Op vrijdag heb ik altijd de eerste 4 uur vrij. Om kwart over 11 stapte ik op de fiets richting school. Ik was de enige die op de weg fietste. Wat logisch was, want wie heeft er nou de eerste 4 uur vrij? Bijna niemand. Natuurlijk waren er wel mensen, volwassenen, die boodschappen gingen doen, bejaarden, die weet ik veel wat gingen doen. Ik haalde ze in. Ik versnelde mijn tempo. Ik voelde ze gewoon naar me kijken. Dat haatte ik. Door sneller te fietsen keken ze hopelijk weg. Maar wat het meisje niet zag, was dat uit ieder van deze mensen, een geest ontsnapte.

Na 5 minuten was ik op school aangekomen. Na het 4de uur is er een pauze, dus op het plein stonden een hoop mensen. Sommigen rokend. Ik fietste over het plein, want achterin stonden de fietsenrekken. Ik was de enige die fietste. De aandacht was natuurlijk naar mij. Een paar keken om, en ze keken weer weg. Het was niet interessant. Toch vond ik het vervelend. Ik bleef rechtop fietsen, deed alsof ik ze niet zag. Ik zette mijn fiets neer in het rek en liep richting de schooldeuren. Om daar te komen moest ik weer over het plein lopen. Heel onopvallend trok ik mijn jas recht, terwijl hij waarschijnlijk al goed zat. Ik deed mijn handschoenen in mijn jaszak, om er maar niet als een sulletje die niets te doen heeft bij te lopen. Ik trok de deur open en ging naar binnen. Maar wat het meisje niet zag, was dat uit alle scholieren die haar hadden gezien, een geest ontsnapte.

Ik zat in het lokaal. We hadden Frans. We zaten maar met 16 in de klas, omdat er maar weinig mensen zijn die Frans hebben gekozen. De lessen zijn eigenlijk altijd wel relaxt. We hoeven niet heel hard te werken en de lerares heeft ook wel humor. Ze zei ons dat we opdrachten in het werkboek moesten maken. Terwijl de klas in een klets fase was maakte iedereen wel zijn opdrachten. Ze waren ook niet moeilijk. Je kon het grotendeels zo opschrijven. Het onderwerp van het gesprek van mij, Lotte en Maartje was dan ook cupcakes. Na een kwartier gingen we nakijken. Omstebeurt moesten we een zin van de grammatica oefening voorlezen. Ik keek nog even naar mijn zinnen, waren ze wel helemaal goed? De eerste begon, en ze las iets heel anders voor dan wat ik had. Ik keek nog eens, en het bleek dat ik de hele oefening verkeerd begrepen had. Terwijl de lerares steeds een nieuw iemand aanwees om een zin voor te lezen, maakte ik snel de opdracht opnieuw. ‘Meike, wil jij de volgende doen?’ Shit, die had ik nog niet. ‘Uh… ik had..’ Ik brabbelde iets bij elkaar wat helemaal niet klopte en liep rood aan als een biet. Na 20 minuten was de les afgelopen en ik liep dan ook het lokaal uit. Richting pauze. Maar wat het meisje niet zag was dat uit de lerares een geest ontsnapte.

De kantine was zoals gewoonlijk overvol. Samen met Lotte en Maartje zocht ik de anderen. Ons vriendengroepje is best groot, en het was ook niet moeilijk te vinden aangezien we allemaal felle kleuren tassen hebben. Daar, ik zag ze. We liepen ernaartoe. We wurmde ons tussen de staande mensen door en ik kon een uitstekende voet dus niet zien. Ik struikelde en een aantal scholieren keken om. Ze lachte. Ik voelde me rood worden en probeerde zo snel mogelijk weer op te staan. Heel onopvallend liep ik weer verder. Nog steeds hoorde ik gelach achter me. Bij mijn vriendinnen kletsten we over van alles. Ik at mijn brood op en 5 minuten voordat de pauze eindigde ging ik nog even naar de wc. Ik liep naar de grote kantine deuren, richting de meisjes wc. Maar wat het meisje niet zag, was dat uit iedereen die haar had zien vallen, een geest ontsnapte.

Op vrijdag had ik maar 2 uur les. Na het laatste uur ging ik naar mijn kluisje, pakte mijn jas, ging naar beneden en liep naar mijn fiets. Ik moest nog wat in het centrum doen, dus fietste ik niet samen met Lotte naar huis. Het was maar 5 minuten fietsen en in het centrum aangekomen zette ik mijn fiets op slot neer. Thuis had mam me gezegd dat er een nieuwe collectie was bij Lake Side. En omdat ze weet dat ik shoppen haat, moest ik maar alvast gaan kijken, zodat wanneer wij zouden gaan, ik meteen wist wat ik moest passen. Ik stapte naar binnen en keek rond. Ik haatte dat, rondkijken voor kleren terwijl de verkoopster naar je kijkt. Ik was niet de enige, nog een andere mevrouw was er ook. Ik keek tussen de rekken, heel ongemakkelijk, want ik wist dat de verkoopster naar me aan het kijken was. Zoekend naar het juiste moment om naar me toe te lopen om te vragen of ze me kon helpen. En ja hoor, daar stond ze dan. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’
‘Umm, nee hoor. Ik kan het wel vinden.’ Ik draaide me om in de hoop dat ze weg zou gaan. Wat ze ook deed, ze ging de andere mevrouw helpen. Het winkeltje was zo klein dat ik hun gesprek gewoon goed kon verstaan. Na nog even in de rekken gekeken te hebben liep ik de winkel uit. Maar wat het meisje niet zag was dat uit de verkoopster en de vrouw een geest ontsnapte.

Het was koud buiten. Het was tenslotte al eind november. Mijn sjaal deed ik goed en ik wilde voort maken naar mijn fiets. Door het centrum liepen zwarte pieten. Natuurlijk, het was weer Sinterklaas tijd. Ze hupte zo vrolijk rond. Snoep gevend aan de kinderen die hand in hand liepen met hun moeders. Ik keek weg, hopelijk kwamen ze niet naar mij. In mijn ooghoek kon ik zien dat er eentje mijn kant op hupte. Nee! Dacht ik. ‘Wil jij ook pepernoten?’ Ze klonk uiterst blij. ‘Nee, ik hoef niet.’ Mijn stem klonk stotterend. ‘Echt niet? Ze zijn heel lekker!’
‘O-oke.’ Ik pakte een handje uit de zak en ze huppelde weer weg. Ik kon wel in de grond zakken. Zonder naar de mensen te kijken die naar de huppelende piet en mij hadden gekeken, stapte ik op mijn fiets en reed weg. Maar wat het meisje niet zag, was dat uit iedereen op het gehele plein, een geest ontsnapte.

Het was half 7 en we waren net klaar met eten. Ik hielp mee met afruimen en mijn broertje en zusje snelden weer naar boven om hun huiswerk voort te zetten. Samen met mam deed ik de borden in de vaatwasser. ‘Hmm.. de honden moeten ook nog gedaan worden. Zou jij dat even willen doen?’
‘Is goed.’ Ik liep naar de gang en pakte de twee riemen. ‘Gaat ie mee?’ Bij het horen van de bekende woorden sprongen Binky en Koda uit hun mandje en rende naar me toe. Ik deed ze vast, trok mijn jas aan en deed de voordeur achter me dicht. Het was al donker buiten en er fietste niemand. Het was ook erg koud. Ik volgde het pad, sloeg af en liep het heuveltje op dat naar het oude spoor leidde. Dit spoor is niet meer bereden sinds het einde van de Tweede Wereld Oorlog. Het was ook afgebroken. Ik deed de riempjes los en Binky en Koda rende al rond. Bang dat ze wegliepen was ik niet, ze kwamen altijd terug. Ik genoot van de rust die er was. De lucht was donker en ik kon de maan zien. Ze was laag, maar ze was er wel. Verderop het spoor zag ik een gedaante. Vast iemand die ook de hond aan het uitlaten was. ‘Koda!’ Het kleine hondje draaide zich om en ik liep naar hem toe. Koda kon nog wel eens vals zijn tegenover anderen honden, dus kon ik hem maar beter vast doen. Ik keek weer op naar de gedaante, die nu wel erg dichtbij was. Het was geen mens, het was een soort geest. Het zweefde over het spoor. Ik schrok. ‘Kom, Koda! Binky!’ Ik riep, en liep al terug. Ze volgde wel. Ik versnelde mijn pas, maar toen ik me omdraaide zag ik nog een gedaante. Deze leek meer op een mens. Nog steeds zwevend, maar ze had al menselijke vormen. Ze leek wel erg veel op mijn Franse lerares. Fack, wat IS dit?! Ik draaide me weer om, zoekend naar Binky en Koda. Wat? Waar waren ze? Waar zíjn ze?! ‘Binky! Koda!’ Ik zag ze niet aan komen rennen. Meer gedaantes kwamen op me af. De een meer op een mens lijkend dan de ander. De verkoopster, de scholieren die aan het roken waren. Ik herkende ze allemaal. Ik rende. Maar in elke hoek waar ik naartoe rende verschenen mensen. Ze liepen allemaal op me af. Allemaal mij aankijkend. De scholieren in de kantine, de zwarte piet, de oude man die ik inhaalde, de vrouw in Lake Side, de volwassenen die hun boodschappen aan het doen waren. Ze keken me allemaal aan. Ze drongen tot me door. Hun ogen sneden dwars door me heen. Ik kon niet weg kijken. ‘Meike, wat had jij bij vraag c?’
‘Uhh..
‘Weet je al wat je zoekt? Wat voor kleding had je in gedachten?’
‘Ehh…’ Ze kwamen steeds dichterbij. ‘Wil je misschien ook wat snoepgoed?’
‘Nee.. ik-’
‘Haha, doet het nog pijn? Toen je over mijn voet struikelde?’
‘Wat? Nee, het deed-’ Ik stond in het midden. De lach die op ieders mond zat, was eng. De gemene, de aardige, de lieve en zelfs de vrolijke lach. Ik wilde vluchten, maar dat kon niet. Ik was omsingeld. Mijn stem was in de grond gezakt. Ik wilde schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit. Mijn knieën begaven het en ik viel op de grond. Met mijn handen op mijn hoofd en mijn ogen gesloten schreeuwde ik het uit van binnen. Terwijl niemand me kon horen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen