Foto bij Anna

Hoofdstuk 4

Anna! Anna! Verschillende gedachten spookten door mijn hoofd maar één daar van kwam iedere keer weer terug: Ze. Mag. Niet. Dood.
In blinde paniek was ik, sinds het bericht van Vrouwe Friburch dat Anna hoge koorts had, wat de symptonen van de Zwarte dood waren. Ik was ook woedend, woedend op God omdat hij mijn gebeden niet had verhoord. Ik schold hem helemaal verrot.. Ik haatte hem, het halve weeshuis was ziek en hij deed gewoon niks!
Ik moest het zelf dan maar doen en verzorgde Anna zo goed mogelijk, dagen zat ik naast haar bed om haar gerust te stellen als ze weer eens wakker schrok uit een nare ijldroom, om haar te vertellen dat het niet echt was en dat alles goed zou komen. Hoewel ik daar zelf steeds meer aan begon te twijfelen.
Een week later kwam de snaveldokter, hij zou Anna helpen te genezen en om te kijken of ze écht de Pest had en alle meisjes moesten in spanning buiten Anna’s kamer wachtten. Ik had gelukkig me een plekje naar de deur gevochten zodat ik er gelijk zou zijn als ik een gil hoorde of de andere meisjes gunden me het gewoon. Ze wisten dat Anna en ik een speciale band hadden.

De snaveldokter vertrok weer en ik rukte de deur open. Maar wat ik daar aantrof was totaal niet wat ik had verwacht. Anna zag er helemaal niet beroerd uit, integendeel zelfs: ze was aan het schateren van het lachen.
“Wat ziet die dokter er toch belachelijk uit!” riep ze naar mij. Verbaasd keek ik haar aan. Waarom had ze zo’n goed humeur, ze was ziek! “Kom” riep ze weer naar mij toen ze zag dat ik ongerust keek “Niet zo veel morgen meisje, het is maar een griepje, is zo weer over zei de dokter. Ik ben niet besmet!
Juichend van blijdschap rende ik haar armen in.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen