Foto bij 6. Zweinstein

Uiteindelijke hervatten de express zijn reis naar Zweinstein en besloten ze zich toch maar om te kleden. Het luidruchtige geroezemoes in de trein was moeilijk te negeren. Iedereen leek te praten over de dementors. Zelfs Park en Bullemans hadden hun moed bij elkaar geschraapt en waren terug gelopen naar de coupe waar de andere Zwadderaars zaten. ‘Waren ze ook bij jullie?’ kraste Park geschrokken. Draco die plots weer enorm op zijn gemak leek te zijn antwoorden nonchalant: ‘Ja, ook bij jullie?’ ‘Ik hoorde dat Potter is flauwgevallen,’ kraste Park wat vrolijker. Draco kreeg plots een grijns van leedvermaak op zijn gezicht. ‘Potter valt flauw van een dementor,’ herhaalde hij wat harder. Blaise en Daphne grinnikte en zelfs bij Astoria kon er een glimlachje af. Bullemans vertelde dat chocola leek te helpen tegen het kille gevoel; waarna Korzel en Kwast als uitgehongerde zwijnen aanvielen op de chocolade voorraad die op het tafeltje van de coupe lag. Astoria keek vol afschuw naar de berg snoep die in enkele seconde leek te verdwijnen. Daphne griste snel twee chocoladekikkers tussen het geweld vandaan en gaf er een aan mij. Het werkte, nadat ik mijn eerste hap had doorgeslikt kreeg ik weer een warm gevoel in mijn lichaam en leek zelfs de temperatuur in de coupe hoger geworden. Draco grapte maar verder over Potters ongeluk en leek plots een stuk minder interessant als hij in de eerste instantie had geleken.
De trein stopte voor een tweede keer, maar deze keer waren we wel degelijk gearriveerde op Zweinstein. De trein stroomde langzaam leeg en zo ook de Zwadderaars verlieten hun coupe. Over het station galde de bulderende stem: ‘EERSTE JAARS HIERHEEN!’ Astoria nam afscheid van de andere en voegde zich bij het groepje 11jarige studenten die zich om een of andere halfreus hadden verzameld, die zo’n 3 koppen boven hen uitstak. Het gezicht van de reus was bijna geheel verdekt met een bruine groezelige baart. Astoria liet haar ogen glijden over de gezicht van haar mede 1e jaars. De meeste leerlingen maken en gespannen indruk en kijken schichtig om zich heen. Als de groep complet is begint de reus te praten. ‘Vooruit volg mij maar – nog meer eerstejaars? Pas op ’t afstappie! Eerstejaars met mij mee!’ Uitglijdend en struikelend volgden ze de reus over een smal, steil pad. Aan weerszijden van het pad was het zo donker dat Astoria vermoedde dat daar dichte bossen waren. Er werd niet veel gezegd. ‘Zo dadelijk zien jullie Zweinstein voor ’t eerst,’ riep de reus over zijn schouder. Er klonk een luid ‘Ooooh!’
Het smalle pas kwam plotseling uit aan de oever van een groot, inktzwart meer. Hoog op een berg, aan de overkant van het meer, stond een enorm kasteel, met talloze torens en torentjes en ramen die fonkeld afstaken tegen de sterrenhemel. ‘Niet meer dan vier per boot!’ riep de reus, die een boot voor zichzelf had. ‘Oke – VAREN!’
De bootje voeren allemaal tegelijk weg en gleden stil over het spiegelgladde water. De kinderen staarden zwijgend naar het reusachtige kasteel dat boven hen uittornde en groter en groter werd naarmate ze de voet van de klif naderden.
‘Koppen omlaag!’ riep de reus toen de eerste bootjes bij de klif waren; ze bogen hun hoofd de bootje gleden door een gordijn van klimop, dat een grote opening bedekte. Ze dreven een donkere tunnel door, die blijkbaar tot onder het kasteel voerde en kwamen uit bij een ondergronds haventje, waar ze uitstapten op een strand van stenen en kiezels.
Ze klauterende door een gang in de rotsen omhoog, achter het licht van de lamp aan die de reus vasthield en arriveerden uiteindelijk op een glad, vochtig grasveld in de schaduw van het kasteel.
Ze liepen een stenen bordes op en dromden samen bij de gigantische eiken deur. ‘Is iedereen er?’ De reus hief zijn enorme vuist op en bonsde drie keer op de deur van het kasteel.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen