Misschien een beetje een saai hoofdstukje, maar ik moet nog steeds een beetje inkomen en ik hoop dat je de hoofdpersoon in dit stukje een beetje beter leert kennen. :Y)
Commentaar is altijd welkom!

Twee schoolexamens en zo'n zes uur later liep ik het voortuintje van ons huis weer in. Mijn fiets stond er nog precies zo bij als ik hem had achtergelaten: hangend tegen het tuinhekje, met een platte achterband. Menno was blijkbaar op een andere manier naar school gekomen, want ik schatte mijn broer nog net niet zo laag in dat hij helemaal niet zou zijn gegaan. Hij zat nu in de zesde klas, waardoor elke toets meetelde voor het eindexamen en hij was nog net ambitieus genoeg om dat serieus te nemen.
In het huis was het aangenaam warm. De geur van chocola kwam me, vergezeld door het geluid van de televisie, tegemoet vanuit de woonkamer. 'Hallo!' riep ik, terwijl ik worstelde om mijn bevroren voeten uit mijn schoenen te krijgen.
Ineens verscheen er een gestalte voor mijn neus. 'Lekker hoor, Iz! gewoon mijn OV stelen!' De herkenbare stem van Menno klonk verontwaardigd, maar er was duidelijk een lach doorheen te horen. Ik kreeg een duw in mijn zij en kon maar net overeind blijven.
'Ja, sorry, maar er was niet echt een andere manier...' De schoenen waren inmiddels uit en ik probeerde langs Menno de woonkamer in te lopen, maar hij liet me er niet langs en drukte me tegen de deurpost aan. Ik probeerde hem van me af te duwen, maar zoals eigenlijk altijd was hij te sterk.
'Dus dan laat je mij maar achter zonder vervoer?' Hij klonk quasi-dreigend en vouwde zijn armen om mijn hoofd, ter hoogte van zijn schouders.
Het lukte me bijna niet meer om me verstaanbaar te maken omdat mijn gezicht tegen zijn borst gedrukt zat. 'Mwaar je kwon toch met de fiets?' Ik rukte mijn hoofd naar beneden en bevrijdde me zo uit zijn bankschroef. 'Zeg, ik weet dat je moordlustig bent, maar ik blijf wel je zus!'
'Jij dacht hopelijk niet echt dat ik je band voor je zou plakken?' Hij gaf me opnieuw een duwtje.
Ik wurmde me langs zijn massieve lichaam en zette koers richting de reep chocola die op het aanrecht lag. Mijn maag rammelde. 'Ja, nou ja, ik dacht, jij hebt de tijd, dus... maar hoe ben je dan op school gekomen? Want ik wist eerlijk gezegd niet dat je kon vliegen?'
'Grapjas,' grinnikte hij en hij stompte me op mijn schouder. O, wat was hij toch lief... 'Kon ik maar vliegen! Nee, ik heb gewoon de tram gepakt. Maar dat gaat jou helaas niet meer lukken morgenochtend.' Hij lachte zijn gemene lachje en kwam me achterna, de keuken in. Net toen ik de reep chocola te pakken had, duwde hij me opzij, zodat ik op de leuning van de bank (de bank stond vlak naast het aanrecht omdat het huis niet zo groot was) terecht kwam.
Op dat moment klonk er gedreun op de trap. Menno stond op het punt om bovenop me te springen en me als een kakkerlak te vermorzelen, maar hij verstijfde toen hij het geluid opmerkte. Het gekke was dat het inderdaad best gepast was om van dat geluid te schrikken, als je wist wat je te wachten stond. Een buitenstaander zou denken dat er een klein kind met obesitas naar beneden rende, en in zekere zin klopte dat ook – tenminste, dat van die obesitas.
Toen het gedreun verstomde verscheen er een Sint-Bernard om het hoekje. Als een trein denderde hij door de woonkamer, ons compleet negerend, en kwam met een ruk tot stilstand voor de voordeur, waar hij als een standbeeld voor ging zitten. Zijn blik hield hij strak op de deur gericht, alsof hij daar doorheen kon kijken. Ik zuchtte. 'Jij hebt hem zeker nog niet uitgelaten?'
Het was een retorische vraag en ik sjokte richting de gang om mijn schoenen dan maar weer aan te trekken. Menno gaf me een klap op mijn kont en plofte op de bank neer. 'Veel plezier!'
'Bedankt, hè,' mompelde ik. Nadat ik mijn ski-jack had aangetrokken gaf ik de hond een aai over zijn logge kop. 'Kom maar, jongen!' De deur zwaaide open. Meteen schoot de hond uit de startblokken, alsof hij een wedstrijd moest winnen, en rende het voortuintje uit. Ik gooide haastig de deur achter me dicht en rende achter hem aan. Op dit soort momenten vervloekte ik hem, omdat hij weigerde aangelijnd te worden. Meestal bleef hij wel bij je, maar soms ging hij er als de gekken vandoor en ik vreesde dat dit zo'n moment was. Wanhopig riep ik zijn naam. 'Sam! Sam, jongen, kom hier!'
Het had allemaal geen effect, de hond was helemaal in zijn element en stoof alle kanten op door de sneeuw. Uiteindelijk liet hij zich op zijn zij vallen en begon door de sneeuw te rollen, waardoor ik de kans kreeg om mijn achterstand te laten verdwijnen.
Het was vertederend om te zien hoeveel de hond genoot. Met gesloten ogen rolde hij heen en weer, zijn voorpoten tegen zijn buik aan opgetrokken. Ik kreeg zin om ook door de sneeuw te gaan rollen, omdat ik van de hond het idee kreeg dat me dat instant happiness zou bezorgen. Op dat moment stond Sam op, schudde zijn vacht uit en drentelde verder. Het leek me heerlijk om Sam te zijn, vanwege de vrijheid die hij had. Geen letterlijke vrijheid, maar figuurlijke: hij werd wel ingeperkt door regeltjes, maar niet door de mening van anderen. Het kon die hond geen ruk schelen wat anderen van hem vonden.
Hoewel het vreemd is, jaloers op een hond, voelde ik toch eventjes iets steken. Ik zuchtte, liet mijn schouders hangen en sjokte achter de lobbes aan.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen