Foto bij Hay stack

Hoofdstuk drie.

We liepen samen over straat, op naar mijn huis. Er was niemand meer op de weg, en het was alleen hij en ik. Onze voetstappen stierven weg in de avondlucht. Onze uitgeblazen adem zweefde als kleine wolkjes in de lucht. En onze stemmen verbraken de stilte. “Waar kun je dan terecht vanacht?”, vroeg ik hem terwijl ik stevig doorstapte, met mijn handen stevig in mijn zakken. “Ik denk nergens”, zei hij luchtig. Het liet me gelijk stilstaan. “Bedoel je nu te zeggen dat je nergens kunt slapen vanacht?”, bracht ik er heel wat minder luchtig uit. Noah was nu ook tot stilstand gekomen, en hij knikte. Waarom kon hij nergens terecht? Had hij geen huis dan? Ik snapte het allemaal even niet meer. “Waar woon je dan?”, vroeg ik. “Niet hier”, antwoordde hij, en hij haalde zijn schouders op. Veel mysterieuzer kon deze jongen toch niet worden? “En je kunt nergens slapen vanacht?”, probeerde ik weer, hopend dat dit één of andere domme grap was. Tot mijn grote teleurstelling schudde hij zijn hoofd, en begon weer te lopen. Zijn goudblonde krullen werden door de wind naar achter geblazen, en hij kneep zijn ogen even dicht. Ik besefte dat ik nog nooit eerder zo'n knappe jongen had gezien. Hij leek zo perfect.. Zonder fouten, een jongen uit duizenden. En daarbij was hij ook nog eens aardig. En zijn ogen, ja zijn ogen, die hadden zo'n sprookjesachtige uitwerking op me. Elke keer als ik in zijn helderblauwe ogen keek, kreeg ik het gevoel dat ik in een oceaan viel, waar ik langzaam in verdronk. Het was bijna magisch. “Je kunt wel een nachtje bij mij slapen”, flapte ik er eruit, en gelijk had ik spijt. Shitterdeshit! Wat had ik nu weer gezegd? Dit gingen Jake en Jason niet leuk vinden. Jake en Jason zijn mijn broers van zeventien en negentien. Ja, ik ben de jongste thuis, en dat merk ik elke dag weer. Die twee zijn zó beschermend tegenover mij. Het wordt bijna irritant. “Zou dat kunnen?” Zijn stralende ogen lieten me meteen weer vergeten dat het misschien niet oké zou kunnen zijn. Ik knikte. Samen legden we de weg naar mijn huis af. Toen we er tien minuten later aankwamen, floot Noah bewonderend. “Mooi huis”, zei hij, en hij lachte even stralend naar me. Ik voelde mijn wangen branden, en knikte. Ja, mijn huis was wel oké. Ik woonde op zo'n oude boerderij, en we hadden tien paarden. Daarvoor hadden we twee paardenstallen, en één stal die voornamelijk gebruikt werd voor de hooiopslag. De drie stallen stonden tegenover het huis, en de wei lag dan weer achter de stallen. Ikzelf reed geen paard, dat deden mijn broers en mijn ouders alleen. Ik zag dat niet zo zitten. “Waar slaap ik?”, vroeg Noah enthousiast, en hij staarde naar ons huis, wat, al zeg ik het zelf, best groot was. “In de logeerkamer.” Noah keek wat rond, en liep naar de hooibalen, die voor de hooistal lagen. “Ik zou liever hier slapen”, zei hij serieus, en hij klom op een hooibaal. Dit kon hij toch niet menen? Wie wilde er nou op een hooibaal slapen? Ik begon hem met de minuut raarder te vinden, maar daar scheen Noah zich niets van aan te trekken. “Van mij mag je”, zei ik nog enigszins verbluft. Hij lachte even vrolijk naar me, en liet zich dan achterover op de hooibaal vallen. “Ga je nog even mee naar binnen?”, probeerde ik, maar ergens wist ik dat het tevergeefs was. “Nee, ik ben nogal moe. Welterusten.” “Welterusten.” Vol verbazing over de jongen die op dit moment op de hooibal de slaap probeerde te vatten, liep ik naar binnen. Dat dit nu net mij allemaal overkwam..

Reageer (2)

  • Jaeger

    Lol. Prikt lekker, zo'n hooibaal ^^

    1 decennium geleden
  • Relax

    Daar is Ellie weer, ha. (cat) Ik vind het echt fijn om dit weer te herlezen en herinner me echt weer helemaal hoe mooi en magisch ik dit vond. :')

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen