Foto bij HS 1

De tweede week van de Tour de France loopt op zijn einde en vandaag staat er een zware bergrit op het programma. Een belangrijke dag voor de klassementrenners, die zullen strijden voor de gele trui.

Ik kijk achter me, in de ogen van mijn knecht. Hij glimlacht kort terug. Hij voelt zich duidelijk nog goed. Daarna kijk ik even rondom me om mijn concurrenten te bekijken. Ook zij zien er nog vrij fris uit na honderdvijftig kilometer koersen. We rijden met een klein groepje van acht renners richting de laatste berg van de dag. Na drie kilometers klimmen en enkele aanvallen van anderen valt Jens, mijn knecht, aan. Hij rijdt hard door en niemand volgt hem. Ik adem rustig en zet me in het wiel van mijn grootste concurrent, Cody Pierson. Jens verwijdert zich al snel van het groepje. Plots begint onze ploegleider tegen Jens te schreeuwen.

“Wat doe je nu? Je hoort bij Alexander te blijven!”
“Nee, dat hoeft hij niet. Ik voel me prima,” schreeuw ik in het oortje. “Ga maar voor de ritzege, Jens. Ik red me wel.”

Ik schreeuw zo luid dat de renner voor me even omkijkt. Er gebeurt niks. Niemand reageert en via de radio hoor ik hoe de voorsprong van Jens langzamerhand groeit. De kilometers tellen snel af en dan valt Cody Pierson aan. Ik weet dat hij een klimtalent is en de voorsprong snel kan dichten. Daarom beslis ik om achter hem aan te gaan. Ik zet me recht op mijn trappers en voel mijn benen branden, maar ik geef niet op. Wanneer Cody merkt dat ik hem ‘gemakkelijk’ volg, zet hij zich terug in het zadel. Met een korte armbeweging vraagt hij of ik wil overnemen. Natuurlijk weiger ik. Als ik hoor dat Jens in de veilige zone van de laatste kilometer komt met voldoende voorsprong, wil ik het zo wat uitschreeuwen. Zijn eerste grote ritzege maakt me gelukkiger dan al mijn overwinningen samen. Met een grote glimlach en een enorme drang om Jens te feliciteren, rijd ik naar de top van de berg. Zonder dat ik het besef rijd ik weg van Cody en de anderen, die zich nog in het groepje bevinden.

“Goed zo, Alexander!” hoor ik de ploegleider schreeuwen. “Tijd pakken, zoveel mogelijk.”

Ik kijk om en merk dat ik inderdaad ben weggereden van het groepje. Dan draai ik de laatste bocht in en zie ik al het volk achter de finish. Ik rijd over de eindstreep en ga meteen op zoek naar Jens. Tussen al de mensen zie ik hem staan. Ik stap van mijn fiets, laat die zonder erover na te denken achter en loop naar Jens toe. Wanneer ik zijn gezichtsveld bereik, begint hij luid mijn naam te schreeuwen. Ik wurm me door de menigte tot ik vlak voor zijn neus sta. Ik pak zijn gezicht tussen mijn twee handen vast. Even staren we elkaar aan en dan kus ik hem volop op de mond. De kus duurt maar enkele seconden. Dan besef ik wat ik net heb gedaan. De flitsen van de fototoestellen staan niet stil en de journalisten schreeuwen luid om ons heen. Ik open mijn ogen en verwijder mijn gezicht van dat van Jens. Ook hij opent zijn ogen. Ik zie een mengeling van angst, schok en geluk.

“Sorry,” hijg ik uit.

Daarna wordt Jens meegesleurd naar het podium. Ik voel verschillende handen op mijn armen. De journalisten schreeuwen nog steeds om me heen, maar ik versta niet wat ze zeggen. Ik volg de handen die me naar het podium leiden, want ook ik word daar verwacht. Blijkbaar had ik onbewust voldoende tijd ingehaald om de gele trui over te nemen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen