De deurbel galmt door mijn huis. Ik kijk even op de klok. Half 4, mijn ouders zijn nog lang niet thuis. Wie zou dat zijn? Ik heb met niemand afgesproken. Vol nieuwsgierigheid loop ik naar de deur. Als ik de deur los doe zie ik hem staan. Degene die mij zoveel pijn heeft gedaan. Mijn hart brak nog geen twee maanden geleden. Ik dacht net dat ik over hem heen was, en nu staat hij weer voor mijn deur. In zijn ogen staan tranen. Ik schud mijn hoofd en wil de deur weer sluiten. Ik wil niets meer met hem te maken hebben.
'Alsjeblieft, ik wil met je praten?'
Wild schud ik mijn hoofd. Ik niet met hem. Nu ik hem zie borrelt de woede en verdriet van de afgelopen maanden weer omhoog.
'Ik heb een fout begaan, laat me alsjeblieft binnen. Ik moet met je praten.'
Verbaasd kijk ik hem aan, stom geslagen door zijn woorden.
'Ik heb mijn lesje geleerd. Ik had je niet moeten verlaten om zo'n stomme reden. Toen ik alleen was ging ik kapot van verdriet. Ik heb je gemist. Ik wil je terug.'
Weer schud ik mijn hoofd. Nee, dit kan niet. Na alles waar hij me door heeft laten gaan. Ik moet mijn hart beschermen.
Verbaasd kijk ik hoe hij op zijn knieën gaat en me verdrietig aankijkt. Zijn zachte handen pakken de mijne vast. Wild schud ik mijn hoofd. Ik wil dit niet.
'Nee, nee! Ga weg!'
Wild schud ik mijn handen uit de zijn. Als ze eindelijk los zijn draai ik me om snel gooi ik de deur dicht. Aan de andere kant hoor ik hem roepen. Zelf zak ik tegen de deur in elkaar. Tranen lopen over mijn wangen. Waarom is mijn muur om mijn hart nu al gebroken. Hoe krijgt hij dat voor elkaar?

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen