Met Elena haar auto reden we richting het huis van de Salvatores. Op papier was het van Elena, het was wat wij een ‘veilige haven’ noemden. Een vampier kon nooit een huis binnentreden zonder dat hij was uitgenodigd, daar stond echter wel tegenover dat de eigenaar van het huis nog in leven moest zijn, Stefan en Damon waren dit technisch gezien niet. Ik natuurlijk ook niet, maar daar dacht ik liever niet over na. De laatste tijd was Elena vaker in dit huis dan in haar eigen huis, op de momenten dat Damon haar niet wegjaagde tenminste.
“Zo,” zuchtte Elena toen ze de sleutel in het slot stak en de deur opengooide, “dat was me het avondje wel.”
Bonnie was nog steeds niet in haar beste humeur. Ze liep naar de bank en plofte met een strak gezicht neer. “Ligt het aan mij, of wordt ieder feest hier verstoord door vampieren?”
Een beetje onbeholpen bleef ik staan. Ondertussen was ik hier vaak genoeg geweest en kende de weg door alle kamers in het huis, maar de houding van Bonnie maakte dat ik me niet welkom voelde. Ik begreep haar aversie tegen vampieren, ze hadden het leven zoals zij het gekend had, zoals wij het gekend hadden, voor altijd veranderd en er was geen weg terug. Als vampieren niet hadden bestaan, had haar grootmoeder, om wie ze zeer veel had gegeven, nog steeds geleefd. Als vampieren niet hadden bestaan, was ik nog menselijk geweest, misschien zelfs nog wel samen met Matt. Maar vampieren bestonden en ik was nu eenmaal een van hen, ik hield er niet van wanneer Bonnie zo praatte.
In tegenstelling tot Bonnie, leek Elena dit wel op te merken. Misschien kwam het doordat haar vriend een vampier was, of doordat ze dit leven al gewend was, maar ze had vanaf het begin af aan een rotsvast vertrouwen in mij gehad. Ze associeerde mij niet met de slechte dingen die er gebeurden en daar was ik haar eeuwig dankbaar voor.
“Wat doen we nu?” vroeg Bonnie toen ze ietwat was gekalmeerd.
Elena haalde haar schouders op en ik kon niets anders bedenken dan “we wachten.”
Een kwartier werd een uur en een uur werd al snel drie uur, maar tegen half drie ’s nachts hoorden we de voordeur open en weer dichtslaan. Bonnie en Elena hadden op de bank liggen slapen en schrokken allebei wakker, maar ik had de slaap nog niet kunnen vatten. Teveel dingen spookten rond in mijn hoofd, ik wist heel goed dat wat er vanavond gebeurd was, betekende dat we een groot probleem hadden. Ons hele gevecht voor een zo gewoon mogelijk leven kon zomaar voor niets geweest zijn.
Alaric was de eerste die ons vergezelde. “Damon is nog even iets te drinken halen,” verklaarde hij. “Bonnie, ik denk dat je beter naar huis kunt gaan, het is opgelost en ik verzeker je dat we zullen afrekenen met de persoon die dit op zijn geweten heeft. Elena, kun jij Bonnie naar huis brengen? Ik stel voor dat je vannacht thuisblijft, bij Jeremy.”
Elena knikte. “Is het veilig dan? Kan ik Jeremy niet beter hierheen halen?”
“Ik zie geen reden om aan te nemen dat het onveilig zou zijn. Zolang je maar niemand binnenhaalt, dus ook geen pizzabezorgers,” drukte hij haar op het hart.
Mijn lach verbrak de ernstige stilte die intussen was gevallen. “Want het zou ook beslist niet opvallen als iemand om half vier ’s nachts een pizza komt bezorgen.”
Plotseling rook ik de geur van menselijk bloed dat zich in onze richting bewoog. “Damon,” raadde ik.
“Dan is het voor ons tijd om te gaan,” zei Bonnie snel. “Ga je mee, Elena? Caroline?”
Damon kwam met twee glazen bloed de kamer binnenlopen. Hij fronste en wierp mij een veelbetekende blik toe. “Caroline kan niet gaan, het lijkt me het beste als zij nog even blijft. We hebben dingen te bespreken.”
“Caroline?” probeerde Elena mijn reactie te peilen. Geen van mijn vrienden liet me graag achter bij Damon als ik daar zelf niet absoluut mee instemde.
Nu was het mijn beurt om te knikken, niet omdat ik graag bij Damon achterbleef, maar meer omdat we ook inderdaad dingen te bespreken hadden. “Ga maar,” stelde ik hen gerust. Vanzelfsprekend liet Bonnie zich dit geen tweemaal zeggen, gehaast liep ze richting de voordeur, een niet helemaal geruste Elena met zich meeslepend.
Toen ik de deur hoorde dichtslaan, werd ik me er pas van bewust dat twee paar ogen me aanstaarden. Ongemakkelijk streek ik mijn haren naar achter. “Wat?”
Damon grijnsde en stak een glas naar me uit. “Honger?”
Afkeurend haalde ik mijn neus op, ik wist best wat er in het glas zat en er was geen haar op mijn hoofd die er nog over dacht om menselijk bloed te drinken. “Nee, ik heb geen honger,” loog ik dus.
De denkrimpels op zijn voorhoofd waren nu duidelijk zichtbaar. “Lieg niet, Caroline.”
“Wat maakt je er zo zeker van dat ik lieg?”
“Je bent een vampier, je hebt altijd honger,” antwoordde hij simpel. “Sterker nog, ik weet zeker dat jouw lichaam op dit moment schreeuwt om dit bloed, voel je je keel niet branden?” Mijn stilte lokte een spottend lachje uit. “Je lijkt zoveel op mijn broer, je bent net zo koppig en zelfdestructief. Goed, dan moet je het zelf maar weten,” en na deze woorden zette hij met een klap het glas op de tafel.
Alaric schraapte zijn keel. “Wat Damon eigenlijk wil zeggen,” hij negeerde een luid protest na deze woorden en sprak onverstoorbaar verder, “is dat er misschien een andere vampier in het dorp aanwezig is. Of twee,” vulde hij aan. “Als jij weigert je te voeden met iets dat jou net zo sterk maakt als die andere vampieren, zou je zomaar eens het onderspit kunnen delven.”
“Ik mag dan niet zo sterk zijn, maar ik ben twee keer zo snel en minstens vijf keer zo slim dan de meeste vampieren die ik ooit ontmoet heb,” zei ik rustig, mijn ogen hierbij strak op Damon gericht, hopende dat hij dit op zou vatten als een hint, of een uitdaging. Dit deed hij echter niet. Tergend traag bracht hij het glas naar zijn lippen, een gebaar dat duidelijk bedoeld was om mij op de kast te jagen.
“Volgens mij heeft dat geen nut, Damon. Ik geloof dat ze redelijk zeker van haar zaak is.”
Damon zuchtte dramatisch en zette nu ook zijn glas neer. Even leek het alsof hij zich om zou draaien, maar het volgende moment schoot hij naar voren en voelde ik hoe ik vastzat tussen zijn arm en de muur. Ik hapte naar adem en probeerde me uit zijn houdgreep te wurmen, maar zijn arm zat veel te strak tegen mijn keel gedrukt, mijn pogingen haalden niets uit.
“Damon!” riep Alaric verward.
Damon bracht zijn gezicht nog dichter naar het mijne, tot het punt waarop ik zijn adem kon voelen. Hij fronste één wenkbrauw op de Damon-manier en keek me uitdagend aan. “Probeer te ontsnappen, blondje. Denk je nu echt dat je het kunt winnen van mij? Alle intelligentie van de wereld helpt je niet uit benarde situaties als deze.”
Alaric trok tevergeefs aan zijn arm. “Damon, ze krijgt geen adem.”
“Wel, dan mag ze blij zijn dat ze niet nog een keer kan sterven,” reageerde Damon koeltjes, maar ik voelde zijn greep verslappen en het volgende moment kon ik weer vrij ademhalen. De warme hand van Alaric hielp me overeind en ik klopte denkbeeldig stof van mijn jurk.
Damon trok een triomfantelijk gezicht en stak nogmaals het glas naar me uit. “Ik beloof je dat dit zal helpen, het maakt je sterker en als je ontspoort, zijn wij er om je te helpen.”
“Ga heen,” beet ik hem toe, waarop ik me omdraaide en de voordeur dit keer achter mij liet dichtslaan.

Reageer (1)

  • xBlackSwan

    Je schrijft zo ónwijs goed. Het is dat ik zo moe ben, maar anders had ik de hele nacht doorgelezen aan jouw verhaal. Het is leuk om ook eens vanuit Caroline's standpunt te kijken en te zien hoe ze echt is.


    xxxxxxxxxxxxxxxxx

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen