Foto bij Drie.

‘Wat?’ vraag ik met een beginnende trillende stem en krijg tranen in mijn ogen. ‘Ik ga er met je vader naartoe, ik ga er vanuit dat...’ verder komt ze niet want ik hoor een auto toeteren en banden piepen, waarna ik een grote knal hoor en de verbinding verbroken wordt. ‘Mam?!’ gil ik. Meteen raak ik in paniek. Iedereen op het schoolplein kijkt me raar aan, maar het kan me totaal niets schelen op dit moment. Oh mijn God! Wat is er gebeurd? Wat nou als ze weg zijn? Als ze dood zijn?. ‘Nee Iris zo mag je niet denken!’ spreek ik mezelf toe. Snel fiets ik naar huis. Daar aangekomen besef ik dat ik er niet in kan. ‘Fijn, kan ik mijn eigen huis niet eens in’ mompel ik. De sloten zijn pas vervangen en ik heb die nieuwe sleutel nog niet. Ik loop een stukje verder en ga daar op de stoeprand zitten. Dan word ik ook nog eens gebeld.
Young hearts, I believe that we are not that far
From becoming who we truly are
Love is on it's way
Klinkt mijn ringtone. Snel neem ik op in hoop dat het mijn moeder is. ‘Hallo?’ vraag ik vluchtig. ‘Hallo met de producer van de film 'Rocking The Dream'. Jij bent Iris toch?’ klinkt de stem aan de andere kant van de lijn. ‘Ja dat ben ik,’ antwoord ik snel. Als dit gesprek maar snel afgelopen is. ‘Hallo, je hebt auditie gedaan maar je bent het helaas niet geworden,’ zegt de producer. ‘Oh, oké, toch bedankt voor het bellen,’ zeg ik op een helemaal niet vrolijke toon. De producer hangt op. Ook ik druk op het rode knopje en zucht. Daarna gaat mijn telefoon weer. Nog sneller als net neem ik op. ‘Hallo?’ vraag ik weer. ‘Hallo, met het ziekenhuis, bent u Iris?’ hoor ik een vrouwenstem zeggen. ‘Ja dat ben ik’ zeg ik. ‘Oké, zou u even hierheen willen komen?" vraagt ze me. Ik stem in en stap weer op mijn fiets, richting het ziekenhuis. Misschien anderhalf uur later zak ik weer op de stoep neer voor mijn huis, huilend. In het ziekenhuis kreeg ik te horen dat mijn moeder bij het ongeluk is overleden en dat mijn vader in een diepe coma ligt. Tranen rollen over mijn wangen en ik verstop mijn gezicht in mijn handen. Mijn schouders schokken en er komen luide snikken uit mijn mond. ‘Ik haat mijn leven,’ mompel ik zacht. Het begint al te schemeren als ik nog steeds buiten zit en de tranen nog steeds als een waterval naar beneden stromen. Dan komt er een grote bus de straat in draaien die door een plas rijd. Meteen ben ik nog eens helemaal nat ook. Zie je wel? Denk ik. Het leven zit mij alleen maar tegen! Een paar meter verder stopt de bus ineens. Een jongen van ik gok zeventien stapt uit. Ik heb geen idee wie want hij heeft een zonnebril en een capuchon op. Hij komt mijn richting in lopen. Oh nee dadelijk is hij een enge ontvoerder of zo! Ik doe gewoon net alsof ik hem niet zie. ‘Hoi, sorry dat we je nat gemaakt hebben,’ zegt hij met een Amerikaans accent. ‘Het is al goed,’ mompel ik terwijl ik nog steeds niet met huilen gestopt ben. ‘Je huilt,’ merkt de jongen dan op en hij hurkt bij me neer. Meteen heb ik zin om tegen hem te schreeuwen. ‘Ja, wel, dat doet iedereen wel eens,’ bijt ik hem toe. Ik ben niet van plan om aardig te gaan doen tegen een vreemde. ‘Ja, eh… Wat is er dan?’ vraagt hij door. ‘Niet iets waar jij je mee hoort te bemoeien,’ antwoord ik. ‘Ik wil je gewoon helpen,’ vertelt hij me, nog steeds vriendelijk. ‘Je kunt me niet helpen. Je kent me helemaal niet en ik ken jou niet.’ De jongen kijkt naar mijn shirt dat ik gisteren met Lisa had gemaakt en kijkt weer terug naar mijn huilende gezicht. ‘Je kent me beter als dat je denkt,’ zegt hij dan en helpt me omhoog. ‘Hè? Waar heb je het over?’ vraag ik. Ik snap hem niet. De jongen doet zijn bril en zijn capuchon af. Oh mijn God, gaat er door mijn hoofd heen. Meteen word ik even duizelig. ‘Je… Je… Je bent Nick Jonas,’ krijg ik er amper uit. ‘Ja, de laatste keer dat ik het controleerde nog wel,’ zegt hij droog. Ik krijg een kleine glimlach op mijn gezicht, ondanks de pijn. ‘Dus je kunt ook nog lachen!’ zegt hij. Ik knik. ‘Dus, nu je me kent, zou je me je verhaal willen vertellen?’ vraagt hij. Huilend en snikkend vertel ik mijn verhaal. ‘Je kan met ons mee,’ zegt hij. ‘Maar ik wil jou en je familie niet tot last zijn,’ zeg ik. ‘Het is al goed, ze zullen het wel snappen,’ zegt hij en leidt me naar de bus. Aarzelend stap ik toch in. ‘Mam?!’ roept hij door de bus. ‘Ja, wat is er schat?’ hoor ik een vrouwenstem vragen en Denise komt op ons afstappen. Dan ziet ze mij staan. ‘Wat is er? Wie is dit?’ vraagt ze haar op één na jongste zoon. ‘Eh… Dit is…’ verder komt hij niet. ‘Wacht, wat is je naam eigenlijk?’ vraagt hij me. ‘Iris’ zeg ik wat verlegen. ‘Ja, dit is dat meisje dat we nat gemaakt hebben en…’ zegt Nick en legt zijn moeder heel het verhaal uit voordat ze er iets op in te brengen heeft. Denise kijkt me na het verhaal medelijdend aan. ‘Je kunt bij ons blijven lieverd, ik zal wat droge kleren voor je pakken,’ zegt ze en loopt weg. Gelukkig ben ik opgehouden met huilen. Twee minuten later komt ze terug met kleren. ‘Ik heb wat kleren van Nick voor je gepakt. Ze zullen wat te groot zijn, maar ze zijn beter als jou natte kleren,’ zegt ze en geeft me de kleren. ‘Ja, dank u wel,’ zeg ik en een kleine glimlach komt weer op mijn mond. ‘Graag gedaan hoor lieverd, ik breng je wel even naar de badkamer,’ zegt ze en loopt met me naar een klein kamertje. Er staat een kleine wc, een kleine douche en een wastafeltje. ‘Je kan douchen om warmer te worden,’ zegt ze en legt een handdoek en washandje op de rand van de wastafel. ‘Dank u wel,’ zeg ik weer en Denise glimlacht naar me. Ze verteld me dat ik haar met je aan kan spreken en sluit de deur achter haar. Meteen draai ik hem op slot. Ik zet de douche aan en kleed me langzaam uit. Als het water warm is stap ik eronder. Tien seconden blijf ik verlamd staan. Daarna aarzel ik of ik Denise's shampoo wel mag gebruiken. Ik gebruik er maar een klein beetje van. Als ik klaar ben met douchen trek ik Nick’s kleren aan. Ze ruiken heerlijk. Nooit geweten dat Nick zo lekker rook. Ook kam ik snel even mijn haar met de borstel die ik in het kastje vind. Ik haal de deur van het slot af en stap de kleine gang weer in. Oké waar moet ik nou weer heen? Ik hoor stemmen uit het wat grotere gedeelte van de bus komen dus loop ik daar maar heen. ‘Ze kan toch bij ons blijven?’ ‘Ja, maar hoe? We zijn maar drie dagen hier en daarna gaan we alweer terug naar Amerika,’ ‘Ja maar pap, dan kan het toch nog? Ze kan toch gewoon mee naar Amerika?’ ‘Als ze dat zelf ook wil, dan denken we er nog wel even over na,’ hoor ik stemmen zeggen. Als ik dichterbij kom zie ik dat het Denise, Paul en Nick zijn. Als een van de drie omkijkt, stoten ze elkaar aan. Binnen een seconden kijken ze allemaal naar mij. Meteen word ik weer verlegen. ‘Daar is ze. Kan je wat meer over jezelf vertellen Iris?’ vraagt Denise en loopt naar me toe. Ze neemt me mee naar de bank die daar staat en duwt me erin. ‘Wel, ik ben Iris en ik ben vijftien jaar oud…’ en zo vertel ik heel mijn levens verhaal. Als ik bij mijn ouders aankom springen de tranen weer in mijn ogen. ‘Het is goed lieverd, je mag gerust huilen,’ sust Denise me, waarna ze me omhelst. Een paar tranen rollen over mijn wang. Toch vertel ik verder. Als ik mijn verhaal afgerond heb komt er een jongen met een klein jongetje op zijn rug de 'kamer' binnen lopen. ‘Mam, we hebben honger, wat eten we?’ vraagt de grootste jongen. Na die zin ziet hij mij zitten. ‘Joseph, niet nu, we gaan zo eten,’ zegt zijn moeder. Joe knikt. ‘Wie is dat?’ vraagt het kleine jongetje terwijl hij van Joe’s rug af springt. Frankie. ‘Dit is Iris. Ze blijft voor een tijdje bij ons, haar grootmoeder is heel erg ziek, haar moeder is net overleden en haar vader ligt op sterven,’ zegt Denise zacht. Frankie loopt naar me toe. ‘Ik ben Franklin, maar ze noemen me Frankie en het spijt me heel erg met wat er met je gebeurt is,’ zegt hij en slaat zijn armen om me heen. ‘Hoi Frankie’ zeg ik en knuffel hem even terug. Als ik hem loslaat loopt hij naar zijn moeder. ‘Wordt zij mijn zus?’ vraagt hij. Denise kijkt hem aan. ‘Dat weten we nog niet schat,’ zegt ze en aait even door zijn haar. Ik kijk naar de grond. Daar heb ik nog helemaal niet aan gedacht. Als mijn vader en oma allebei dood gaan, heb ik niemand meer. Ik wil niet naar een weeshuis. Dan komt Joe naar me toe gelopen. ‘Ik denk dat je wel weet wie ik ben niet?’ vraagt hij. Ik knik. ‘Oké, het spijt mij ook voor wat er met je gebeurt is,’ zegt ook hij en geeft me een kleine knuffel. Ik ben best vermoeid van het hele huilen van toen straks. ‘Je ziet er moe uit, kom hier,’ zegt Denise en brengt me naar een klein kamertje waar net een bed en in nachtkastje in past. ‘Je kan hier slapen, ik zal wat eten voor je overhouden,’ zegt ze lief. Ik knik en kruip in het bed. Ik staar nog even voor me uit en sluit daarna mijn ogen om in een ondiepe, droomloze slaap te vallen

Reageer (2)

  • JonasHead13

    Ik hou nu al van dit verhaal :]

    xoxo

    1 decennium geleden
  • Anoukieex

    snel verderrrr!!!
    super cute!!(H)
    xxxx

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen