Foto bij 6.3 The last fight

Aliance.

Een grote teleurstelling vloeide door mijn lichaam. Het was niet leuk. We hadden verloren. Ik riep wel tegen haar dat het haar schuld was, maar (dit deed pijn om te zeggen) het was ook deels mijn schuld. Haar schuld was natuurlijk groter en… Laat ook maar.
De directeur kwam op ons afgelopen. In zijn ogen lag een pijnlijke blik. Hij zag gewoon dat we pijn hadden. Ja, mijn schenen deden pijn. Ze had me net geen krukken gegeven. En ik haar net geen kotsaanval ofzo. Nog steeds hing ik in Edwards armen. Waar bemoeiden die jongens zich eigenlijk mee? Dit was niet hun strijd.
“Meisjes toch,” mompelde de directeur toen hij binnen onze gehoorafstand was. De kantine was doodstil. Ze wachtten gespannen af op het vonnis van de directeur. Wat zou ons eerste klusje zijn? Wc’s schrobben? Van die bordenwissers uitkloppen en onze longen verknallen? De hele kantine weer schoonmaken? Schoffelen? In de kantine werken? “Wat moet ik toch met jullie aan?”
Paloma en ik keken beiden teleurgesteld. We hadden verloren terwijl wij dus niet wilden verliezen. Ergens was mijn woede verdwenen en toch was ik nog boos op dat kreng voor me.
De directeur zuchtte even en bekeek ons even. “Ik zie niet in waarom jullie de weddenschap links hebben laten liggen om te gaan vechten,” begon hij. “Dat was het toch helemaal niet waard? Al die klusjes?”
Paloma en ik zeiden niets. We keken alleen naar de man voor ons die ons straks naar de hel stuurde.
De directeur haalde zijn wenkbrauwen op. Verwachtte hij nou een antwoord?
“Nee, het was het niet waard,” verbrak mijn stem de stilte. “Ik denk dat we de weddenschap vergaten door de woede.”
“Dat denk ik ook,” mompelde Paloma instemmend.
De directeur bleef nog even stil. “Laten we het zo doen…”
Paloma en ik keken hem raar aan. Wat had hij in gedachten? Dat klonk alsof hij het door de vingers zag, maar wat was dat addertje onder het gras? Wilde ik dit wel weten?
“Ik zie het door de vingers,” ging hij verder.
“WAT?!” weerklonken de stemmen van mij en Paloma blij. Zelfs al hadden we het beiden een beetje verwacht door dat ‘Laten we het zo doen’. Het was nog altijd een hele verrassing dat die man dat deed. Eerlijk gezegd snapte ik die man niet. Hij had nooit écht werk, omdat iedereen braaf was. En nu had hij eindelijk werk, zag hij het door de vingers!
Door de hele kantine werd gefluisterd van verbazing. Ik ving een paar dingen op als: “Waarom ziet hij het door de vingers? Die meiden zijn gevaarlijk voor de samenleving.” “Dat is gewoonweg niet menselijk.” “Is hij gek geworden?” “Straks denken ze nog dat ze alles mogen.” Door de woorden werd ik pissig, maar ook… Ik wist het niet. Het deed pijn om te horen. Eigenlijk hadden Paloma en ik een hele slechte reputatie. Ik schudde die gedachten van me af. Niet waard.
“Ja, ik zie het door de vingers, maar…” De directeur keek ons met een onschuldige glimlach aan. “… jullie gaan aardig tegen elkaar doen. Geen boze blikken et cetera. Desnoods negeren jullie elkaar maar. Het maakt me niet uit. Maar geen gevechten, geen kwade woordwisselingen en geen boze blikken.”
“En als we het wel doen?” vroeg Paloma en ze kneep haar ogen samen.
Dit was een onmogelijke opgave. Hoe konden we nou áárdig tegen elkaar gaan doen? Alhoewel, negeren klonk goed. De rest van de dagen (wat nog maar drie waren) was niet zo heel erg.
“Dan moeten jullie twee weken slaafjes worden. En dit keer meen ik het echt. Ik geef jullie een tweede – of ondertussen een derde – kans. Verspil hem niet.” De directeur keek ons streng aan. “En de weddenschap loopt nog gewoon tot vrijdag. Dus die drie dagen houden jullie wel vol, hè?”
Het bleef stil tussen Paloma, Edward, Jasper, de directeur en mij. Maar de rest van de kantine stond op zijn kop. Ik bleef luisteren naar wat zij ervan vonden. Misschien vond ik daar stimulatie in.
“Dat houden ze nooit vol.”
“Wedden dat ze het nog geen dag uithouden?”
“Een lesuur, niet meer.”
“Dit wordt grappig. Ik hoop dat ze leuke opdrachten krijgen van de leraren en conciërges.”
“Echt wel, zal ze goed doen.”
“Die meiden hebben zo’n kort lontje… Ze houden het echt niet vol.”
Weer werd ik ontzettend chagrijnig. Nee, chagrijniger dan chagrijnig. Ik werd kwaad om de woorden die ik opving. Ik ging deze weddenschap volhouden. No mather what.
“Deal,” zei Paloma met opeengeklemde kaken.
“Mooi,” knikte de directeur. “Niet vergeten: jullie laatste kans.” Daarmee verliet hij de kantine. Vrolijk fluitend, terug naar zijn kleine kantoortje. De kantine stond een seconde later nadat de directeur uit zicht was in rep en roer. Paloma en ik waren beiden verbaasd en verward over net was gebeurd. Waarom had hij ons nou een tweede kans gegeven? Dat hoorde hij gewoon niet te doen. Ik wilde niet zeggen dat ik alsnog straf wilde, dit was te mooi om waar te zijn. Maar toch. Het was zo raar.
“Daar zijn jullie echt goed vanaf gekomen,” zei Edward. Ik hoorde de grijns gewoon in zijn stem. Ik keek naar de andere twee voor ons. Jasper had ook een grijns en het gezicht van Paloma was ook nog altijd verbaasd. Zachtjes schudde ik mijn hoofd. Vervolgens keek ik op naar Edward. Er lag inderdaad een grote grijns op zijn gezicht. Zijn klemmende armen om me heen waren op één of andere manier wel aangenaam.
“Zeg dat wel, wat hebben we eigenlijk een softie als directeur,” voegde Jasper eraan toe.
“Beter,” mompelde ik. “Edward, laat me los.”
“Ik ben geen hond,” zei Edward verontwaardigd achter me. Hij maakte geen aanstalten om me los te laten en me braaf op de grond neer te zetten. Wat zou hem overtuigen? Misschien als ik alsjeblieft eraan toevoegde. Het was het proberen waard.
“Alsjeblieft?” Onschuldig keek ik weer in zijn gezicht.
Hij glimlachte en hij zette me op mijn benen neer – wat nog pijn deed van de trap van Paloma. Ach, het ging wel weer over. Ik ging niet klagen en vooral niet opgeven. Niet zolang ik Aliance Carter heette.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen