Mask
Met twee benen tegelijk stap ik mijn bed uit. De koude buitenwereld begroet mijn nog verwarmde lichaam. Eigenlijk wilde ik nog in mijn warme bed blijven liggen, maar mijn wekker roept me er toch echt uit. Op de planning? School. Snel breng ik mijn benen in mijn spijkerbroek in de hoop dat ze weer warm worden. Ik trek een fel blauwe trui over mijn bovenlichaam. Dit moet goed zijn om de dag mee door te brengen.
Ik veeg mijn gezicht schoon met water boven de wasbak. Ik open de lade in de kast aan mijn rechterhand. Daar ligt hij. Mijn masker. Mijn masker die ik elke dag ophoud. Zodat de mensen om me heen niet zien wie ik werkelijk ben. Dat de mensen mij aardig vinden en niet apart. Ik wil niet uit gelachen worden door de mensen om me heen. Ik wil niet alleen staan. Met mijn vingers ga ik over het masker. Het heeft me al veel pijn bespaard uit de klas. Nog nooit ben ik echt gepest. Als ze me zonder masker zien weet ik zeker dat ze me gaan pesten. Met zorg breng ik hem op mijn gezicht. Perfect opgemaakt, altijd een brede lach. Niemand die de pijn van achter het masker ziet. Ik ben nu klaar voor school. Ik kan op weg gaan naar de hel van het jongeren leven. En niemand die de echte ik ziet.
'Hey!' begroet ik iedereen vrolijk die ik ken. Iedereen lacht naar me, iedereen denkt dat ik geniet. Iedereen ziet het masker aan voor mij.
Met een knal beland ik op de grond. Degene die zijn voet uitstak om mij te laten struikelen is omringt door de menigte die me uit staat te lachen.
'Was dat nodig?' roep ik boos uit. Maar hij reageert al niet. Iedereen blijft om hem heen staan. Niemand die een hand steekt om me te helpen
'Ik help je wel,' zegt een vreemde jongen. Zijn vriendelijke gezicht met blauw grijze ogen kijken me aan. Hij steekt zijn hand uit. Gretig pak ik deze vast. Ik ben vernedert en mijn masker ligt scheef. Ik probeer zijn blik in mijn ogen te ontwijken. Zodra ik recht op sta mompel ik vlug een dank je en loop weg. Ik wil naar buiten. Weg van de plek waar ik zojuist ben vernedert. Ik slinger me tussen de mensen door naar de deur die me vrijheid geeft. De plek waar ik mijn masker goed kan leggen. Ik zet me neer op een klein bankje aan de zijkant van de school. De tranen die me hoog zaten gaan nu hun vrije loop. Ik sla mijn handen voor mijn gezicht. Ik wil dit helemaal niet. Mijn masker hij valt steeds verder af. De wereld mag mijn gezicht niet zien.
'Huil je nou?'
Dezelfde stem klinkt door mijn oren. Ik schud mijn hoofd. Hij hoeft het niet te zien. Ik wil mijn tranen niet laten zien, ik wil mijn echte gezicht niet laten zien.
'He meis,' zegt hij teder en slaat zijn armen om me heen. Ik leg mijn hoofd tegen zijn schouder en huil zachtjes. Zijn hand maakt geruststellende bewegingen over mijn arm. Ik haal diep adem.
'Sorry,' fluister ik zo zacht mogelijk. Mijn masker ligt nog steeds scheef, mijn mascara is uitgelopen. Mijn gezicht is rood. Ik wil opstaan, maar hij houdt me tegen.
'Ik heb je wel eens van een afstandje bestudeerd.'
Verbaasd kijk ik hem aan. Hij.. is hij een stalker?
'Ik zit vlak bij je in de pauze. En woon vlak bij je in de buurt. Je gedraagt je zoals de massa. En als je alleen bent, ben je heel anders.'
Ik laat mijn hoofd hangen. Hier komt de waarheid.
'Heb je een masker op?'
Zachtjes knik ik.
'Waarom?'
'Ik wil niet buitengesloten worden.'
Heel heel zacht klinken mijn woorden. Het masker is nu voor twee-derde af gevallen.
'Maar je bent zo mooi zonder.'
Verbaasd kijk ik hem aan. Hij moet liegen. Maar hij knikt vol overtuiging. Ik schud mijn hoofd. Nee, ik ben niet mooi. Alleen met masker kan ik me vertonen. Zonder ben ik lelijk, gebroken.
'Ik blijf je helpen totdat je helemaal zonder masker door de school kan. Je zult misschien wat vrienden verliezen, maar dat zijn dan geen echte. Ik zal bij je blijven. Ik zal je steunen!
Er zijn nog geen reacties.