Onvoorspelbaar

   Op mij na was de schuur leeg. Hij zou niet meer komen, het was al half 3. En als hij zou komen, zou het niet zijn om de reden waarvoor we hier hadden afgesproken. Tijd om te vluchten was er niet, hij zou me waarschijnlijk mijn hele leven blijven achtervolgen, dan maar nu meteen. Ik had gefaald, en ik wist het. Maar dat ik het wist betekende niet dat ik het geloofde. Ik was er zo van overtuigd geweest, overtuigd van hem, overtuigd van zijn woorden die nu allemaal leugens bleken te zijn. de lege schuur waar ik mij bevindde bewees het. 
   Ironisch genoeg kwam ik er nu achter dat ik Sander al die tijd al had moeten geloven. Hij had als enige zijn leugens doorzien... Hij had me keer op keer voor hem gewaarschuwd. En ik had hem niet geloofd, maar hoe had ik hem kunnen geloven na de af gelopen maand? Sander... Lieve, lieve Sander... Hij zal misschien  als enige weten wat er met me gebeurd was, als hij morgen te horen kreeg dat ik was gestorven. Want ook dat wist ik zeker, ik zou sterven, en snel. 
   Mijn benen trilden doordat ze al uren moesten neer hurken achter de oude doos, en niet mochten bewegen.  En terwijl ik bedacht of ik snel een andere, comfortalbelere positie kon innemen, hoorde ik het. 
   Slechtere oren hadden het niet gehoord, maar de mijne hoorde de snelle lichte voetstappen die nog zachter klonken door het gras die het geluid dempte, omdat ze daar nu  eenmaal op waren ingesteld. Ik had zijn tred altijd bewonderd, er was niemand die zachter kon lopen, hij was als een geest. Hij kon zo achter je verschijnen zonder dat je hem hoorde aankomen, ik had er nooit het gevaar van  in gezien, maar nu boezemde deze eigenschap van hem me alleen maar angst in. Je kon bijna niet horen of hij eraan kwam, hij was onvoorspelbaar en daardoor ook destemeer dodelijk, want nu wist ik dat hij dat was. Dodelijk. 
   Hij wist waar ik zat, natuurlijk wist hij dat. Hij had gisteren hoogstpersoonlijk deze afgelegen plek met me uitgekozen, hij had dit fantastisch gepland, dat moest ik hem nageven. 
   Zijn voetstappen klonken voor de deur en ze aarzelden niet toen ze naar binnen liepen, en  voor mijn verstop plek bleven staan.
   "Daar ben ik dan," zei hij. Hij ging er al van uit dat ik hem eindelijk doorhad, en dat hij niet meer hoefde te doen alsof.   "Ik had nooit verwacht dat juist jij zo goedgelovig zou zijn." lachte hij zachtjes. "Heb je nog iets te zeggen, als een soort... Laatste wens?".
  "Ja," zei ik. Hij kon ongetwijfeld de woede in mijn stem horen. Ik stond langzaam op. Ik wist dat het elk moment kon gebeuren, dus ik moest snel zijn. " Sorry Sander, ik had je moeten geloven, je had gelijk, al die tjd al. Vergeef me."  fluisterde ik gejaagd en onverstaanbaar door de tranen die plotseling over mijn wangen stroomden. 
   "Hij hoort je niet, er is hier niemand, hoor." Toch keek hij even schichtig om zich heen.    "Mij spijt het ook.". Ik voelde dat het tijd was. Intuïtie heet dat. Ik sloot mijn ogen. Ik kwam er achter dat ik helemaal niet bang was. Niet bang voor hem, niet bang voor de dood. Ik glimlachte om hem boos te maken. Het werkte.
   Een kleine ritseling, een kleine beweging van hem. En toen werd alles zwart.

Reageer (1)

  • NatteTosti

    wow, dit is echt heel spannend!!!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen