Foto bij 01.10

It's hard to believe everything will be alright when your not here with me

Tranen sprongen in mijn ogen. Vroeger waren we – als een groot gezin – ook nooit gelukkig geweest. Dat zagen we toen niet, we waren blind voor de wereld en wisten niet wat gelukkig zijn echt was, niet dat ik het nu wel wist.

Met mijn knieën opgetrokken kroop ik in mijn bed en liet de tranen vrij over mijn gezicht stromen. Ze bleven maar komen, steeds in grotere aantallen. De adem die ik tussen de snikken kon nemen werd steeds minder. Ik voelde hoe ik zachtjes begon te hyperventileren. Het zachte gehuil werden klagende snikken die de ruimte vulden. Mijn vader riep me van beneden, maar ik kon zijn roep niet beantwoorden. Pijn sneed door mijn borstkas als een mes door boter. Mijn lucht geraakte stilaan op. Een waas trok voor mijn ogen.

Plotseling hield iemand een plastieken zak voor mijn mond en neus en vertelde me dat ik moest proberen rustig worden, geregelder ademen. Geleidelijk aan werd het snikken minder, kreeg ik meer lucht en mijn beeld weer terug.
“Bedankt,” mompelde ik zacht toen ik mijn vader bezorgde en lijkbleke gezicht zag.
“Geen dank,” zei hij wat ongemakkelijk,”Gaat het wat?”
Ik knikte,”Het gaat prima.”
“Kom je naar beneden, Amelie wil je graag ontmoeten,” vertelde hij me met een kleine glimlach op zijn lippen,”Bovendien ligt er een broodje op je te wachten. Je moet wel uitgehongerd zijn.” Dit maal knikte ik enthousiast. Mijn maag vroeg al een uurtje om eten. Ik volgde hem naar de keuken waar een bloedmooie vrouw zat. Haar lange bruine haren hingen weelderig over haar schouder en een paar blauwe ogen sierden haar gezicht. Ze had dunne armen en benen ondanks haar dolle buik.
“Hallo,” mompelde ik verlegen en bleef op een veilige afstand van haar staan. Bij nieuwe mensen was ik altijd al verlegen geweest. Soms was de reden daartoe logisch, maar soms ook niet.
“Hallo Amy, ik ben Amelie,” zei Amelie vriendelijk. Ik glimlachte kort naar haar. Het enige wat me opviel was het broodje dat me uitdagend aankeek. Als hij zou kunnen spreken zou hij zeggen dat ik hem moest opeten. Ik nam het bord van het aanrecht en ging aan tafel zitten. Mijn vader en stief-moeder keken me aan terwijl ik at.
“Ik ben geen museumstuk, kijk ergens anders naar,” mompelde ik geërgerd. Toen ze bleven kijken stond ik op,”Best. Ik ga wel.”
Op mijn kamer aangekomen ging ik aan mijn bureautje zitten. De kikker die ik er zeven jaar geleden had opgetekend stond er nog altijd op, net zoals het hartje dat Ashley er had op geklad met nagellak tijdens een van onze logeerpartijtjes.
“Oh Ashley,” mompelde ik zacht en zuchtte. Als ze het niet zou overleven zou ik mezelf eeuwig haten. Als ik haar had verboden om naar de training te komen was dit allemaal niet gebeurd.

Reageer (1)

  • MoonSkater

    Dit is écht heel erg goed geschreven.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen