Ik boog me over het levenloze lichaam van de jonge vrouw. De geur drong mijn neusgaten binnen, ik voelde het verlangen naar boven komen. Niets kon me tegen houden. Niet de walging diep vanbinnen, niet het gevoel van schuld dat langzaam zwakker werd. Mijn tanden groeiden terwijl ik dichter bij haar hals kwam. Ik proefde het bloed al voor het goed en wel in mijn mond kwam. Het smaakte heerlijk, bevredigend. Ik kon me niet meer bedwingen en voor ik het wist was ik klaar. Ik stond recht en draaide me om, klaar om terug te keren naar huis.
Zowel mijn vader als mijn broer knikten goedkeurend.
’Voelt dat nu niet veel beter.’ Het klonk niet als een vraag, meer een vaststelling.
Ik knikte zachtjes. Niet in staat om verder nog iets te doen. Het schuldgevoel kwam weer opborrelen. Ik zag het lichaam terug voor me, de opengesperde ogen.
’We moeten gaan,’ zei mijn vader plots. Voor ik het wist waren zowel hij als mijn broer verdwenen. Als verdoofd bleef ik staan, ik kende dat gevoel. Er was een Cullen dicht in de buurt. Héél dicht.
Er streek een adem langs mijn hals, maar toen ik me omdraaide, was er niets. Ik hield het niet meer en liet me op de grond vallen. Ik sloeg mijn armen om mijn knieën en verborg mijn gezicht zodat wie van hen het ook was, hij of zij het niet zou kunnen zien. Wisten ze dan niet dat ze me beter met rust lieten? Die ene jongen kon mijn gedachten toch lezen? Ook al snapte ik nog steeds niet hoe hem dat gelukt was, misschien dat ik uit nieuwsgierigheid één of ander schild had laten vallen? In ieder geval ik ging kapot aan het spelletje dat degene nu met me speelde. Het ene moment hoorde ik voetstappen, het andere moment was het muisstil.
’Ben je klaar?’ riep ik in de duisternis. ’Wil je me helemaal gebroken?’ Mijn stem trilde. Wat voor een zwakke vampier was ik.
Voor me verscheen het silhouet van een klein meisje. Ik herkende de wilde donkere haren, de goude ogen die oplichten ook al was het nog zo donker.
’Waarom zeg je dat?’ Ze kwam aarzelend dichtbij.
Ik haalde mijn schouders op. Ik kon gewoon niet meer praten. Zoals ze daar voor me stond. Ik wou beschuldigingen naar haar schreeuwen, haar dwingen te zeggen waarom ze me niet mocht. Maar ik kon het niet. Ze stond daar zo… zo… op haar manier. Haar engelengezicht, omringd met die wilde haren. Nooit had iemand zo’n impact op me gehad, niemand zolang ik haar broer niet meerekende.
’Weet je hoe graag ik jou wil haten?’ vroeg ik uiteindelijk. ’Ik. Wil. Je. Zó. Graag. Haten!’ Gefrustreerd stond ik recht. Ze zette een stap dichter bij me die ik compenseerde door een stap naar achter te zetten.
’Waarom?’ was alles wat ze vroeg.
’Omdat jullie mij haten,’ antwoordde ik, na een korte stilte.
En toen deed ze het laatste wat ik had verwacht. Ik voelde twee armen om me heen en een zachte adem die langs mijn oor streek. ’Ik haat je niet Dawn!’ Haar woorden klonken ze oprecht, zo overtuigend dat ik het wel moest geloven. ’We kunnen gewoon niet…’ Ze liet me los en keek me twijfelend aan.

Reageer (7)

  • RedxAlert

    :9~

    1 decennium geleden
  • LemonLime

    snelverder!
    .x3

    1 decennium geleden
  • Versace

    Omg!! Je moeeeet echt snell verderrr :D

    <3

    1 decennium geleden
  • Dazzled

    Awesome ^^
    Snel verder :9~

    1 decennium geleden
  • NOUGATTI

    Snel verdergaan!!
    Love it!!
    x

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen