De kleine Zeemeermin

Vanaf het land te zien, was de zee donkerblauw. Licht golvend op het land. Ze nam bij iedere slag zand mee, en liet het ook weer los. In dit prachtige natuur verschijnsel leefden de zeemeerminnen. Ze waren mooi, slank en hun prachtige vissenstaart zwom hen overal naartoe. Overal, behalve het wateroppervlak. Daar mocht je pas naartoe als je 15 was. Dat onbekende gebied, waar de mensen woonden. Wat zou de jongste dochter van de zeemeerminnenkoning daar graag naartoe willen. Ze kon daarom ook niet wachten totdat ze 15 was. Keer op keer keek ze omhoog. Daar waar het licht vandaan kwam. Prachtige verhalen hoorde ze erover. Haar 5 zussen waren er al geweest, ze vertelde haar dat de zon er de hele dag scheen, wezentjes waar ze nog nooit van gehoord had vlogen door het luchtruim en de mensen, de wezens die zich voortbewegen door middel van benen. Toen het jongste zusje dan eindelijk 15 was zwom ze met al haar enthousiasme naar boven. Daar was ze dan. Ze keek en keek. Alles was precies zoals haar zussen haar verteld hadden en het was prachtig. Ze zwom, terwijl ze boven water bleef. Niets wilde ze missen van het onbekende. Ze was een rots tegen gekomen en was er op gaan zitten. Ze genoot van het fluiten van de vliegende wezens. Ze stond op het punt om weer verder te zwemmen, toen ze een schip zag. Deze had ze wel vaker gezien, maar dan alleen vanaf de onderkant. Haar zussen hadden haar verteld dat mensen zich hierop over de zee konden bewegen. Ze nam een duik en zwom richting het grote brok hout. Ze hoorde geluid, naarmate ze steeds dichterbij kwam. Er was feest. Ze hoorde gelach en muziek. Doordat ze stiekem kon gluren zag ze dat er verschillende mensen aan het dansen waren. Hun benen bewogen zo vlot en flexibel. De zeemeermin werd jaloers. Wat zou ze toch graag voor één dagje ook op benen willen lopen.

De tijd verstreek, en ze was niet weg te slaan van het schip. Al een half uur was ze naar een en dezelfde man aan het staren. Een jongeman, hij lachte vrolijk terwijl hij meedanste met de anderen. Van alle mensen op het schip was hij de meest geklede persoon. Hij zou vast een hoog iemand zijn, misschien wel een prins. Plots hoorde ze geschreeuw. Ze schrok, en zo deed de hele bemanning ook. Ze begonnen te rennen, schreeuwen. Vuur. De mast stond in vuur en vlam. Hoe snel dat kon gaan. Ze dook weg, weg van alle ellende. Maar hoe snel ze ook weg wilde van het drama, hoe snel ze ook weer terug ging. Mannen sprongen van boord, en de jongeman naar wie ze had gekeken ook. Binnen enkele minuten stond het hele schip in brand. De zeemeermin bleef onder water, ze mocht niet gezien worden. Toch moest ze weten of de prins het zou overleven. Alle bemanning had zich ondertussen in een roeibootje geklauterd. Behalve hij. Ze zag hem, onder water. Hij zonk, iets had hem geraakt waardoor hij buiten bewustzijn was. Ze hees hem omhoog en zwom, richting het land.

Lang was ze nog bij hem geweest, totdat hij zijn ogen open deed. Zulke prachtige ogen. Die ze nooit meer zou mogen zien. Zo snel als ze kon dook ze in het water en verdween. Naar de zeebodem.

Hoezeer ze het ook probeerde, ze kon hem niet uit haar hoofd krijgen. Ze was verliefd, op een mens. De schande kon niet groter worden. Haar verliefde gevoelens kon ze niet meer onder controle krijgen en ze bedacht een plan. De zeeheks, die zou haar kunnen helpen. Ze wist dat de zeeheks gevaarlijk was. Maar, ze had magie. En met die magie kon ze de zeemeermin misschien helpen. Op het perfecte moment glipte ze langs de bewaking van haar vader en maakte voort richting de zeeheks. Het was een lange rit, maar uiteindelijk was ze er. In het hol van de leeuw. De zeeheks verwachte haar al. Hoe, wist de kleine zeemeermin niet. ‘Dus, jij komt om naar je geliefde te gaan?’
‘Hoe..weet u dat?’ Ze was angstig, de omgeving hier gaven haar de rillingen. Maar ze gaf niet op. ‘Kom kom kindje. Ik zie het aan je gezicht. Je straalt van verlangen.’ De stem van de zeeheks sneed dwars door haar heen. Zo ijzig en vals. ‘Maar..kunt u..umm..is dat mogelijk?’ Ze stotterde, de zeeheks had een uitstraling die haar niet beviel. Ze lachte ijzig. Gemeen. ‘Natuurlijk, kindje. Alles is mogelijk hier. Je hoeft het alleen maar te zeggen en ik doe het voor je.’ Het deed gewoon pijn aan haar oren. ‘Echt! Meent u dat?’
‘Maar natuurlijk, dus, je wilt benen? Voor dat drankje heb ik een heel belangrijk ingrediënt nodig die ik niet heb.’
‘Laat me helpen, ik zal het zoeken, ik zal alles doen zodat ik naar het land kan!’ Ze stotterde niet meer, de omgeving deed haar niks meer. Haar wens zou bijna uitkomen. ‘Wat is dat ingrediënt?’ Hoopvol wachtte ze op het antwoord, misschien een speciaal soort koraal. ‘Jouw stem.’ Het antwoord kwam zo plots dat de zeemeermin even niks te zeggen had. ‘W-w-wat? Mijn stem? Maar, hoe moet ik hem dan duidelijk maken dat ik van hem houd?’ De zeeheks had niet gemener kunnen lachen. ‘Dat komt wel goed kindje, als hij ook van jou houdt, kun je het duidelijk maken met je ogen.’ De kleine zeemeermin aarzelde, maar uiteindelijk knikte ze. Haar liefde was te groot.

Ze opende haar ogen. Ze lag op het strand. Haar slokdarm brandde. Ze had een drankje gedronken, waardoor ze benen zou krijgen. Ze ging recht op zitten en daar lagen ze. Twee prachtige mensen benen. Ze kon het niet geloven, de zeeheks had haar woord gehouden! Zo blij als ze was probeerde ze op te staan. ‘AU!’ Alsof er messen in haar benen zaten, ze staken aan alle kanten. En haar stem ?! Het klonk als die van de zeeheks. Zo ijzig en pijnlijk. Kon ze dan toch praten? Hoe kon ze de prins ooit te woord staan met een stem als deze?! Ze kon zich nog herinneren hoe de stem dwars door haar sneed een paar uur terug. Tranen kwamen. Ze huilde, ze jammerde. Hoe kon ze nu naar de prins toe? Ze kon niet lopen en niet praten. Haar gejammer had aandacht getrokken, want een mens kwam aanlopen in haar richting. Het was de prins! Ze moest hier weg zien te komen, hij mocht haar niet zo zien! De zeemeermin probeerde weg te kruipen, maar de pijn bleef. ‘Hee, stop! Ik doe je niks, ik wil je helpen.’ Zo verbaasd als de prins keek, zo angstig was het meisje. ‘Laat me je helpen.’ Hij hurkte naast haar. Ze wende haar hoofd af. Ze wilde niet dat hij haar tranen zag. ‘Kom, ik breng je naar binnen. Het is duidelijk dat je verzorging nodig hebt.’ Hij sloeg een arm om haar heen en hees haar overeind. Een helse pijn. Ze hield zich sterk. Hij mocht haar stem niet horen. Samen liepen ze. Dus zo voelde lopen. Als ze dit had geweten had ze het nooit gedaan. Haar hele lichaam deed pijn. Ze moest en zou de prins verliefd op haar laten worden. Drie dagen. Drie dagen had ze om dat te voltooien. De zeeheks had gezegd, dat na de derde zonsondergang de prins met haar zou moeten trouwen, anders, zou ze veranderen in zeeschuim. Hoe wilde ze dit gaan doen? Het was duidelijk dat de kans nihil was.

Ze was alleen, in een kamer. Ze was net gewassen, wat voelde ze zich weer thuis in het water. De twee dienstmeiden die haar hielpen hadden haar kleren gegeven. Ze was tenslotte naakt aangespoeld. Ze hees zichzelf in een prachtige jurk, de stof was zacht. Het bedekte haar gehele lichaam. Het lopen ging steeds beter, maar nog steeds voelde ze de pijn. Nu liep ze, richting wat men de spiegel noemde. Ze bekeek zich. Daar stond ze dan. Een zeemeermin, op twee benen. In een groene lange jurk, die haar mooie blonde lange haren extra goed lieten zien. Twee heldere blauwe ogen staarden haar aan. Er werd geklopt. Zachtjes liep ze naar de deur en opende die. Het was de prins. Hij had haar beloofd de stad te laten zien.

Het was een geweldig ritje. Samen zaten ze in een open rijtuig. Getrokken door twee paarden, bereden door twee koetsiers. Ze vond de stad prachtig. Ze was dolgelukkig naast de prins. Het leek erop dat ook hij haar steeds leuker begon te vinden. Toen ze over het platteland reden vroeg hij haar naam. Ze zei hem, en meteen daarna sloeg ze haar hand voor haar mond. Hij had haar stem gehoord. Hij greep naar zijn oren en trok een pijnlijk gezicht. De stem sneed dwars door hem heen. De verdere rit zeiden ze niets meer. Nu was het avond, en ze was weer op haar kamer. Ze bekeek zichzelf weer in de spiegel. Alleen nu stond er iemand anders. Haar blonde lange haren hadden plaats gemaakt voor lange zwarte slierten. Wat was er aan de hand?! Ze raakte helemaal in paniek en bedacht dat dit het werk van de zeeheks was.

De dagen gingen voorbij en elke dag was ze weer veranderd. Haar ogen waren bruin geworden en haar huid kleurde langzaam paars. Ze sloot zichzelf op in haar kamer. Natuurlijk kon ze zich daar niet voor eeuwig verstopt houden en een kamermeisje merkte haar op. Toen het arme kind de handdoeken kwam verversen wist ze niet wat ze zag. Dat lieve schattige meisje was een monster. De zeemeermin wilde nog wegrennen, maar toen ze het kamermeisje aankeek, viel ze bewusteloos neer. De handdoeken lagen verspreid over de grond. Zo vlug als ze kon rende de kleine zeemeermin naar het raam en sprong eruit. Ze landde op haar voeten wat zo’n verschrikkelijk pijnlijk was dat ze het uitgilde. De ijzige stem galmde over de straat. Ze rende, terwijl ze krijste. Naar de zee, daar wilde ze naartoe. De prins zou toch niet meer verliefd op haar worden. Al was ze nog steeds hartstikke verliefd.
Eindelijk, ze was er. Ze zag de zee die haar thuis was. Net toen ze erin wilde springen zag ze 5 hoofden boven water steken, het waren haar zuster. Kaal. Alle vijf schrokken ze ontzettend van het monster dat hun kant op was gerend. Wegduiken deden ze echter niet. ‘Kom met ons terug! Alsjeblieft, we missen je zo!’ De kleine zeemeermin antwoordde, maar de woorden klonken vals en krakend. ‘Maar hoe dan?’ Ze was angstig, tranen stroomden over haar donkerpaarse wangen. ‘In ruil voor onze haren kregen we een dolk van de zeeheks, hiermee moet jij het hart van de prins doorboren en dan kun je als een zeemeermin terug keren!’
‘Maar..’
‘Het is jouw leven of zijn leven.’ Alle vijf de zusters hadden hun handen over hun oren gevouwen terwijl ze praatten met hun jongste zusje. Trillerig pakte ze de dolk aan. Vastbesloten keerde ze om en liep terug richting het kasteel. De pijn in haar benen negerend. Maar hoe meer stappen ze ook zette, hoe onzekerder ze werd. Ze kon haar liefde toch niet doden? Uiteindelijk stopte ze. Ze ging het niet doen. Ze koos voor het behouden van zijn leven. De dolk kletterde op de stenen en ze liep terug, terug naar het water. Ze voelde het water langzaam hoger langs haar benen gaan toen ze de zee in liep. Ze liet zich vallen en de kleine zeemeermin veranderde in schuim. Ze was nu een deel van de zee en bij elke slag nam ze zand mee en liet het weer los.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen