Assignment for CKV: rewrite Romeo & Julia

Günther is een Duitse soldaat in de tweede wereldoorlog. Hij is twintig jaar, komt uit Berlijn en woont tijdelijk in Amsterdam. Rachel is een Joods meisje dat in Nederland woont. In de Jordaan om precies te zijn. Zij is 18 jaar en vreest voor haar leven en dat voor haar familie. Toch hebben Rachel en Günther iets gemeen. Het zijn geliefden.

RACHEL POINT OF VIEUW.


Slapen gaat niet, het gaat al maanden niet. De regen tikt zachtjes tegen de ramen, zachte stemmen van mijn ouders galmen door de muur en naast ons huis hoor ik een baby huilen. Met een diepe zucht draai ik me verwoed om waardoor mijn bed heftig mee schudt. Een gaap ontsnapt uit mijn mond en loom rek ik me uit, wat moeilijk gaat in dit te kleine, oude bed. Het was van de oude vrouw die dit huis als het ware ‘bezat’. De eigenaresse, ze was moedig. Heel erg moedig. Een deel van je huis verhuren aan een stelletje ‘vieze’ joden. Tenminste, zo dacht haar broer er over. Ik weet nog precies hoe die twee ruzieden over ons verblijf. Hij, Wim heet hij, was er nog zo’n twee maanden boos over maar gelukkig is het overgewaaid. Het is een erg aardige man. Een geweldige kok en je kan met bijna alles bij hem terecht. Een schat van een man. Echt waar. Naast Wim, Wilma, de eigenaresse, en mijn familie woont hier niemand. Soms komt er iemand op bezoek en dan moeten we muis en muis stil zijn. Niemand weet dat we hier zitten. Behalve één iemand; Günther. Een Duitse soldaat en tja.. Mijn ‘vriendje’.
Net wanneer ik half in slaap dommel hoor ik getik tegen mijn ruiten aan. Eerst dacht ik dat het de regen was maar dit, dit klink harder. Veel harder. Meer als.. Steentjes! Met een ruk zit ik recht op en zoek dan op de tast naar een pakje lucifers. Na een klein minuutje zoeken heb ik het pakje gevonden en met hulp daarvan steek ik een kaars aan. Ik schuif mijn deken van mijn benen af en zet mijn tenen, en dan de rest van mijn voet, op de koude vloer en probeer zo zacht mogelijk op te staan. Wat niet meevalt want mijn bed piept en kraakt met alle bewegingen die ik maak mee. ‘Blijf toch een stil.’ Sis ik tegen mijn bed en met een frons die net op mijn voorhoofd is ontstaan schuifel ik naar mijn raam. Ik zak trillend door mijn knieën waardoor ik op mijn hurken kom te zitten. Met mijn rechterhand schuif ik het zacht voelende gordijn op zij en kijk uit het raam. Niemand, ik zie helemaal niemand. Net als ik het gordijn terug op zijn plaats wil laten vallen hoor ik hoe mijn naam door een zachte, warme stem wordt gezegd. Vol blijdschap gooi ik mijn raam open en hang over mijn venster bank. ‘Günther!’ roep ik fluisterend en een van de grootste glimlach plaatst zich op mijn gezicht. ‘Hallo mein liebsten!’ roept hij fluisterend terug en zachtjes grinnik ik. Ik vind het leuk als hij dat zegt, alsof hij en ik, wij twee, als of wij twee als enige hier zijn. Alsof er geen stomme oorlog in ons land woedt en alsof er nooit een joden haat is geweest. ‘Wacht. Ich komm nach boven!’ zeg hij in het half Duits, half Nederlands. ‘Doe niet zo gek!’ roep ik bezorgd uit als ik hem, via de verroeste regenpijp, naar boven zie klimmen. ‘Ruhig Schatz! Ich doe dit oft!’ Zijn stem stelt me gerust. Ik weet dat hij dit vaker doet. Soms in de avonden als hij bij me wil zijn en op zijn trainingen. Maar toch, ik blijf het spannend vinden. Straks maakt hij een verkeerde beweging, valt hij en dan ga ik alsnog naar een kamp. Na een paar minuten naar Günther’s klimwerk hebben gekeken is hij dan eindelijk bij mijn raam gekomen. ‘Geh eens opzij Schatz!’ lacht hij zacht en ik loop een paar stappen naar achteren. Daar staat hij. Mijn Duitser, mijn Günther. Even twijfel ik maar iets later sla ik toch mijn armen om zijn nek. Het voelt best veilig, zo. In een omhelzing met Günther. Ook al is hij een Duitser. Ik voel me erg veilig bij hem. ‘Wat doe je hier?’ fluister ik tegen zijn schouder aan en ik druk mijn ogen dicht. Ik adem diep via mijn neus binnen en snuif zijn typische geur in. ‘Schatz. Das weiβt du doch?’ zegt hij lacherig en snel sla ik mijn handen op zijn mond. ‘Shht. Niet zo hard.’ Leg ik snel uit en ik kijk hem met een bange uitdruk aan. ‘Ze zullen ons horen en dan.. Dan kunnen we elkaar nooit meer zien. Snap je dat?’ fluister ik en ik voel hoe hij zijn hoofd knikt. ‘Mag ich weer reden?’ vraag hij zachtjes waardoor ik heb bijna niet hoor en snel haal ik mijn handen van zijn lippen af, als tegen dat hij weer mag praten. Een grote glimlach vormt zich op zijn gezicht en hij trekt me naar hem toe. ‘Ich habe dich zo gemist!’ fluistert hij en ik grinnik zachtjes. ‘Ik jou ook.’ Mompel ik terug en ik voel hoe onze voorhoofden elkaar ‘ontmoeten’. ‘Heb je nog op je kop gekregen?’ vraag ik zachtjes en Günther haalt zijn schouders op. ‘Sie bedenken noch was sie mit mir gaan tun.’ ‘Mooi zo.‘ antwoord ik zachtjes en ik pak zijn handen vast. ‘Ze mogen je nooit pijn doen Günther. Nooit.’ Fluister ik en ik voel hoe zijn grote handen in de mijne knijpen. ‘Mir ist das egal. Aber jij. Dich mogen ze nicht pijn doen! Ich zou dan nich mehr kunnen leben.‘ is zijn verweer woord en zachtjes maakt het me aan het lachen. Ik besef me nu wel, dat ik eigenlijk erg veel heb gelachen toen ik Günther heb ontmoet. Meer dan dat ik ooit heb gedaan.
Ik hef mijn hoofd op en kijk hem aan. Verschillende vragen spoken door mijn hoofd. Waarom zij we samen? Waarom ik? Een Joods meisje uit de Jordaan. Iemand die eigenlijk moet worden afgeschoten. Iemand die onrein is, die smerig is en niets kan. Een dief, een crimineel. Waarom ik? Waarom heeft Günther niet gewoon een dood normaal Duits meisje met lange blonden haren en blauwe ogen uitgekozen in plaats van mij? Waarom?
‘Günther?’ begin ik zachtjes en ik zie hoe een vragende frons over zijn voorhoofd gaat. ‘Ja Schatz?’ antwoord hij en ik bijt op mijn lip. Oké, hoe ga ik dit in vredesnaam zeggen. Met een luide zucht plof ik op mijn bed en vervloek mezelf gelijk daarna of ik niet even iets zachter kon zijn . ‘Was ist los?’ vraagt hij en hij doet me na, alleen alles een stuk zachter. ‘Waarom ik Günther? Waarom een Joods meisje? Waarom kon je niet gewoon een Duits meisje kiezen om verliefd op te worden en niet je leven wagen aan dat van een Jood? Een goede, knappe en slimme Duitser die samen gaat met een vieze Jood.’ Ik open mijn mond nog een paar keer maar ik kan niet door praten. Er heeft zich een brok in mijn keel gevormd en mijn ogen beginnen te prikken. ‘Waarom?’ vraag Günther en hij pakt mijn handen vast. ‘Ich habe dich gekozen weil du zo mooi bist. Zo, wonderschoon. Du bist mein Julia. Und ich bin jou Romeo.‘ Ik voel hoe zijn vingers zich om mijn kin krullen en mijn hoofd naar de zijne toe draait. ‘Was sagt ein naam? Das was wir eine roos noemen, soll mit jeder anderes naam eben herrlich ruiken.’ Ik lach zachtjes. ‘Mooi. Dat is.. Mooi.‘ mompel ik en ik hang tegen hem aan. ‘Shakespeare.’ Zeg ik na een lange stilte en Günther knikt. ‘Wir sinds zoals Romeo und Julia, Rachel. Maar dan viele malen besser.’

Reageer (2)

  • chadwick

    Oh HAHAHAH dit was niet die essay waar je hoog cijfer op had.
    Maar alsnog super geschreven.

    1 decennium geleden
  • chadwick

    Wauw, echt super mooi Floor :o
    Niet gek dat je hier zo'n hoog cijfer op had.
    Wauw wauw wauw. Heb er gewoon bijna geen woorden voor.
    Echt super. xxxxx

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen