Ik dwaalde door de straten. Het leek wel eindeloos. Mijn voeten smeekten om rust maar mijn koppigheid overwon weeral. De jeans die ik droeg was zo goed als helemaal gescheurd en het T-shirt was al even niet meer herkenbaar. Ik voelde me goed, bevrijd. Maar toch nog zo boos, zo verdomd slecht. Ik had weer een zoveelste ruzie met mijn ouders erop zitten. Mijn droom staat in de weg van mijn punten in school. mijn zo onmoggelijke droom: songwriter worden. Mijn rapport was allesbehalve wat mijn ouders ervan verwachtte en mijn gedachten waren overal behalve op school.
De weerkaatsing van de lichten op het gladde wegdek was een mooi zicht. Ik hield ervan om na regen te gaan wandelen. Enkel was ik nu niet gaan wandelen. Ik was weggelopen. Of dat dacht ik toch.
Mijn leven dat tot mijn 17de heel gewoon leek, met af en toe wat bergen en dalen, leek nu te zijn betoverd tot een hel. Ik wist niet meer wat mijn zekerheden waren. De gebeurtenis die mijn heel leven

De telefoon rinkelde. Ik vond het naar eigen zeggen nog geen tijd om op te staan dus bleef ik nog even liggen. Mijn ogen waren nog niet dicht geweest na de telefoon die door het huis rinkelden. Mijn oren stonden gespitst maar konden niets horen. Even later hoorden ik duidelijke voetstappen op de trap. De trap die naar mijn kamer leidde. Mama kwam binnen en keek me aan. ‘het rusthuis heeft gebeld, het gaat niet goed met bompa.’ Ik schoot wakker en vroeg direct of het erg was. Mijn mama wist ook nog van niets. Zij zou naar het rusthuis gaan waar mijn opa al een tijdje in coma lag. Ik naderhand moest mijn allerlaatste examen afleggen en was door het hele voorval zo geschrokken dat de antwoorden van het examen mijn hoofd niet uitkwamen met een grote black-out als gevolg. Ik kon niet snel genoeg thuis zijn. En toen ik dat was trof ik een werkende mama aan. Ze kalmeerde me en vroeg of ik die avond mee wou gaan naar bompa. Ik stemde natuurlijk in. De avond was lang en de sfeer was tot een minimum gedaald. Bijna heel de familie was aanwezig want iedereen wist dat dit een van de laatste keren ging zijn. Bompa was helemaal vermagerd en als kennissen hem zo zagen zouden ze denken dat het iemand anders was. De beer die hij ooit was, was omgetoverd tot een dun weerloos mannetje, vechtend voor zijn leven. Wij als omstaander konden enkel denken over wat er nu in zijn gedachten afspeelden.
De volgende dag ging ik werken. Ik vroeg mama om mij te bellen als er iets zou gebeuren. Ik wou zo graag dat hij niet vandaag heenging. Het gedacht dat ik erbij kon zijn wanneer hij doodging was beangstigend voor me maar ook zo geweldig. Het was middag en ik voelde dat iets verkeerd was. Het was alsof ik aanwezigheid voelde van iets dat ik nog nooit eerder had gevoeld. Enkele seconden later ging het trilalarm van mijn gsm af. Met relatief bevende handen probeerde ik op te nemen maar toen ik bij mijn gsm was bleek het niets te zijn. Er was iet mis. Een half uurtje later kreeg ik een gemiste oproep en een gesprek op mijn voicemail. Het beluisteren kon ik niet dus belden ik naar mijn mama. Ik kreeg het slechte nieuws te horen. In de middag op mijn werk.
op mijn kop zetten was nog niet verteerd. 26 maart was het begin, en het einde is nog steeds niet in zicht.

Where is the rainbow, where is heaven?
is there a place you have gone?
I need to know where you are
cause i'm here all alone

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen