Mokkend stond ik voor de spiegel. Was ik bleker geworden sinds ik een vampier was of was het gewoon de lichtinval? Het groen van mijn jurk leek minder goed bij mijn huid te kleuren dan het eerder gedaan had.
Ik keek op de klok en ging toen snel op zoek naar mijn schoenen. Binnen een half uur zou Tyler me komen ophalen voor het feest en ik was totaal onvoorbereid, dat frustreerde me.
Mijn moeder was de deur al uit, ze deed de laatste tijd alles om me angstvallig te ontwijken, bang dat ik ieder moment mijn tanden in haar nek kon zetten. Dat was geen geheel onterechte angst, het vampier zijn was nieuw voor me en de meeste jonge vampieren hadden een stuk minder zelfbeheersing dan ik. Om er zeker van te zijn dat ik deze zelfbeheersing ook op het feest zou behouden, had ik de namiddag in het bos doorgebracht. Damon voedde zichzelf met menselijk bloed, ofwel van de bloedbank, ofwel van ‘vrijwilligers’ – die altijd door hemzelf gehersenspoeld waren, dus van vrijwillig was in werkelijkheid weinig sprake. Het idee van menselijk bloed stond mij niet aan, wat dat betreft leek ik meer op Stefan. Dit betekende echter wel dat ik het moest doen met minder, het bloed van de bosdieren zou menselijk bloed nooit kunnen evenaren. Mijn dieet zorgde ervoor dat ik minder sterk was dan de gemiddelde vampier en bovendien zorgde mijn jachtinstinct, dat eigenlijk bedoeld was voor de jacht op mensen, ervoor dat ik het jagen op dieren vreselijk saai vond.
Ik hoorde de bel van de voordeur gaan en toen ik hem opendeed keek ik recht in het gezicht van Tyler. Zijn alledaagse kleding had moeten wijken voor een net pak en een stropdas, als ik hem niet al minstens vijf keer eerder zo had gezien, had ik hem waarschijnlijk niet herkend.
“Chique,” complimenteerde ik hem, terwijl ik mijn sleutels pakte en de deur achter me dichttrok.
“Je mag er zelf ook best zijn. Kunnen we?”
Tijdens de rit van naar het huis van de Lockwoods bleef het aangenaam stil. Normaal gesproken hield ik niet van stilte, het maakte me nerveus. Met Tyler hoefde ik echter niet te praten om te weten dat het goed zat. Een aangename stilte dus.
We arriveerden precies een kwartier te laat, maar het leek niemand op te vallen. Iedereen was in diepe gesprekken verwikkeld en niemand had echt aandacht voor de mensen die nog binnen kwamen druppelen.
Tyler raakte mijn hand aan om mijn aandacht te trekken en wees naar de menigte. “Ik zal mijn moeder eens gaan zoeken om te melden dat we er zijn.” Hij wachtte even totdat ik knikte en liet me toen alleen achter.
Een tijdje struinde ik rond en bekeek ik het huis en de mensen, een bezigheid die me al snel begon te vervelen. Ik kende immers iedereen al en in dit huis was ik al minstens twintig keer geweest, dus besloot ik op zoek te gaan naar mijn vrienden.
Ik had me nog niet omgedraaid toen iemand me op mijn schouder tikte. Het was Bonnie, besefte ik nog voordat ik me omdraaide.
“Ik moet je iets vertellen!” zei ze met een zorgelijke blik in haar ogen.
Mijn maag draaide zichzelf om. Bonnie was niet het type om zich snel zorgen te maken en ze klonk nu toch echt niet gerust. “Spuug het uit,” beval ik toen ze me toch echt te lang liet wachten.
Net op het moment dat ze haar mond wilde opendoen, viel mijn eigen mond open. Bij de brandende open haard stond Elena met onze geschiedenisdocent te praten. Dat verwonderde me niets, Alaric Saltzman was inmiddels een goede vriend van de Gilberts en hoewel hij en Damon niet altijd op goede voet stonden, hielp hij nog steeds actief met de zoektocht naar Stefan. Wat me wel verwonderde was dat Matt Donovan zich bij het groepje bevond. Matt was mijn ex, hij had me enkele weken geleden duidelijk gemaakt dat hij niets met vampieren te maken wilde hebben en dus ook niet met mij.
Bonnie slaakte een diepe zucht. “Dat was dus wat ik je wilde vertellen.”
“Waarom is Matt hier met Elena? Voor iemand die genoeg heeft van vampieren, is het wel heel verdacht om iemands vermiste vampiervriendje te vervangen.”
“Je doet het weer,” zei Bonnie op waarschuwende toon. Meer was er niet voor nodig, want ik wist direct wat ze bedoelde. Als mens was ik af en toe al erg jaloers geweest, maar nu ik een vampier was, voelden alle emoties zoveel zwaarder aan.
Er kwam een grommend geluid uit mijn keel. “Je hebt gelijk, sorry. Vampieremoties maken me zo nu en dan helemaal gek.”
Mijn vriendin haalde haar schouders op en maakte een gebaar dat zoveel betekende als ‘kan gebeuren’.
Ik haalde diep adem en probeerde mezelf te vermannen. Natuurlijk kon ik niet eeuwig over Matt blijven inzitten en als ik mezelf toestond eerlijk te zijn, geloofde ik zelfs dat het zo beter was. Mijn vrienden en ik waren dan misschien niet gevaarlijk, maar iedereen die zich teveel inliet met deze wereld had kans om tegen Klaus of een andere kwaadwillende vampier aan te lopen. Daar, nu ik het op die manier had bekeken, voelde het al veel beter.
“Ze zijn hier echt alleen als vrienden,” verzekerde Bonnie me nog. “Om eerlijk te zijn, vrees ik dat Elena non wordt als we Stefan niet terugvinden.”
Die angst deelde ik met haar, Elena haar liefde voor Stefan was in mijn ogen ongezond, maar dat was mijn gedrag soms ook, dus ik wist dat ik geen recht van spreken had.
De rest van de avond verliep rustig, dat was fijn, want het zou niet de eerste keer zijn dat vampierproblemen de avond ruïneerden. Aan de andere kant maakten vampierproblemen het natuurlijk wel een stuk spannender. Ik kon namelijk niet met eerlijkheid zeggen dat ik geïnteresseerd was in het eeuwige gebabbel van de mensen die ik tegen het lijf liep.
Na het zevende gesprek dat absoluut nergens over ging, besloot ik dat het welletjes was. Het was pas tien uur en ik wilde dit niet nog een uur hoeven doorstaan. In het voorbijgaan griste ik nonchalant een glas alcohol van de tafel en toen ik zeker wist dat niemand keek, glipte ik door de klapdeuren naar buiten om de rust op te zoeken.
“Caroline!”
Geschrokken en enigszins betrapt draaide ik me om. “Matt,” siste ik. “Iedereen zou daar eens mee moeten ophouden.”
“Waarmee?” Hoewel hij zo rustig mogelijk probeerde over te komen, voelde ik zijn angst en ik ergerde me eraan. Wat zou hij denken? Dat ik hem in de achtertuin van de Lockwoods zou proberen op te eten?
“Me laten schrikken,” mopperend nu, terwijl ik de ergernis in mijn stem zoveel mogelijk probeerde te verbergen.
Matt plukte een denkbeeldig pluisje van zijn mouw af. “Dat was niet mijn bedoeling. Ik wilde me alleen verontschuldigen voor mijn gedrag van laatst, ik wilde je niet kwetsen.”
Ik lachte schamper. “Ik heb het ongelukkige idee dat dit niets verandert, of wel?”
“Nee. Het spijt me Caroline, ik wil graag geloven dat je niet veranderd bent, maar deze hele wereld, deze wetenschap, het is gewoon te vreemd voor mij.”
“Oké, ik denk dat ik kan leven met het idee dat ik te vreemd voor je ben,” antwoordde ik op botte toon.
Wanhopig haalde hij zijn schouders op. “Kom op, je zou toch moeten begrijpen wat ik bedoel.”
Natuurlijk begreep ik wat hij bedoelde. Ik sloot mijn ogen en haalde diep adem om de emoties terug te dringen. Toen ik weer begon te praten, was ik verbaasd door de kalmte in mijn eigen stem. “Ik begrijp wat je bedoelt Matt, ik heb alleen geen idee waarom je de moeite doet om me dit te vertellen.”
Het bleef even stil, een onaangename stilte dit keer. Het soort stilte waarvan mijn nekharen overeind gingen staan en waarvan ik de neiging kreeg om te gaan ratelen.
“Je hebt me de laatste keer prima duidelijk gemaakt dat je niets met mij of deze wereld te maken wilde hebben, daar zal ik mee moeten leven. Dag Matt.” Na deze woorden draaide ik me om en probeerde ik met dezelfde kalmte weg te lopen. De drang om weg te rennen was groot, maar ik wilde er niet aan toegeven. Ik wilde hem niet laten merken hoeveel pijn zijn woorden me eigenlijk hadden gedaan.
Toen ik zeker wist dat ik uit het zicht was, zette ik het op een rennen. Vampieren konden sneller rennen dan mensen, ze konden zelfs zo snel rennen dat ze voor het menselijk oog niet waarneembaar waren. Wat mij betreft was het een fantastische bijkomstigheid van het hele vampier zijn. Het was ook erg handig bij het jagen, dit omdat je slachtoffer op geen enkele manier aan je kon ontkomen, ik had menig konijn de schrik van zijn leven bezorgd.
Plotseling, alsof ze een leven van zichzelf hadden, stopten mijn benen met rennen. Mijn maag draaide zich pijnlijk om en mijn neus leek te branden. Ik voelde een honger opkomen die bijna groter was dan ikzelf, dat was merkwaardig, want ik wist zeker dat ik eerder vandaag genoeg konijnen had laten schrikken om de rest van de avond zonder honger door te komen. Maar deze honger was anders, besefte ik toen een scherpe geur mijn neus binnendrong. Dit was geen gewone honger, dit was het effect van de geur van bloed, menselijk bloed.
Ik probeerde te ruiken waar het bloed vandaan kwam en daar slaagde ik al snel in. Als vanzelf liepen mijn benen nu mijn neus achterna, behoedzaam dit keer, sluipend, om maar zo min mogelijk geluid te maken. Mijn jachtinstinct leek het over te nemen naarmate ik het spoor verder volgde, ik had vreselijk veel honger en met iedere stap die ik dichterbij kwam, begon mijn keel erger te branden.
Pas toen ik weer aan de voorkant van het huis uitkwam zag ik de oorzaak van mijn honger. Daar, in de hoek van de parkeerplaats waar geen licht scheen, lag een meisje dat ik vaag herkende als iemand van mijn school. Ze lag doodstil en zelfs met honderd meter afstand tussen ons in had ik het akelige gevoel dat ze niet meer leefde. Schichtig keek ik om me heen en toen ik besloot dat de kust veilig was, nam ik een sprint naar de overkant van de parkeerplaats. Voorzichtig bukte ik om haar pols te voelen, een ietwat overbodige actie, want als ze nog een hartslag had gehad, had ik dat allang gehoord. Haar huid was ijskoud en mijn aandacht werd al snel getrokken door de bijtafdruk in haar hals, het was duidelijk wat de oorzaak van haar dood was geweest. Ik had dan ook niet veel tijd nodig om de ernst van deze situatie in te zien, mijn moeder was op dit feest, Matt was op dit feest. Als zij erachter kwamen dat een vampier hier had lopen huishouden, zouden ze mij direct verdenken.
Ik zat nog over haar heen gebogen toen mijn maag zich onverhoeds weer pijnlijk omkeerde en mijn keel bijna uit elkaar scheurde. Mijn lichaam schreeuwde om haar bloed en ik ging tegen mijn natuur in door het niet te drinken. De verleiding was groot, een vampier was hier immers al geweest en ze was al dood, wie zou het nog merken als ik me voedde met haar bloed? Puur vanuit milieubewust oogpunt bekeken, was het zonde om alles dat de vorige vampier had laten liggen zomaar te verspillen, we gooiden immers ook geen goed voedsel in de prullenbak. Inmiddels hadden mijn hoektanden plaatsgemaakt voor vlijmscherpe punten en ik voelde hoe mijn bloed door de aderen rond mijn ogen stroomde. Het herinnerde me aan de eerste keer dat ik iemands bloed had gedronken en hoe ik toen van mezelf gewalgd had. Dit leek me weer bij positieven te brengen, natuurlijk kon ik haar bloed niet drinken, dat was immers tegen al mijn principes in. Ontzet deinsde ik achteruit, proberend te vergeten wat voor gedachten ik zojuist had gehad.
Achter me klonken voetstappen en ik draaide me snel om. Ik had al geweten dat het Alaric was voordat ik me had omgedraaid en realiseerde me dat ik geluk had, het had tenslotte ook iemand anders kunnen zijn. Het was dom van me geweest om me zo te laten leiden door mijn instinct, voor hetzelfde geld hadden de leden van de Raad me nu verbena geïnjecteerd en ergens in een kelder opgesloten.
Onze geschiedenisleraar stond even stil om de situatie in zich op te nemen. Hij leek niet geschokt, maar dat was niet vreemd, hij wist al langer van het bestaan van vampieren af dan ik en had ongetwijfeld ook al een stuk meer gezien dan ik.
“Is ze –”
“Ja,” onderbrak ik hem, “ze is dood. Maar ik heb het niet gedaan, echt niet!”
Hij keek me even schaapachtig aan en sprak toen weer. “Die gedachte was nog niet eens in me opgekomen. Ik denk dat we een probleem hebben en ik denk dat we Damon moeten bellen.”
“Damon moet hier ergens zijn,” wist ik. Ik had hem de hele avond nog niet gezien, maar Damon ging altijd naar deze feesten. Het was zijn manier om ‘niet op te vallen’.
Alaric knikte en pakte zijn telefoon. “Daar zijn je vrienden,” waarschuwde hij, maar het was al te laat.
“Caroline!” Bonnie haar stem klonk onthutst en vol ongeloof. “Vertel me dat jij dit niet gedaan hebt.”
Elena kwam naast me staan. “Na alles wat ze gedaan heeft voor ons, zou je ondertussen toch wel iets meer vertrouwen in haar mogen hebben,” berispte ze. “Ik geloof niet dat Caroline hiertoe in staat zou zijn en ik geloof evenmin dat de enige andere vampier van wie we weten dat hij hier rondzwerft dit gedaan heeft.”
Bonnie keek nog steeds ongelovig. “Ik zie Damon hier nog steeds best voor aan,” ze pauzeerde even en keek in de richting van de voordeur van de Lockwoods. “Als je het over de duivel hebt,” voegde ze er toen aan toe.
De duivel, in dit geval Damon, kwam rustig onze kant op gelopen. “Dames,” begroette hij mij en Elena, alvorens zich richting Bonnie te wenden, “en heks…”
Bonnie keurde hem geen blik waardig. Soms vroeg ik me af of die twee elkaar ooit zouden mogen. Ze hadden inmiddels meermaals samengewerkt, maar nog steeds konden ze elkaars bloed wel drinken, in het geval van Damon waarschijnlijk zelfs letterlijk.
“En met wie heb ik het genoegen?” vroeg hij toen, met een klein knikje naar het levenloze lichaam op de grond.
Zelf had ik haar enkel herkend als ‘iemand van mijn school’ en of Bonnie überhaupt wist wie ze was, wist ik niet, maar Elena had haar duidelijk wel eerder opgemerkt. “Dat is Bettina Stevens,” merkte ze op. “We hadden samen wiskunde, geloof ik.”
Damon boog zich voorover en bestudeerde de wond in haar hals. “Zo Bettina, het is niet jouw geluksdag geweest vandaag.”
Bonnie snoof. “Als jouw soort niet bestond, hadden we alleen maar geluksdagen.”
“Verkeerde tijd, verkeerde plaats,” zei Damon schouderophalend. “Kan iedereen gebeuren, ze hebben niet allemaal de kracht om een vampier met enkel oogcontact een aneurysma te bezorgen.”
Natuurlijk doelde hij op de vele keren dat Bonnie hem met een vreselijke hoofdpijn op de grond had gekregen. Onze vriendin was niet zomaar een heks, ze was een Bennett, ze stamde af van generaties zeer krachtige en slimme heksen, een verstandige vampier zou geen ruzie met haar zoeken. Damon zag dit blijkbaar ook in, want hij begon snel over iets anders. “Caroline, jij moet hier weg.”
“Wat?” vroeg ik verwonderd. “Waarom dan?”
Hij rolde ongeduldig met zijn ogen. “Het barst hier met mensen van de Raad en jouw moeder weet dat je een vampier bent. Voor zover zij weet ben jij de enige vampier in Mystic Falls en ze is er nog steeds niet over uit of je ooit weer haar lieve kleine Caroline zult worden. Wilde je nog in discussie gaan, of maak je jezelf nu uit de voeten?”
Elena trok aan mijn arm en knikte. “We moeten gaan, hij heeft gelijk. Als de Raad hier lucht van krijgt, kun je wel een andere woonplaats zoeken.” Ze keek naar Damon. “Wat ga je met het lichaam doen?”
“Vakkundig verstoppen,” antwoordde hij nuchter.
Dat leek genoeg te zijn voor Elena, want ze sleurde mij en Bonnie mee en liet Alaric en Damon achter bij het stoffelijk overschot van Bettina Stevens.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen