Foto bij *23: Meet Sirius

De trein stopte in het station en ondanks mijn zelfverzekerdheid, klopte mijn hart angstig in mijn keel. Het zou de meest vermoeiende tijd tot nu toe worden. Ik zou moeten acteren, net zolang tot ik weer lekker in zweinstein in mijn eigen bed kon ploffen. vanuit het raampje zag ik de ouders van Draco staan. Ze leken gelukkig en leken te wachten tot Draco uit zou stappen. zouden ze teleurgesteld zijn als ik er niet bij zou zijn? Vast niet. Er was al bericht gestuurd over mijn verblijfplaats deze vakantie. Harry leek niet te zien dat ikzelf ontdaan was om bekenden terug te zien, hij sleepte me zowat de trein uit. Stiekem glipte we in een lege wachtruimte.
'Murmelio.' mompelde hij terwijl hij met zijn toverstaf op de deur richtte. Ik verwachtte opeens heel veel van wat ik te horen zou krijgen, en keek ondertussen de ruimte rond. Iets begon te grommen, toen ik zag waar het vandaan kwam, schrok ik en deinsde achteruit.
Harry had een onderonsje geregeld met een afgrijselijk grote, zwarte hond. Ik herkende het beeld van een boek over waarzieners. De Grim. Angstig klampte ik me aan de deur vast, gereed om weg te lopen zodra hij me zou bespringen. Het dier liet zijn grote tanden zien en gromde opnieuw.
'Rustig Sirius, dit is Natasha.' Hij wees even op me en de hond keek me opeens heel erg geïnteresseerd aan. Harry greep mijn hand en trok me iets dichter tegen me aan. De hond kwam dichterbij, en leek bijzondere interesse te hebben in het zakje met Hope erin. Hij snuffelde even en gromde opnieuw. Hope stak haar neus uit het zakje en keek met grote ogen naar de reusachtige bek van de hond, op ongeveer tien centimeter van haar.
'Harry, kun je je hond zeggen Hope met rust te laten? Het arme beest is van streek.' Ik probeerde het zo lief mogelijk te zeggen, maar kreeg niets anders dan verontwaardigd geluid uit mijn keel. Hij lachte en kneep even in mijn hand.
'Haha, zo is het wel genoeg, Sirius.' bij deze woorden rees de hond omhoog en ging op twee benen staan. de hond veranderde in een man.
'Wie noem jij hond?' de man, die sirius leek te noemen, kwam me vaag bekend voor, en leek bijzonder verontwaardigd toen hij me aankeek en me begroette.
'Nou, iets dat op vier poten loopt, in een nogal behaarde toestand, en ook nog gromd, lijkt voor mij een hond.' Bitste ik po dezelfde toon terug. sirius barstte in lachen uit.
'Jij kan ze ook uitkiezen, Harry!' Hij gierde het uit.

Het huis zag er griezelig uit terwijl het verscheen. Het papiertje in mijn hand verkreukelde en veranderde in as. Ik schrok en liet het vallen. Sirius liep in zijn hondengedaante het padje naar de voordeur af en sprong blaffend tegen de deur op. Die ging open en ik en Harry haasten ons over het padje, naar binnen, net als Sirius.
Tot mijn grote verbazing was Ron er ook. Net als Sneep. Ik wilde een gilletje slaken van verbazing, maar zweeg. Hij keek me aan met vlammende ogen en staarde gewoonweg naar me. Sirius veranderde weer in zijn mensengedaante, het bleef me verbazen hoe hij dat kon doen. Ik dacht altijd dat alleen weerwolven zo makkelijk konden veranderen. En het was bijlange nog niet volle maan.
'Natasha, kom je eten?' Een vrouw met rood haar keek me vriendelijk aan en wilde naar mijn schouder reiken. Automatisch deinsde ik achteruit en slikte.
'Het is goed hoor, liefje, dit is Mevrouw Wemel, Ron's moeder.' Harry fluisterde het net zo zacht in mijn oor dat heel de ruimte ons kon horen. Ik bloosde en groette de mevrouw.
'Aangenaam kennismaken.' Zei ik vriendelijk, en liet me toen meeslepen naar de tafel. De avond verliep langzaam en was bijzonder vermoeiend. Ik wist dat ik dit niet lang zou kunnen uithouden. En zeker toen Sneep vertrok, werd het zwaar. Ik voelde me helemaal alleen in het hol van de leeuw. Al was ik de leeuw, dacht ik er altijd achteraan. iedereen leek van Hope te houden, en ze genoot volop van de aandacht die iedereen haar gaf. Tegen het einde van de avond had iedereen haar al aangeraakt, waaronder de vreemde Lupos, waar ik de kriebels van kreeg. Zelf de huis-elf Knijsters leek haar leuk te vinden, al klaagde hij anders wel veel. Het meeste klonk als:
'Vuile bloedverraders, modderbloedjes en uitschot in het huis van mijn meesteres.' Ik deed net als iedereen anders en haalde mijn schouders erbij op. Ik besloot vroeg te gaan slapen, na er zeker van te zijn dat ik iedereen bij naam en toenaam kende en er een gezicht op kon plakken.
De slaap kwam moeizaam, ondanks het feit dat ik doodop was.

Ik had de klif zolang niet gezien dat ik hem bijna had gemist. Het weer was heviger en de wind waaide harder dan ooit. Er was niemand, alleen ik. Ditmaal rende ik niet naar de rand, maar liep er langzaam op af. zoals een bruid doet op haar bruiloft. Trots, voorzichtig. Alleen was ik waarschijnlijk niet zo sierlijk als een zwaan. Ik droeg ook geen glanzend mooie jurk, of voelde het geluk niet dat een bruid hoorde te voelen. Ik voelde me eerder als een klein meisje op een begrafenis. Pas toen ik over de rand keek, wist ik waarom. Beneden, op de rotsen, lag iemand. Daarom was ik alleen geweest. Degene die normaal naar me keek, lag al beneden op de rotsen. Zijn witblonde haar danste op de golven, Hij had zijn hand uitgereikt naar iets dat ik niet zag. Misschien was er ook niets om naar te kijken. Ik schreeuwde en voelde de pijn me overweldigen. Ik viel op mijn knieën.
'Draco.' Fluisterde ik zacht.



Ik huilde nog steeds toen ik wakker werd. Ik was hier nu al drie nachten. Ik had niets meer verzameld sinds die eerste avond. Ik hoorde Harry's zachte en rustige ademhaling in de kamer naast me. De muren waren zo dun als papier. Terwijl ik nadacht over mijn droom liep ik door de kamer. Pakte spullen en legde ze weer terug, opnieuw en opnieuw. Het beeld van een dode draco bleef in mijn hoofd spoken. Pas toen dat beeld veel te helder en fel in mijn geheugen gegrift stond, wist ik wat me te doen stond. Zachter dan ik eerst was geweest kleedde ik me aan en zocht Hope, die uiteindelijk onder het laken verstopt lag en wakker werd. Zonder enige uitleg aan haar stopte ik haar in mijn tas en liep de kamer uit.
In het donker zag het huis er nog griezeliger uit dan het eerder leek. Voorzichtig liep ik de krakende trap af. Het leek een eeuwigheid voor ik de kast in de gang bereikte en mijn bezem eruit kon halen. Gelukkig piepte die deur niet. Ik vertrok zonder om te kijken. De deur nog steeds open. Langzamer dan ik wilde vloog ik naar de plaats waar ik al lang had heen moeten gaan. Villa Malfidus leek opeens weer werkelijkheid. Alsof het nu pas bestond.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen