Capite 4; The introdution

‘Om te beginnen stel ik mezelf voor. Mijn naam is Zeus en ik ben de oppergod en god van de lucht’. De bliksemschicht die hij al die tijd vast had, had hij nog steeds vast. ‘Mijn naam is Hera, ik ben de godin van het huwelijk’ zei de vrouw die naast Zeus stond. Ze had een gouden staf met een witte bloem erboven op. ‘Mijn naam is Poseidon’ zei de brede man die naast Hera stond. ‘Ik ben de god van de zee’. Hij had een gouden drietand vast en had een strenge blik. ‘Mijn naam is Demeter, ik ben de godin van de landbouw’ zei de vrouw die naast Poseidon stond en een staf vast had met aan het uiteinde een soort van paddenstoel. ‘Mijn naam is Hestia, ik ben de godin van de huizen en haarden’ zei de vrouw die naast Demeter stond en een gouden handvat vast had. ‘Mijn naam is Hermes en ik ben de god van de handel en ik ben de boodschapper van de goden’ zei de man die aan de andere kant van Zeus stond. Hij had een helm op waaruit twee vleugeltjes kwamen. Verder had hij een stafje vast waar twee slangen omheen kronkelde met bovenaan weer twee vleugels. Ook had hij schoenen aan met aan weerszijde twee vleugels. ‘Mijn naam is Aphrodite’ zei de mooie vrouw die naast Hermes stond. Ze had een prachtig gezicht en een rode lange jurk aan. ‘Ik ben de godin van de liefde en schoonheid’. Ze had een klein stafje vast met er bovenop een vlinder. ‘Mijn naam is Ares’ zei de brede kleine man die naast Aphrodite stond. ‘Ik ben de god van de oorlog ‘. Hij had een grote helm op met daaruit rode veren en hij had een zilveren speer vast. ‘Mijn naam is Apollo en dit is mijn zus Artemis. Ik ben de god van het licht en de zon en mijn zus is de godin van de jacht en de maan’ zei de man die naast Ares stond. Apollo en Artemis waren een tweeling, dat kon je ontzettend goed zien, ook al waren het een man en een vrouw. Apollo had licht blond haar en een gouden boog vast en op zijn rug zat een koker met pijlen. Artemis had lang blond haar en een wit jurkje aan. Ook zij had een gouden boog vast. ‘Ik ben hephaistos'zei de man die naast Artemis stond. ‘Ik ben de god van de smeedkunst en de vulkanen’. Hij had een grote hamer vast en een reusachtig schildvast. 'Als laatste ben ik Pallas Athena' zei de vrouw die als laatste ik de rij stond. 'Mijn roepnaam is Athena en ik ben de godin van de hemel en reinheid'. Ze had een zilvberen helm op en een grote speer vast.

‘Wij zijn de twaalf goden die over Olympus heersen en die jullie zeker nog vaak gaan terug zien’ zei Zeus. ‘Als jullie de zaal uitlopen zal de weg zich vanzelf wijzen naar jullie kamers. Vandaag hebben jullie nog rust maar morgen beginnen jullie eerste lessen. Dan zullen jullie elkaar snel genoeg leren kennen’. Iedereen knikte en volgde de instructies van Zeus op.

Ik liep samen met de andere over de gangen en keken onwennig om ons heen. Niemand sprak met elkaar en iedereen wist niet zo goed waar hij of zij heen moest. We kwamen uit in een lange gang met aan weerszijde deuren met namen erop. Op een van de deuren stond Jonathan in prachtige gouden letters geschreven. Ik haalde mijn schouders op en maakte de deur open en kwam terecht in de mooiste kamer die ik ooit had gezien. Alles was versierd met pilaren en overal waren muurschilderingen getekend. Ik had een prachtig hemelbed en een grote douche. Ik legde mijn bliksemschicht op mijn bed en ging er naast zitten. Ik was moe van de dag en viel al snel in slaap.