Ik moet alleen nog maar mijn schoenen aandoen. Dan kan ik gaan.”
“Oké, moeten we brengen? Of ga je met de fiets of te voet?”
”Ik ga te voet. Het is goed, ik red me wel…” En met die woorden ging ik naar mijn kamer, op zoek naar mijn schoenen die zich ergens onder de vele tijdschriften verstopt leken te hebben. Na een paar minuten zoeken had ik eindelijk mijn vertrouwde rode allstars gevonden. Ik trok ze aan en slofte de trap af naar beneden. Daar aangekomen greep ik naar mijn jas en met die in mijn hand liep ik naar buiten, op weg naar de hel…

Na een tiental minuutjes wandelen was ik aan de kerk toegekomen, schoorvoetend liep ik die binnen. Toen ik binnenkwam stopte ik even met ademen. Al dat volk! En die waren allemaal gekomen voor mijn beste vriendin, Lieke. Toen ik al dat volk zag zitten kreeg ik het even benauwd.
Dagen had ik geschreven aan het tekstje dat ik straks zou moeten voorlezen. Ik had er mijn hart en ziel ingestopt, en wat als die mensen het gewoon belachelijk zouden vinden en me ermee zouden uitlachen? Dan stond ik daar mooi vooraan met dat blaadje in mijn handen…
Nog steeds peinzend over hoe het straks zou lopen hoorde ik hoe iemand naast me kwam zitten. Ietwat nieuwsgierig keek ik naar de persoon links van me en staarde recht in een paar bruine ogen. De ogen die zo hard op die van Lieke leken, de ogen die maar van één iemand konden zijn: Aaron. Wat kwam hij naast me doen?
Veel tijd om te piekeren had ik niet. Wanneer ik net mijn mond wou opendoen om de vraag die daarnet in mijn hoofd spookte aan hem te stellen, begonnen de klokken aan hun lied en stapte de pastoor de kerk binnen.
De pastoor was een oude, maar zeer vriendelijke, man. Hij heette Mark en zijn precieze leeftijd wist ik niet, maar ik schatte hem rond de vijftig. Hij had niet zo veel haar meer (en het weinige dat hij nog had was grijs), maar zijn grote, blauwe ogen straalden vriendelijkheid uit. Hij was niet erg groot, een bierbuikje begon zich te vormen en misschien zorgde dat ervoor dat hij wel eens ‘grootvader van het dorp’ werd genoemd. Maar dat vond hij niet erg, integendeel, hij hield ervan als mensen een babbeltje met hem sloegen. Hij was dan ook de vriend van iedereen.
”Hallo en wees welkom. Vandaag zijn we allen samengekomen om afscheid van onze vriendin Lieke te nemen, die maandag is omgekomen in het ongeval waar jullie vast en zeker van gehoord hebben. Maar voor we met deze afscheidsviering beginnen, zou ik samen met jullie het kruisteken willen maken. In de naam van De Vader, De Zoon en De Heilige Geest. Amen.”
De rest van de woorden van Mark gingen als een waas over me heen. Ik staarde voor met uit, terwijl de tranen over mijn wangen stroomden. Ik was er niet bij met mijn gedachten, en schrok dan ook wakker toen Mark zei dat de mensen die een tekstje hadden voorbereid naar voor moesten komen. Daar hoorde ik dus ook bij… Ietwat zenuwachtig griste ik mijn blaadje waar ik mijn tekst had opgekrabbeld uit mijn broekzak, en daarna liep ik naar voor, waar de ouders van Lieke, Aaron en Lieke haar oma ook al stonden.

Wanneer de begrafenis afgelopen was, de kerk verlaten was en ook ik aanstalten maakte om naar huis terug te keren, werd ik tegengehouden door Aaron.
”Janne, bedankt dat je bent gekomen.”
”Ik moest wel, ik wou afscheid van haar nemen. Ik mis ze zo..”
”Weet ik, weet ik… Ik mis haar ook…” Hij wreef even troostend met zijn hand over mijn rug. “Maar gisteren zat ik op haar kamer en vond ik dit.” Hij haalde een rood schrift boven, ik keek er vragend naar.
“Haar dagboek,” verklaarde hij.
”Ooo..”
”En ik vind dat het voor jou is,” hij gaf me het dagboek en praatte verder, “omdat ik weet dat je van haar hield en dat ze dit vroeg of laat toch allemaal aan jou zou verteld hebben. Ik vraag maar één iets: draag er goed zorg voor.” En met die woorden liep hij de kerk uit, mij alleen en met een vreemd dagboek in mijn hand achterlatend.

Reageer (11)

  • lunarosa

    wat prachtig

    1 decennium geleden
  • Nikki4ever

    De tranen staan in mijn ogen!
    Ofterwijl geniaal verhaal!

    1 decennium geleden
  • Eventually

    OMG, het is echt mooi!
    xx

    1 decennium geleden
  • Leaf

    Omg echt mooi !

    1 decennium geleden
  • ClumsyMolly

    Zo mooi, omg kben bena aan het wenen

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen