23 t/m 30

23.
Ik rende langs de stallen de ingang van Nozomi in en dwaalde rond in de gangen. Ik moest Sayo spreken. Eigenlijk had ik geen idee wat ik tegen hem zou zeggen als ik hem zou vinden, maar ik had gewoon het gevoel dat ik hem moest spreken.
Ik doorzocht alle gangen en lokalen maar nergens vond ik nog een spoor van Sayo. Zou hij zich soms voor mij verstopt hebben? Waarom? Omdat hij mij nooit meer wilde zien?
Probeer het eens in zijn kamer? stelde de stem voor.
Hou eens op met mijn gedachten lezen en mij de hele tijd laten schrikken! gilde ik in mijn hoofd.
Tuurlijk tuurlijk, ga nou maar naar zijn kamer.
Ja, rustig maar. Hoe weet je dat? Zeg, heb je eigenlijk een naam of zo?
Een naam? Ja zeker. Ik sta bekend onder vele namen zoals Matalino, Savi en Aigua maar noem me maar zoals jij dat fijn vind.
Aigua? Oké, ik vind het best.
En ik weet niet zeker of Sayo in zijn kamer is, maar ik heb zo’n mijn gevoelens van wel.
Waarom zei je dat niet eerder, mopperde ik. Ik kreeg geen antwoord van Aigua dus ik ging op weg naar de Jongensvertrekken.
Kun je iets over jezelf vertellen? vroeg ik aan Aigua.
Zoals?
Uh, gewoon. Iets. Ik wil gewoon zeker weten dat ik niet schizofreen ben en tegen een hersenspinsel praat.
Ik verzeker je dat je niet gek in je hoofd bent, Lynn. Nou ja, dát kan ik je niet verzekeren, maar ik kan je wel verzekeren dat ik niet gecreëerd ben door jouw overschot aan verbeeldingskracht.
Ik kon het niet tegenhouden dat ik glimlachte.
Ik leef al sinds de aarde bestaat en dat is lang, héel lang geleden. Miljarden jaren geleden, toen ik nog jong en roekeloos was werd ik geschapen.
Geschapen? Door god? Wetenschap? Heb je, uh, ouders? Als water zich kan voortplanten dan. Ik giechelde overdreven.
Wie weet, wie weet, mompelde Aigua mysterieus.
Ennuh… Ben je een jongen of een meisje?
Ik denk niet dat ik éen van de twee ben, maar ik stempel mezelf liever af als een meisje.
Ik knikte. Dan ben je voortaan een “ze”.
Ik was aangekomen bij de hal met de jongensvertrekken en ik vond de kamer van Sayo. Voorzichtig klopte ik op de deur en wachtte gespannen op antwoord, maar dat kreeg ik niet.
‘Hij is er niet,’ mopperde ik tegen mezelf en misschien onbewust ook tegen Aigua.
Ga kijken, moedigde Aigua aan.
Ik zuchtte, opende de deur en keek de kamer rond. De kamer van Sayo was eenvoudig en niet erg groot. Op het bed lag Sayo opgekruld, met zijn rug naar mij toe. Langzaam liep ik er naar toe en knielde bij zijn bed.
‘Sayo,’ fluisterde ik zacht.
‘Ga weg,’ mekkerde Sayo.
‘Sayo, het spijt me.’
‘Wát spijt je? Spijt het je dat je niet bij die sukkel van een Diachi bent gebleven?’ Sayo keek me nog steeds niet aan.
‘Het spijt me dat ik niet door had dat ik je kwetste met Diachi.’
‘En wat dan nog?’ snikte Sayo. Het verbaasde me dat hij huilde, de meeste jongens gaven niet snel aan hun gevoelens toe.
‘Niks. Ik wil me gewoon verontschuldigen voor het feit dat ik je heb gekwetst.’
Sayo draaide zich naar me om en zijn ijsblauwe ogen ontmoetten de mijne. We keken elkaar zwijgend aan. ‘Er is dus niets tussen jou en Diachi?’ vroeg Sayo uiteindelijk.
‘Ik weet het niet! Écht niet,’ verdedigde ik.
‘Maar?’
‘Maar ik denk het wel,’ gaf ik toe.
‘Waarom kom je dan überhaupt je excuses aanbieden?’ gilde Sayo boos.
‘Hou op! Stel je niet aan! Ik kan er ook niets aan doen!’ antwoordde ik boos. Er schoten talloze boze dingen door mijn hoofd die ik tegen hem wilde zeggen, maar tenslotte vond ik mijn zelfbeheersing terug. ‘Ik wil niet dat we ruzie krijgen Sayo.’
Sayo kreeg zijn gekwetste blik weer terug, en het deed me echt pijn om mijn vriend zo te zien. ‘Ga weg!’
‘Sayo,’ begon ik. Ik legde mijn arm op zijn schouder, maar toen ik hem aanraakte kreeg ik een pijnlijke schok door me heen. In een reflex trok ik mijn arm terug.
‘Raak me niet aan! Er was niets meer te vinden in zijn stem van het feit dat ik hem gekwetst had, zijn toon was doordrenkt met pure haat en woede.
Ik kon de woede die ook in mij opborrelde kon ik maar met moeite onderdrukken. Sayo gedroeg zich echt als een klein kind. Mocht ik niemand anders leuk vinden als hij verliefd op mij was? Dat kon ik echt niet pikken. Ik pikte het al helemaal niet dat hij me een stroomstoot gaf omdat ik niet deed wat hij zei.
‘Sayo,’ zei ik. ‘Ik zoek geen ruzie, ik kwam alleen om mijn excuses aan te bieden.’
Sayo stond abrupt op van het bed, zijn handen trilden van woede; ik had nog steeds geen duidelijk idee van waar die woede vandaan kwam.
‘Sayo, rustig nou,’ suste ik terwijl ik langzaam overeind kwam.
‘Stop met mij commanderen,’ snauwde Sayo. Ik zag dat de vonken elektriciteit van zijn handen afsloegen.
‘Oké, oké. Ik stop als jij je zelfbeheersing hebt gevonden,’ antwoordde ik voorzichtig.
‘Ga dan weg,’ beval Sayo.
Ik deed een stap achteruit. Het liefst zou ik mijn hand op zijn schouder leggen, maar waarschijnlijk zou ik dan een gefrituurd vistickje zijn door de schok die ik dan zou krijgen.
‘Sayo,’ probeerde ik nog voor een laatste keer, maar ik wilde dat ik dat niet had gezegd en de deur uit was gerend. Ik zag dat Sayo het laatste restje zelfbeheersing verloor. Hij gromde op een bijna dierlijke manier en sloeg toen zijn armen om mij heen. Ik voelde hoe de elektriciteit razendsnel van Sayo naar mij werd overgebracht. Mijn lichaam schokte even pijnlijk en vervolgens zakte ik door mijn knieën.

24.
Sayo Noir

De woede die mijn gedachten vertroebelden, de elektriciteit die door mij stroomde, de pijn die het aan Lynn bracht. Het gaf me een heerlijk gevoel dat ik niet goed kon plaatsen. Het kwam over als een kick, als voldoening.
De elektriciteit die nog altijd over mijn huid stroomde tintelde op een prettige manier. Ik wilde me voorover buigen en Lynn’s blote huid aanraken, ik wilde haar de pijn laten voelen die zij mij ook had laten voelen. Die gedachte deed me sidderen van verlangen. Ik kon en wilde mezelf niet tegenhouden toen ik dat deed. Langzaam hurkte ik neer naast Lynn’s lichaam. Ze hijgde en probeerde zichzelf met alle macht van de grond te duwen. Maar de stroomstoot die ik haar zojuist had gegeven had haar bijna meteen uitgeput. Ik strekte mijn hand uit naar haar arm en de elektriciteit verzamelde zich in mijn handpalm. Mijn vingers raakten haar arm en ze kreunde toen ik haar een lichte stroomstoot gaf. Nogmaals raakte mijn vingers haar arm en de stroomstoten putten Lynn erger en erger uit. Ik krulde mijn lippen op tot een boosaardige grijns.
Vervolgens trok ik mijn arm weer terug en keek toe hoe Lynn zich tergend langzaam omdraaide. Haar groene ogen vonden te mijnen. Haar lippen bewogen en vormden mijn naam – Sayo.
En toen vond ik mezelf weer terug. Mijn wraaklustigheid ebde weg, evenals de elektriciteit op mijn huid. De woede maakte plaats voor een vreselijk schuldgevoel en spijt. Meer dan spijt. Plotseling voelde ik me verschrikkelijk.
Een nieuwe traan stroomde over mijn wang. ‘Het spijt me zo, Lynn,’ fluisterde ik bijna onhoorbaar, maar ze was niet meer in staat om te luisteren. Haar ogen waren gesloten en haar borst ging zachtjes op en neer bij elke ademhaling. Ze was bewusteloos en haar gedachten waren nu op een andere – en hopelijk vredige – plaats. Zou ze het mij ooit nog vergeven? Ik zou het mijzelf in ieder geval nooit van mijn leven kunnen vergeven.
Mijn vingers gleden langzaam over Lynn’s kaaklijn. ‘Wat heb ik gedaan Lynn? Wat bezielde me?’ fluisterde ik. Voorzichtig schoof ik een arm onder haar schouders en mijn andere arm onder haar benen, daarna tilde ik haar op en legde haar op mijn bed. Het bed kraakte toen ik naast haar ging zitten. Ik bekeek haar gezicht en ik zag dat de blos op haar wangen was verdwenen. In plaats daarvan was ze lijkbleek geworden en er zaten paarse kringen onder haar ogen. Wat zag ze er vreselijk zielig uit nu ze daar zo lag. En het was allemaal mijn schuld. Ik wist natuurlijk wel dat het gewoon goed met Lynn zou komen. Ik had haar geen dodelijke stroomstoten gegeven. Godzijdank was ik daar nog niet toe in staat. Lynn zou met veel rust gewoon weer de oude worden, maar ik kon niet met zekerheid zeggen hoe lang ze nog bewusteloos zou zijn.
Er welde een traan op in mijn ooghoek. Ik wilde dat ik de tijd terug kon draaien en alles overnieuw kon doen. Lynn zou me haten als ze bij kwam, dat stond vast.
Ik kuste zacht haar voorhoofd. Hoe erg Lynn me straks ook zou haten, ík zou altijd van haar blijven houden. Voor eeuwig en altijd.

25.
Lynn Wolfs

Toen ik bij bewustzijn kwam voelde ik me moe en uitgeput. Het was alsof er een kudde olifanten over me heen was gestormd nadat ik de marathon had gelopen. Ik haalde diep adem maar kapte deze handeling snel af toen ik een stekende pijn in mijn borst voelde. Inwendig kreunde ik maar ik was niet sterk genoeg om het geluid daadwerkelijk over mijn lippen te krijgen.
Wat was er gebeurd? Waarom deed alles zeer?
Ik opende voorzichtig mijn ogen en knipperde tegen het felle licht. Boven me zag ik een wit plafond. Ik wilde met mijn hand een pluk haar uit mijn gezicht vegen maar mijn arm leek wel van lood en als ik me inspande deed mijn hele lichaam pijn.
Waar was ik?
Ik kon me herinneren hoe ik op Nozomi aankwam, dat Sayo me redde van Takehi Lee en toen? Ik vertelde hem mijn verhaal toen ik weg was geweest uit Nozomi en toen… De rest vervormde alleen maar naar een onduidelijk beeld, ik kon me alleen maar een hele hoop pijn herinneren. Zelfs het ophalen van herinneringen deden pijn. Wat was er in godsnaam gebeurd? Ik bleef het me afvragen maar telkens als ik het bijna had vervormde alles weer en herinnerde ik me alleen maar pijn.
Ineens zag ik iets in mijn ooghoek bewegen. Ik wilde overeind gaan zitten en zien wie of wat het was, maar ik zat gevangen in mijn eigen lichaam. De beweging kwam dichterbij en ik herkende Sayo. Ik was blij dat hij er was. Mijn lippen vormden een hey maar ik kreeg nog steeds geen geluid over mijn lippen. Met alle kracht en moeite kreeg ik nog wel een flauwe glimlach op mijn gezicht.
‘Je bent bij,’ zei Sayo verbaasd. Zijn stem had een vreemde toon die ik niet herkende.
Natuurlijk ben ik bij dat zie je toch, wilde ik zeggen.
‘Gaat het al beter,’ vroeg hij terwijl hij bij mij op bed kwam zitten. Toen hij ging zitten zakte het bed een beetje in, maar de piepkleine verandering deed me al snakken naar adem van de pijn.
Sayo zag wat er gebeurde en sprong gauw van het bed af. ‘O, het spijt me,’ verontschuldigde hij zich. ‘Kan ik iets voor je doen?’
Ineens merkte ik dat ik een beetje controle kreeg over mijn lichaam. ‘Vertel me…’ Mijn stem klonk zo zacht en zwak. ‘Vertel me wat er is gebeurd.’
Sayo keek een beetje moeilijk. Hij staarde me aan en ik wachtte geduldig totdat hij de juiste woorden had gevonden. ‘Nou,’ begon hij. ‘We zaten in mijn kamer te praten over jouw afwezigheid op Nozomi en toen viel de lamp uit. En het was donker. Dus jij klom op een stoel en probeerde het peertje aan te draaien. En toen knapte het peertje en stond je recht in verbinding met de elektriciteit. En je kreeg zo’n schok dat je van je stoel af viel, zo op de grond. Daarna ben je twee dagen bewusteloos geweest.’
Ik glimlachte flauwtjes. ‘Dat verklaart het. Het enige wat ik me kan herinneren is pijn. Waarschijnlijk ben ik het vergeten door de schok of door de klap op de grond.’
Sayo knikte en glimlachte terug. Maar de glimlach bereikte zijn ogen niet.
‘Wat is er?’ vroeg ik. Ik had echt wel door dat hem iets dwars zat.
Sayo zweeg en wendde zijn blik af. Het leek me niet verstandig om verder te vragen dus ik hield mijn mond. Misschien vertelde hij het me later.
‘Zal ik wat te eten voor je halen?’ stelde Sayo voor.
Ik aarzelde, ik had totaal geen honger.
‘Ik maak gewoon wat voor je, je hebt twee dagen niet gegeten, weet je nog?’ Zonder op antwoord te wachten ging hij de kamer uit.
Ik knikte – wat best wel pijn deed – en sloot mijn ogen. Toen ik bijna in was gedommeld werd ik weer wakker geschud door pijn, maar anders dan net. Het leek alsof mijn buik werd geperforeerd en het kostte me verschrikkelijk veel moeite om het niet uit te schreeuwen. Het voelde alsof iets of iemand een pijl in mijn buik had geschoten. Een pijl… Dat kwam me bekend voor. Ik zocht mijn geheugen af maar kon zou gauw niets vinden. En plotseling wist ik het.
Katsuro.
Ik was hem hélemaal vergeten. Met een ruk zat ik overeind in het bed. De wond in zijn buik! Ik had Katsuro helemaal alleen achtergelaten. En hij lag waarschijnlijk te sterven van de pijn.
Letterlijk.
Pure wil verdrong de pijn in mijn lichaam. Al was verdringen niet het goede woord, het bracht het meer naar de achtergrond alsof het niet belangrijk was.
Ik zette mijn voeten op de grond en wankelde vooruit. Al leek de pijn nu inderdaad niet belangrijk meer, het maakte het toch heel moeilijk. Mijn bewegingen waren onhandig, omdat het alsnog verschrikkelijk pijn deed als ik normaal probeerde te bewegen. En mijn evenwicht was ook al niet zo best.
Ik deed een paar stappen vooruit en greep de deurknop.
Ik móest en zóu Katsuro bereiken.
Plotseling opende de deur en ik viel achterover. Mijn hoofd knalde tegen de muur en voor de zoveelste keer in een paar weken verloor ik mijn bewust zijn.
De sukkel die ik was.

26.
In mijn droom stond ik in een groot weiland. Onder mijn voeten groeide jong groen gras, speenkruid en madeliefjes. Aan de randen van het weiland stond een bos met jonge bomen. Het geheel zag er zo vredig uit dat ik hier altijd zou willen blijven.
‘Help me, Lynn.’ De plotselinge stem kwam van alle kanten. ‘Ik heb je nodig.’
Ik draaide om mijn as. ‘Wie is dat?’
‘Help me…’ zei de stem weer.
Ik draaide nog een keer om mijn as en toen zag ik Katsuro voor mij staan. Zijn ogen stonden verdrietig, en zijn anders zwarte vacht leek nu grijs en dof. Uit zijn buik druppelde bloed.
‘Katsuro!’ stootte ik uit. ‘Ik kom je helpen!’ Ik deed een stap vooruit en stak mijn hand naar hem uit, maar toen werd ik tegengehouden. Geschrokken staarde ik vooruit. Tegengehouden door wat?
Ik deed nog een stap vooruit, en het leek alsof ik tegen een glazen wand aanbotste. Maar er was niets te zien.
Plotseling stak er een ijzige wind op. Het woei over het grasveld en wervelde om Katsuro heen. De wind kreeg grip op Katsuro’s manen en liet het alle kanten op wapperen. Plotseling loste Katsuro op in zilveren korrels zand. Ik keek toe hoe de wind de korrels met zich meenam en het weiland verliet.
Katsuro! kwam er geruisloos over mijn lippen. Machteloos en wanhopig voelde ik me. Ik zakte door mijn knieën en verborg mijn gezicht in mijn handen. Ik gaf me over aan mijn verdriet en snikte onophoudelijk.
Mijn droom was tijdloos dus ik wist niet hoe lang ik huilde. Ik wist wel dat er iemand – na een hele tijd - een hand op mijn schouder legde.
‘Stil maar, mijn lief,’ suste een zachte stem achter me.
Ik was zo blij om Diachi’s stem te horen, maar er liepen alleen nog maar meer tranen over mijn gezicht.
Diachi’s warme handen gleden langs mijn rug naar beneden en sloten zich om mijn middel. Voorzichtig trok hij mij omhoog en drukte mij tegen zijn borst.
‘Shhhjt,’ suste Diachi weer.
Ik draaide me om en keek in Diachi’s bezorgde rode ogen. Toen kwam er weer een reeks van snikken en ik verborg mijn gezicht in zijn t-shirt.
Ik had geen idee hoe lang ik daar nu al in Diachi’s armen stond te huilen, maar het voelde fijn en ik wilde nooit meer weg.
Tenslotte kreeg ik eindelijk weer controle over mezelf. ‘Droom ik?’ vroeg ik Diachi.
‘Ja,’ antwoordde Diachi. ‘We zijn niet in werkelijkheid bij elkaar maar we ze zijn allebei in dezelfde droom. We dromen allebei. Jij riep me naar jouw droom en ik ben gekomen.’
‘Ik riep je niet,’ zei ik. ‘Maar ik ben blij dat je er bent.’
We zwegen allebei een lange tijd terwijl een zacht briesje onze haren heen en weer deed wapperen. Nog altijd hield Diachi me in zijn armen; na een tijdje duwde hij me een beetje van zich af. Met éen vinger tilde hij mijn kin op en bekeek mijn gezicht.
‘Wat heb je gedaan, Lynn? Je ziet er verschrikkelijk uit,’ zei Diachi. Zijn vinger gleed langs de wallen onder mijn ogen (die waarschijnlijk rood waren van het huilen) en veegde een traan weg. ‘Ik moet gaan,’ vertelde hij.
‘Nee!’ stootte ik uit. ‘Niet weer! Verlaat me niet nog eens!’
‘Luister naar me, Lynn,’ zei Diachi. ‘Je moet altijd weer wakker worden, opstaan en doorgaan met leven. Wat er ook gebeurd met mij of met iemand anders.’
Ik kon het niet tegenhouden dat er weer nieuwe tranen in mijn ooghoeken opwelden.
‘Beloof je dat?’ vroeg Diachi.
Ik slikte. ‘Dat beloof ik.’
Diachi boog zich voorover en toen zijn lippen de mijnen raakten kwam ik hijgend weer bij bewustzijn.

27.
Het eerste wat ik voelde toen ik bij kwam was pijn. Alweer. Je zou denken dat ik ooit een keer gewend zou raken aan de constante pijn die door mijn lichaam vloeide, maar dan had je het mis. Gewenning aan pijn was onmogelijk. Elke seconde die verstreek, elke minuut die verstreek, de pijn bleef pijn. En niemand kon daar iets aan veranderen.
Het tweede wat ik voelde toen ik bij kwam was een arm om mijn middel. Ik dacht dat het Diachi was en wilde me weer in zijn armen storten maar tot mijn grote spijt was het Sayo. Hij sleurde me op een onhandige manier zijn bed weer op, wat niet zo prettig was wanneer je hele lichaam pijn deed.
Na veel gesjor had Sayo eindelijk mijn slappe lichaam op het bed gehesen en hij probeerde me nu in een zithouding tegen de muur te krijgen. Toen kreeg hij eindelijk in de gaten dat ik wakker was geworden.
‘Hey,’ groette hij. ‘Hoe voel je je? Waarom was je in hemelsnaam weer je bed uit gegaan?’
Ik probeerde mijn gedachten op orde te krijgen. ‘Ik voel me… raar. En alles doet pijn,’ gaf ik toe met een flauwe glimlach. ‘En ik ging mijn bed uit omdat… omdat…’ Waarom was ik alles telkens kwijt? ‘Omdat… Omdat Katsuro me nodig heeft!’ Terwijl ik dat zei probeerde ik weer uit mijn bed te klimmen maar Sayo hield me tegen.
‘Blijf zitten,’ beval hij.
Ik deed wat hij zei maar het maakte me kwaad. Katsuro had me nodig, nú meteen.
‘Jij blijft hier en ik ga kijken wat er met hem is. Ondertussen…’ Hij pakte een kom soep van zijn bureau en duwde het in mijn handen. ‘…Probeer jij dit naar binnen te werken.’
Ik nam de kom aan en staarde naar de rode brij wat waarschijnlijk tomatensoep moest voorstellen. Ik keek omhoog naar Sayo maar aan hij kreeg een boze uitdrukking op zijn gezicht.
‘Eet.’
‘Ja, baas,’ mopperde ik terwijl ik een hap in mijn mond stopte. Met mijn ogen volgde ik Sayo die de kamer uit ging.
‘Zo terug,’ riep hij voordat hij de deur dicht deed.
‘Asshole,’ gromde ik zachtjes toen hij weg was. Ik voelde woedend. Stiekem wist ik wel dat ik waarschijnlijk weer zou struikelen als ik nu zou opstaan, maar het was me niet eens gegund om m’n eigen Makeat te zien als hij me écht nodig had.
Een waas vertroebelde mijn beeld en vervormde het. Sayo verscheen op mijn netvlies. Zijn gezichtsuitdrukking was boos. En niet zomaar boos. Hij was kwaad, woedend… Geelwitte vonken stroomden over zijn huid en verzamelden zich bij zijn handen. Zijn gezicht grijnsde boos toen hij me vastpakte in een soort omhelzing maar op het moment dat zijn handen mij raakten stond ik bloot aan een grote hoeveelheid elektriciteit.
Eerst begreep ik het niet. Ik vroeg me af wat ik nou precies zag en wat er aan de hand was. Maar toen ik er over na dacht begreep ik het. Het vreemde déjà vu gevoel bevestigde het. Dit was wat er was gebeurd. Sayo en ik hadden niet gewoon gepraat over mijn afwezigheid, we hadden ruzie gehad. En Sayo had me – in een aanval van woede – een paar sterke stroomstoten gegeven.
Ik was al boos dat Sayo me op zijn bed soep liet eten terwijl hij naar míjn Makeat ging, maar dit was de druppel. Als ik een pan met hete melk was geweest, dan was ik nu overgekookt.
Ik stond op en had totaal geen last meer van pijn of duizeligheid meer. Ik ging recht op mijn doel af – naar Sayo.

Toen ik bij de stallen aankwam zag ik hem zitten in Katsuro’s stal. Hij verzorgde de wond en smeerde er zojuist een klodder jodium op.
Toen Katsuro zijn neusje naar mij uitstak en zacht brieste verdween mijn woede heel even. Ik voelde even dat het niet goed was om boos te zijn op iemand of om wraak te nemen. Maar dat gevoel verdween al gauw weer toen Sayo achterom keek en mij zag.
‘Lynn!’ riep hij. Hij stond op en liep naar me toe. ‘Wat heb ik je nou gezegd!’
‘Ik volg geen bevelen op van leugenaars zoals jij!’ Ik wist niet precies wat het beste was om te antwoorden maar de woorden rolden er zo uit.
‘Leugenaar?’ vroeg hij zich af.
‘Kijk niet zo onschuldig,’ gromde ik. ‘Ik heb wel door dat je tegen mij loog.’
‘Huh?’ Sayo scheen het echt niet te begrijpen en hij deinsde langzaam achteruit voor mij.
‘Ben je al weer vergeten dat je mij knock-out sloeg met je stroomstoten?’
Er gleden een heleboel emoties over Sayo’s gezicht, onder andere woede en schuldgevoel. ‘Ik deed het niet met opzet,’ verontschuldigde hij zich.
‘Oh, het ging zeker per ongeluk dat ik door jou onder stroom stond?’
Sayo schudde zijn hoofd. ‘Ik was gewoon…’ Hij zocht naar de juiste woorden maar kon ze niet vinden. Zwijgend wachtte hij op mijn oordeel maar ik zei niets. Het was doodstil maar de spanning tussen Sayo en mij was om te snijden.
Na een lange tijd wist ik het ook niet meer. ‘Je was gewoon wat?’ vroeg ik. Nadat ik het zei voelde ik dat de woede verdween en een vreemd gevoel van kalmte door me heen vloeide.
‘Ik weet het niet. Het was alsof ik mezelf niet meer was, alsof iemand anders het overnam.’
‘Maar je hebt het wel gedaan.’
Sayo knikte schuldbewust. ‘Het spijt me.’
‘Ik kan het je vergeven,’ vertelde ik. ‘Maar alleen als je belooft niet meer tegen me te liegen.’
Sayo knikte weer. ‘Beloofd, ik zal nooit meer tegen je liegen.’
‘Dan zal ik weer vergeten wat er is gebeurd.’ En dat was geen leugen. Ik vergaf het hem, zolang dit nooit meer opnieuw zou gebeuren.

28.
Ik liep naar Katsuro en inspecteerde zijn wond. Het zag er (op het feit na dat het alsnog niet fijn was om naar te kijken) beter uit. Vooral nadat Sayo voor de wond had gezorgd zag het er beter uit, de jodium zou waarschijnlijk de infecties onder zijn hoede nemen.
Nadat ik afscheid van Katsuro had genomen ging ik weer met Sayo de school in. De pijn in mijn armen en benen welde weer een beetje op, maar het deed niet zo zeer meer als eerst.
Onderweg vroeg ik Sayo hoe de gang van zaken nu op school was. Wat hij vertelde had ik nooit verwacht. Sayo zei dat Takehi Lee een nieuwe Ability-War verwachtte. Zij en de docenten waren bezig met alle leerlingen voor te bereiden op de oorlog.
‘Hoe lang is dit al aan de gang?’ vroeg ik Sayo.
‘We kregen een ander rooster, net nadat jij weg was gegaan,’ vertelde hij.
‘Een ander rooster?’
‘We hebben nieuwe vakken. Vechttechnieken, speciale lessen voor theorie en voor practica. Geschiedenis wordt nu alleen nog maar geweid aan de kenmerken en cultuur van Seruen. Álles draait om een Ability-War en om de Seruen,’ legde Sayo uit.
‘En moet je niet naar school?’ vroeg ik.
Sayo schudde onverschillig zijn hoofd. ‘Ze kunnen éen leerling wel missen. Het was een noodgeval.’
‘Ben ik een noodgeval?’
Hij haalde zijn schouders op en keek naar de grond.
‘Oké, zijn er nog meer dingen die belangrijk zijn voor mij om te weten?’
Sayo haalde weer zijn schouders op. ‘Niet echt. Alleen… Nou…’ Hij kauwde op zijn lip. ‘Ik verwacht dat iedereen denkt dat je overgelopen bent naar de Seruen.’
‘Nog iets?’
‘Niet zover ik weet.’ Sayo dacht na en bedacht zich toen iets. ‘O, ja. Over twee weken gaan we een aanslag doen op de Seruen.’
Ik stopte abrupt met lopen en keek Sayo strak aan. ‘Wat?’
‘Over twee weken doen we een aanslag op de Seruen,’ herhaalde Sayo.
‘Dat kán niet!’ riep ik hysterisch. ‘Meen je dat?’
Sayo knikte.
O. Mijn. God. Dit kon niet. Dit mocht niet gebeuren! Als ze een aanslag zouden doen zouden er verschrikkelijk veel Seruen omkomen. Misschien zou Diachi ook omkomen!
‘Ho, rustig Lynn,’ riep Sayo. Hij pakte me bij mijn schouders beet en keek me bezorgd aan.
Ik snapte eerst niet wat er aan de hand was maar toen ik zwarte vlekken op mijn netvlies begon te zien merkte ik dat ik aan het hyperventileren was.
‘Rustig, Lynn. Rustig ademhalen.’
Ik gehoorzaamde en probeerde zo rustig mogelijk adem te halen en zo snel mogelijk weer kalm te worden. Ondertussen bedacht ik me hoe ironisch het zou zijn als ik álweer bewusteloos zou raken. Zou je er ziek van kunnen worden als je te vaak bewusteloos raakte? Of misschien zou je er verslaafd aan kunnen raken…
Ik lachte kort bij die gedachte maar daarna werd mijn gezicht weer ernstig. Het hyperventileren was net zo gauw verdwenen als dat het gekomen was. Ik haalde nog éen keer diep adem en liep toen weer door met Sayo op mijn hielen. Ik voelde zijn bezorgde blik in mijn rug prikken.
‘Er is niets met mij aan de hand, Sayo,’ zei ik voordat hij er iets over ging zeggen.
‘Maar waarom maak je er zo’n probleem over?’
‘Omdat het buitengewoon vreselijk en onmenselijk is om de Seruen aan te vallen. Hele gezinnen zullen uitgemoord worden, mannen, vrouwen, kinderen…’ Ik vroeg me eigenlijk af of Seruen gewoon kinderen kregen bij mensen of dat dat anders ging… Misschien legden ze wel eieren. Nou, oké, dat sloeg nergens op.
‘Maar de Seruen zijn slécht, Lynn. Begrijp dat dan!’
‘Dat kan ik ook tegen jou zeggen, Sayo. De Diable’s willen de Seruen uitmoorden, ze zijn slecht. Begrijp dat dan!’ gilde ik.
‘Diable’s?’ vroeg Sayo.
‘Zo noemen de Seruen ons.’
‘Dat is Catalaans voor duivel,’ zei Sayo. Hij keek me met een opgetrokken wenkbrauw aan. ‘Zei je vriendje dat?’ Sayo spuugde het woord “vriendje” uit alsof het een SOA was.
‘Diachi heet hij. Ja, dat zei hij.’
‘Zie je nou wel, wie is hier nou de slechterik in het geheel? Ze noemen ons duivels! Wat hebben wij misdaan!’
‘We moorden hun gezinnen uit, hun familieleden en hun geliefden. Vindt je het gek dat ze dat soort namen voor ons verzinnen. Of beter. Voor júllie!’ Ik bleef weer staan en balde mijn handen tot vuisten.
‘Ik ga!’ riep ik terwijl ik me omdraaide en wegrende richting de stallen.
Ik moet Diachi en alle andere Seruen zien te waarschuwen! schreeuwde ik in mijn hoofd tegen mezelf. Hoe dan ook!
Toen ik de hoek aan de zuidkant van Nozomi omging botste ik tegen iemand. Ik veegde mijn haar uit mijn ogen en deinsde achteruit toen ik háar zag.
Takehi Lee.
‘Nee,’ riep ik tegen haar. ‘Dat kan niet! Je was dood!’
Ze grijnsde en lachte kwaadaardig zoals mensen alleen in films doen.
Ik draaide me om en wilde wegrennen maar ze greep mijn arm.
‘Nee!’ gilde ik nog een keer.
‘Laat ik het deze keer anders aanpakken,’ grijnsde Takehi Lee. Ze strekte haar hand uit en haar handpalmen begonnen roodgloeiend te worden. Minuscule vonkjes wervelde rond haar hand en via haar vingers naar haar vingertoppen.
Ik wist niet wat ik moest doen. Hulpeloos en aan de grondgenageld stond ik daar. Deze keer was er geen uitweg. Als ik uit haar greep wist te komen zou ze me op afstand met vuur kunnen verbranden tot as. Ik had geen schijn van kans.

29.
Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik was er zeker van dat ik geen uitweg kon vinden, maar wat dan? Ik kon me niet zomaar overgeven. Ik moest de Seruen waarschuwen en… en… Van paniek kon ik niet goed meer nadenken.
Lynn, gebruik je gave! Ik schrok me zo dood van Aigua dat ik op de grond was gevallen als Takehi Lee me niet zo stevig vast had.
Hoe? Er is hier bijna geen water!
Geen water, maar wel vloeistof! zei Aigua.
Hè? Ik kon Aigua niet goed volgen, ook had ik mijn aandacht er niet helemaal bij omdat Takehi Lee op het punt stond om mijn arm in de fik te steken.
Voel het! riep Aigua. Haar stem echode een paar keer in mijn hoofd en stierf vervolgens langzaam weg.
Bij de woorden van Aigua voelde alsof er een hendel werd omgezet. Toen ik het voelde begreep ik het meteen. “Water” was niet het enige dat ik kon sturen, ik kon meer dan water sturen. Ik kon vloeistoffen sturen.
Ik concentreerde me op de vloeistof in Takehi Lee. Haar hart pompte het telkens opnieuw door haar lichaam. Het gaf haar organen de benodigde hoeveelheid zuurstof en het was een heel belangrijk iets dat je niet kon missen in je lichaam.
Bloed.
Ik staarde naar Takehi Lee’s halsslagader. Mijn grip op het bloed werd sterker en in mijn hoofd hoorde ik haar hartslagen.
Net toen Takehi Lee wilde toeslaan greep ik mijn kans. Het bloed, dat volledig in mijn grip lag, stopte met stromen. Het duwde met volle kracht tegen de wanden van de aderen en slagaderen.
Takehi Lee gilde een ijzige kreet en viel op haar knieën op de grond.
Plotseling begaven enkele aderen het. Het bloed stroomde vrij door het lichaam en ik beval het om het lichaam te verlaten. Uit Takehi’s ooghoek begon bloed te stromen, evenals uit haar neus, oren en mond. Ze hoestte en braakte een zee van bloed uit.
En toen vond ik het wel genoeg. Ik liet het bloed los en rende naar de stallen. Zo snel mogelijk haalde ik Katsuro eruit en sprong op zijn rug. Hij was nog steeds gewond maar gehoorzaamde braafjes. We gauw vlogen de lucht in. Toen we op flinke hoogte waren keek ik naar beneden. Ik zag Sayo in de verte staan. Hij zwaaide; ik kon zijn gezichtsuitdrukking niet zien maar ik wist zeker dat die heel verdrietig zou zijn.

Ik fluisterde in Katsuro’s oor dat hij naar de grot moest gaan, waar Diachi me naar toe had gebracht toen ik gewond was. Zelf wist ik de weg niet maar Katsuro had een uitstekend richtingsgevoel en ook een uitstekend geheugen.
Ik had eigenlijk geen idee of Diachi daar zijn. Met heel mijn hart hoopte ik van wel. Als hij daar niet zou zijn zou ik hem nooit terug kunnen vinden in dat reusachtige bos.
Op mijn netvlies speelde het beeld van Takehi Lee af. Ik huiverde. Het voelde verschrikkelijk om dit gedaan te hebben. Het was het zelfde als martelen. Ik was niet uit op wraak maar dit was de enige oplossing om mijn eigen leven nog te redden. Zou ze dood zijn? Ik had haar volgens mij niet te erg verwond, of wel?

De rit leek langer te duren dan normaal, maar dat zou ik me waarschijnlijk verbeelden. De hele rit zat ik met Diachi en Takehi Lee in mijn hoofd. En Katsuro ook. Zou hij nou nog snel genezen? Ik keek naar de wond op mijn arm, waar Diachi me had gebeten maar dat was een mooie helende wond geworden. De wond op mijn nek zag er niet smakelijk uit maar dat was ook goed aan het helen.
Ik hield Katsuro’s manen stevig vast terwijl ik me omdraaide en Katsuro’s buik bekeek. Het was ook begonnen met helen maar je kon wel zien dat het gevaarlijk zou kunnen zijn als Sayo zijn buik niet had verzorgd.
Toen ik weer goed zat zag ik onder ons de grot. Katsuro maakte een snelle duikvlucht naar beneden en landde vervolgens netjes op zijn pootjes. Ik rende naar de grot en keek naar binnen. Het was donker maar ik zag dat het – tot mijn hele grote teleustelling – leeg en verlaten was. Ik inspecteerde de omgeving maar Diachi was nergens te zien. Zelfs geen spoor. Hij had niets achter gelaten. Zelfs geen voetstap.
Ik ging naar Katsuro en knuffelde hem stevig. Het ging ook allemaal mis… Zat het nou nooit een keer mee?
Onder me schudde Katsuro me van zich af. Hij keek me aan en even drukte zijn neus tegen mijn gezicht. Ik merkte dat hij me wat wilde vertellen.
‘Wat is er dan, jochi?’ vroeg ik.
Katsuro sloeg met zijn staart en duwde zijn neus weer tegen mijn gezicht. Daarna ging hij op de grond liggen en sloot zijn ogen. Na een paar seconden deed hij ze weer open en keek mij hoopvol aan.
‘Heb je pijn aan je wond?’ vroeg ik.
Katsuro snoof geïrriteerd met zijn staart en legde zijn hoofd op de grond. Daarna deed hij weer zijn ogen dicht.
‘Ik snap het niet. Ben je moe?’
Katsuro krabbelde weer overeind en gaf me een duwtje.
‘Je wilt dat ik ga slapen?’
Hij hinnikte instemmend.
‘Maar ik ben helemaal niet moe,’ protesteerde ik, maar Katsuro bleef me aanstaren. Zijn blik maakte me zenuwachtig. ‘Goed, goed. Ik ga slapen,’ mopperde ik. Ik ging de grot in en ging op de koude harde grond liggen.
Ook al was ik niet moe. Ik viel vrijwel meteen in slaap.

30.
In het begin van mijn droom was er eigenlijk niets. Alles was zwart om mij heen. In de verte klonk de stem van Diachi. Hij riep iets. Een naam. Míjn naam.
‘Lynn,’ riep zijn stem, maar dan vervaagd en echoënd. ‘Lynn, kom naar me toe!’
Ik rende richting het geluid van de stem het duister in. Tastend met mijn handen om mij heen zocht ik de juiste weg, maar er was niets. Mijn vingertoppen konden niets vinden.
Ineens verdween de grond onder mijn voeten en even leek ik te vallen, maar daarna kwamen mijn voeten soepel neer op de grond.
Ik knipperde met mijn ogen en keek om mij heen. De omgeving kwam me bekend voor, maar ik kon me niet meteen herinneren waarvan. En toen zag ik het. Het was de omgeving die in mijn laatste droom ook was voorgekomen. Maar het zag er verschrikkelijk mistroostig uit. Het gras was verdord tot sprietjes gele stro, de bloemen waren verwelkt en de bomen aan de randen van het weiland waren kaal en dood. De zon verdween achter donkere wolken en er waaide een gure wind.
Maar alle dorre planten en het koude weer verdween naar de achtergrond toen ik Diachi zag. Hij stond zo’n twee meter van mij af met z’n rug naar mij toe. Ik zag dat zijn diepzwarte vleugels precies tussen zijn schouderbladen begonnen. Ze waren bedekt met prachtige volledig zwarte veren. Zelfs de schachten van de veren waar helemaal zwart.
Ik deed twee stappen vooruit en stak mijn hand uit naar zijn vleugels. Voorzichtig streek ik over de zachte veertjes.
Diachi klapte even geschrokken met z’n vleugels en draaide zich om. Maar toen hij mij zag glimlachte hij.
‘Je bent gekomen,’ zei hij. Ik merkte dat hij zijn opluchting probeerde te onderdrukken, tevergeefs.
‘Waarom moest ik komen?’ vroeg ik.
Diachi schudde zijn hoofd. ‘Om eerlijk te zijn weet ik het niet,’gaf hij toe. ‘Maar ik heb gewoon het gevoel dat er vreselijke dingen gaan gebeuren en ik wilde weten of het nog goed met je ging.’
‘Het gaat goed,’ suste ik. ‘Maar over vreselijke dingen gesproken. De Diable’s gaan een aanslag plegen op de Seruen.’ Ik was blij dat het eruit was en dat Diachi gewaarschuwd was.
Diachi’s ogen werden groot. ‘O, nee. Dat kan niet!’ riep hij. Hij wilde zijn mond open doen om nog een hele reeks woorden te schreeuwen, maar hij klemde snel zijn kiezen op elkaar. Ik zag aan hem dat hij zijn uiterste best deed om te kalmeren. En hij had zichzelf bijzonder snel rustig gekregen. ‘Wie heeft je dat verteld?’ vroeg hij.
‘Sayo.’
‘Oké, en wat heeft hij allemaal precies verteld?’
‘Hij vertelde dat het rooster was veranderd en gebaseerd was op jullie volk. Niet alleen info maar ook vechttechnieken. En daarna vertelde hij dat de Diable’s een aanslag gingen plegen op de Seruen. Over twee weken. En ik weet niet waar.’
‘Twee weken,’ kreunde Diachi. ‘Dat kan niet waar zijn!’
‘Kom op. Kunnen we niet samen iedereen waarschuwen?’
‘Nee,’ zei Diachi abrupt. ‘Niet samen. Als ik een Diable mee neem naar de oudsten… Dat vergeven ze me nooit.’
‘Niet als je bedenkt dat we ze redden van de dood.’
Diachi zuchtte dramatisch.
‘Waar ben je, Diachi? Waar kan ik je vinden?’ vroeg ik hem.
‘Lynn, blijf op Nozomi, het is niet veilig op de plek waar ik ben.’
‘Ik bén niet op Nozomi. Ik ben in de grot waar jij me naar toe bracht toen…’ Ik maakte me zin niet af omdat ik bang was dat ik Diachi pijn zou doen.
‘Je bent weggegaan? Waarom!’
‘Omdat ik jou moest waarschuwen natuurlijk!’ Ik schreeuwde de woorden naar hem, maar niet op een toon waarmee mensen ruzie maken. Ik wilde dat het duidelijk op Diachi zou overkomen maar hij negeerde mijn antwoord gewoon. Het leek alsof hij was vergeten wat ik had gezegd. Hij stak zijn arm uit en gleed met zijn vinger over de snee op mijn hals.
‘Wat is dat? Wat is er gebeurd?’
‘Takehi Lee, ons schoolhoofd, is geflipt. Ze wilde me ombrengen omdat ik zei dat de Seruen onschuldig waren. Sayo redde me. Maar toen ik naar jou toe wilde gaan kwam ik Takehi weer tegen. Ze wilde me verbranden maar ik…’ Mijn stem stokte bij de gedachte aan het bloed dat over Takehi Lee’s gezicht stroomde.
‘Rustig maar. Wat is er gebeurd?’ Diachi legde een arm om mijn middel.
‘Ik ontdekte dat met mijn gave niet alleen water kan sturen.’
‘Je hebt een gave voor water?’
Ik knikte. ‘Maar ik kan dus meer sturen dan water. Vloeistoffen.’ Ik keek op naar Diachi maar hij wachtte geduldig tot ik verder ging.
‘Ik kan bloed sturen,’ zei ik.
‘Bloed!’ stootte Diachi uit. Hij trok zijn arm van mijn middel af en deed een stap achteruit. ‘Bloed!’ herhaalde hij. ‘Dat ga je toch niet menen!’
Ik wist niet wat Diachi bedoelde maar ik voelde me verschrikkelijk kwaad en verdrietig tegelijk. ‘Ik kan er ook niets aan doen!’ riep ik. ‘Je denkt toch niet dat ik dit wil? Ik vind het zelf verschrikkelijk!’ Ik gooide mijn handen in de lucht van frustratie. Niet dat het veel nut had, maar het voelde gewoon beter. Het ergerde me ondertussen wel verschrikkelijk dat ik geen reactie van Diachi kreeg. Hij staarde gewoon de hele tijd naar me alsof hij water zag branden. Was hij bang? Of verbaasd of bezorgd of boos? Ik wist het niet. ‘En wat is er met jou?’ snoof ik.
Diachi bleef roerloos staan. Hij antwoordde niet en deed daar ook geen poging toe. Ik stapte op hem af en wilde met mijn vlakke hand op zijn borst slaan (niet hard natuurlijk, gewoon om hem te laten weten dat ík er ook nog was) maar voordat ik hem raakte pakte hij mijn pols.
‘Rustig nu, Lynn!’ beval Diachi maar dat had geen effect. Ik was zo boos. Ik wilde mijn woede afreageren op iets of iemand. Ik balde mijn trillende handen tot vuisten en gromde naar hem zoals Sayo eerst had gedaan.
‘Lynn,’ zei Diachi. ‘Krijg die woedeaanval nou van je onder controle voor dat er dingen gebeuren waar je spijt van krijgt!’ Hij pakte mijn andere pols en dwong me op mijn knieën.
Ik snoof weer en voelde Diachi’s bloed door zijn aderen stromen. Zijn hart kon ik horen kloppen in zijn borstkas. De drang om zijn bloed te sturen was zo groot. Heel even kon geen kwaad toch? Het was maar een droom.
‘Nee, Lynn! Dit is geen gewone droom! Als je me in mijn droom verwond ben ik net zo gewond als ik wakker word,’ riep Diachi alsof hij mijn gedachten kon lezen.
Ik grijnsde. Ik wist niet waar het vandaan kwam, maar de gedachten aan het sturen van zijn bloed deed me sowieso al grijnzen. Het was alsof het bloed onder de huid van zijn gezicht me hypnotiseerde en iemand anders het van me overnam. Het bloed in zijn gezicht raakte uit balans en duwde tegen zijn aders. Heel langzaam begonnen er scheurtjes in zijn wangen te ontstaan.
‘Nee!’ probeerde Diachi weer. Hij duwde me hardhandig met mijn rug tegen de grond. Toen hij merkte dat het me alleen maar kwader maakte ging hij op een andere tactiek over. Hij bracht zijn gezicht een paar centimeter voor de mijne en ik voelde hoe het zware gewicht van zijn lichaam op mij steunde en me tegen de grond hield. Plotseling zoende hij me, heftiger dan ik me een zoen ooit zou hebben kunnen voorstellen. In het begin probeerde ik me te verzetten maar het was gewoon een feit dat Diachi veel sterker was dan ik. Het duurde niet lang of ik liet me meeslepen door de zoen die eeuwig leek te duren. Ik proefde de passie maar de smaak van bloed was veel overheersender. Toen hij losliet keek hij diep in mijn ogen. ‘Wil je dát kwijt?’ vroeg hij met een stem die zo zwoel was dat ik onder zijn zware lichaam sidderde.
‘Nee, nooit,’ fluisterde ik. Ik merkte dat mijn woedeaanval was verdwenen als sneeuw voor de zon. Ik vroeg me achterin mijn hoofd af hoe Diachi zo’n stem kon imiteren.
‘Vind dan zo snel mogelijk je zelfbeheersing terug.’
Ik slikte en knikte.
Diachi rolde van mij af en stond in een soepel beweging op. Hij stak een hand uit en hielp me overeind.
‘Het spijt me dat ik je boos maakte. Maar de laatste keer dat er een Diable was die bloed kon sturen liep het allemaal uit de hand. Ik weet niet hoe goed je je kunt beheersen maar laten we dat maar niet gaan uitproberen.’ Hij glimlachte en ik zag dat zijn glimlach een bittere ondertoon had.
‘Nee, het spijt mij dat ik boos werd,’ zei ik. ‘Er had van alles kunnen gebeuren.’ Ik dacht aan mijn woedeaanval van net. Had ik er serieus aan gedacht om Diachi’s bloed te sturen? Ik huiverde. Ja, ik had het zelfs overwogen en mezelf bijna laten gaan. Als Diachi een paar seconden later in actie was gekomen was het misschien heel anders afgelopen.
‘Waar kan ik je vinden?’ vroeg ik ineens. ‘Ik ga niet terug naar Nozomi, als je dat maar weet.’
‘Op een plek waar jij niet wilt zijn,’ zei hij.
‘Zeg me nou maar gewoon waar,’ bromde ik.
‘Oké, oké. Je gaat gewoon naar het noorden tot je bij een rivier komt. Die volg je stroomafwaarts. Ik zal je opwachten.’
Ik knikte. ‘Ik zie je dan.’
Diachi knikte ook en glimlachte weer.
Ineens herinnerde ik me iets over een ander onderwerp waarover ik nog wilde vragen. ‘Diachi,’ begon ik. ‘Jou droom… het is hetzelfde als die van mij was maar dan…’
‘Mistroostig,’ maakte hij af. ‘Dat klopt. Maar ik leef in een andere wereld dan jij Lynn. Dingen zijn voor mij anders dan voor jou. Misschien leer je dat ooit nog wel begrijpen.’
Ja, hij had gelijk. Ik begreep het niet, maar dat deed er nu ook niet toe. Zo snel als ik kon moest ik Diachi bereiken zodat we samen de Seruen konden informeren.
‘Het is tijd, Lynn. We moeten gaan. Ik zie je bij de rivier.’
En toen was hij weg.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen