De oude vrouw was een tovenares. Ze zag dat het hart van de prins leeg en liefdeloos was. Voor straf veranderde ze hem in een afschuwelijk beest. Ze betoverde ook de bedienden in het kasteel. Toen gaf ze de prins een toverspiegel. Deze spiegel zou zijn enige venster naar de wereld zijn. Ook liet de vrouw een roos bij de prins achter. Deze roos zou bloeien tot de prins eenentwintig werd. Als hij kon leren liefhebben voordat het laatste bloemblaadje verdorde, zou de betovering verbroken worden. Leerde hij het niet, dan zou hij voorgoed een beest blijven.

Belle wandelde rustig over de markt plaats van het dorp. Haar lange bruine haren zweefden op de wind en haar ogen flitsten over de talloze pagina’s van het boek dat ze aan het lezen was, Romeo en Julia. Gelukkig voor Belle, want Gaston toonde weer interesse voor haar.
“Wel iedereen! Dit is nu mijn droomvrouw! Belle, het meisje met wie ik ga trouwen!” heel het plein hoorde zijn geroep. Belle ergerde en schaamde zich dood. Hij had geen manieren, hij was onbeschoft, ijdel en het topje van de ijsberg, hij was afzichtelijk.
Ze keek op van haar boek en gunde Gaston een giftige blik.
“Gaston, ik trouw in nog geen honderd jaar met je,” zuchtte ze,”Al moest ik.”
Deze woorden maakten Gaston kwaad, Belle zag het aan zijn blik.
“Wacht maar! Op een dag, zal je van mij zijn! En alleen van mij!” riep hij woedend. Snel beende Belle weg.

Al snel kwam ze bij het kleine huisje waar zij en haar vader woonden. Het was natuurlijk geen kasteel, verre van, maar ze hield ervan. Haar vader was een uitvinder. Elk jaar vond hij een nieuwe machine uit, waarmee hij dan naar de jaarmarkt gaat, om een prijs te winnen. Al 3 keer won hij. Belle hoopte keer op keer dat hij zou winnen. Maar vaak kwam hij met lege handen thuis. Tot haar grote spijt. Ze hadden het geld nodig.
“Dag paps!” zei ze vrolijk en legde haar boek in de kleine geïmproviseerde boekenkast.
“Dag Belle,” haar vader keek op van zijn uitvinding. Hij schatte de kansen in en tilde hem op om vervolgens op de kleine kar waar Philippe voor gespannen stond. Klaar om naar de markt te vertrekken dus.
“Ga je weer vertrekken?” vroeg Belle een beetje sip. Haar vader knikte.
“Niet zo sip Belle, ik ben terug voor je het weet.” Vader vertrok en Belle bleef moederziel alleen achter.

De weg naar de jaarmarkt was lang. Dat wist Maurice en hij voelde zich dan ook schuldig dat hij zijn dochter Belle moest achterlaten. Moederziel alleen. Snel reed hij door en vergde het uiterste van Philippe, zijn trouwe paard. Het duurde niet lang voor er een onverwachte onweersbui hem verraste. Philippe panikeerde en rende het diepe bos in, zijn baas let zich meetrekkend tot aan een hek. Het was een hoog, zwart hek met een dreigend uiterlijk. Twijfelend stapte hij naar binnen. Tot zijn grote verbazing was er leven in het oude kasteel, maar niet het leven wat hij zou verwachten. In de hal verwelkomden een kandelaar, een klok, een theepot en een kopje hem.
“Welkom, welkom! Kom er in!” zei de kandelaar.
“Lumiére!” riep de klok woedend,”Je weet wat de meester zei! Geen bezoekers binnenlaten!”
“Ach Pendule. Ziet u niet dat de oude man moe en hongerig is. Wees eens vriendelijk,” zei de theepot,”Kom verder oude man, we geven je wat te eten en een stoel om in te rusten. U ziet er moe uit.”
“Dank je,” stammelde Maurice verbaasd en volgde de kandelaar, klok, theepot en kopje.
“Zet u toch! Ik ben Chip,” zei het kopje opgewekt toen ze in een grote zaal kwamen waar een tafel stond, die voor hun heel dorpje leek. Twijfelend liep hij naar de tafel en zette zich aan een van de stoelen. De stoel was zacht en bekleed met een rode bekleding.

Er werd Maurice een heerlijke maaltijd voorgeschoteld. Dankbaar at hij en kwam weer op krachten. De bui was over en hij wou vertrekken.
“Wat kan ik doen om jullie te bedanken? Jullie zijn heel aardig voor me geweest.
“U hoeft niets te doen heer. Wij zijn al dankbaar dat u langskwam. Het is al lang geleden dat we hier nog bezoek hadden,” glimlachte de theepot. Chip, het theekopje sprong vrolijk heen en weer. Nu pas merkte hij de barst op.
“Wel kleine Chip, wat heb je gedaan om zo een barst te krijgen?” vroeg Maurice nieuwsgierig.
“Ik viel,” gaf het kopje stammelend toe.
“Wel kleine man, wil je weer heel zijn? Heb je de scherf nog?” vroeg hij beleefd. Chip knikte en liep op Maurice af. Binnenin het kopje was de scherf te zien. Maurice nam de scherf en nam lijm uit zijn jaszak, waarna hij de lijm op het kopje deed en de scherf weer stevig vastlijmde.
“Zo kleine Chip! Je bent weer heel,” zei Maurice en zwaaide nog even naar de vreemde bewoners terwijl hij op weg ging naar de deur. Tot zijn grote schrik stond er een groot beest als een blokkade voor de deur.
“Ik dien geen bezoekers in mijn kasteel!” schreeuwde het beest en nam Maurice op. Maurice werd trap op, trap af, overal werd hij heen gesleurd. Uiteindelijk belande hij in een kerker.

Belle had, ver weg in het dorp wel een ander probleem. Gaston was opgedoken en wou niet meer vertrekken.
“Maar Belle! Geef het toch toe! Ik ben uw droomman!” zei hij overtuigend. Belle rolde met haar ogen.
“Gaston! Als u mijn droomman bent, dan is dat toch alleen in uw wildste verbeelding. Ik wil nog niet met u over straat lopen. Wilt u nu vertrekken?3 vroeg belle beleefd en duwde hem achteruit.
“Niet voor u me kust!” riep Gaston.
“Goed,” zuchtte ze. Op het moment dat hij haar wou kussen deed Belle een geniepig pasje opzij waardoor Gaston de deur uit tuimelde, recht in een plas water. Drijfnat stond hij recht, stond op en liep beschaamd naar huis.
“Eindelijk,” zuchtte Belle opgelucht en blij. Die blijheid verdween als sneeuw voor de zon toen ze Philippe, haar vaders trouwe ros alleen zag thuiskomen. Meteen was ze gealarmeerd. Er was iets gebeurd, dat kon niet anders. Snel sloeg ze een mantel om en stapte snel op het paard.
“Beng me naar pap, snel,” fluisterde ze tegen hem en alsof hij haar verstaan had schoot hij in galop en draafde door de bossen.

Al snel kwam Belle bij een duister kasteel aan. Een huivering trok door haar ruggengraat toen ze door een van de tralies aan de rand van het kasteel haar bloedeigen vader zag.
“Papa!” gilde ze luid en rende naar de tralies.
‘”Belle ren!” riep hij maar hij was te laat. Het beest stond al achter haar.
“Wie ben je!?” riep hij luid.
“Belle, Maurices dochter! Laat hem gaan! Ik zit hier wel in zijn plek.” riep ze.
“Goed,” gromde het beest en liet Maurice gaan. Hij gaf het bevel om Belle op te sluiten.

Op een dag, een jaar later zat Belle nog altijd opgesloten en het zat de prins dwars dat hij nog maar een week had voor de roos verwelkte. In dat jaar had Belle haar vader al gered van de kou en thuisgebracht. Nu stond er een menigte door de deur. Ze wilden de prins dood. Onder deze meningte herkende Belle Gaston. Hij klom op de kasteelmuren waar zij en het beest zaten. In die tijd was ze verliefd geworden, maar nooit had ze hem gekust, of gezegd dat ze van hem hield. Gaston klom nu het kasteel op om zijn ‘geliefde’ te redden.
Op dat moment ging alles heel snel. Ineens lag haar prins met een dolk in zijn rug. Belle was woedend toen het licht in zijn ogen verdween en hij de ogen sloot.
“Jij!” siste ze Gaston toe en duwde hem van de muur, waarbij ze zelf naar beneden viel. De diepte in.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen