Foto bij || OO3

||Hogwarts

||Winter||


Toch is ook de nacht niet Uitzichtloos,
zo lang er sneeuw ligt
Is het nooit volledig duister, nee,
Er is de klaarte van een soort geloof
Dat het nooit helemaal donker wordt.
Zo lang er sneeuw is, is er hoop.


Het boek in mijn handen leek mijn vingers te branden met zijn zogenoemde poëtische woorden. Ik klapte het dicht, bedacht me weer en sloeg het in een keer weer op de juiste pagina open. Het papier maakte een droog geluid terwijl ik het eruit scheurde en verfrommelde. Met half geloken ogen staarde ik naar het propje papier tussen mijn vingers. Ik staarde, staarde en staarde. Minuten verstreken en langzaam werd het tussen mijn vingers steeds kouder, tot het papier zo hard was dat ik er iemand zijn hoofd mee zou kunnen ingooien. Ik kon zo wel iemand bedenken bij wie ik dat zou willen doen maar het was beter om me gewoon gedeisd te houden. Dat deed ik niet door een bevroren prop papier naar iemand te gooien.

Het viel me dit semester, op deze school, met deze mensen, erg zwaar om buiten de belangstelling te blijven. Het was altijd al moeilijk geweest. Mijn haar was net iets blonder, mijn huid net iets bleker en mijn ogen net iets lichter blauw. Niemand interesseerde me, jongens deden me niets en op warme dagen was ik enkel binnen te vinden, waar de UV stralen me niet konden bereiken. Daarom was ik oninteressant voor meisjes om als vriendin te hebben en al trok ik vaak genoeg de aandacht van jongens, ik negeerde ze allemaal en boorde hun hoop en moed me aan te spreken de grond in. Dat vond ik een prima manier van doen.

Maar hier was het anders. De tijden waren veranderd. Vrouwen liepen niet meer in jurken met korsetten maar hadden deze verruild voor broeken. Koetsen werden auto's en er werden steeds meer dingen uitgevonden. Er werd anders gesproken en met elkaar omgegaan. Jongens en meisjes gingen onbeschaamd met elkaar om en het was normaal geworden om openlijk gemeen te zijn en mensen uit te dagen.

Dit alles maakte het voor mij niet makkelijker om normaal te lijken. Al bevielen de broeken me. Niet alle jongens waren meer geïntimideerd door mijn boze blikken. Ze lieten zich niet meer zo makkelijk afwimpelen. Meisjes daarentegen vonden me raar en lieten dat ook openlijk blijken. Over het algemeen deed het mijn beeld van het verachtelijke menselijke ras niet goed. Het waren irritante, arrogante wezens die dachten dat ze over alles en iedereen de baas konden zijn. Ze moesten eens weten.

Ik walgde van ze. Ze gebruikten hun hersens nooit zoals ze geacht werden te doen. Maar de laatste honderd jaar was er wel iets veranderd. Mensen waren me gaan missen. Ze smeekten om de terugkeer van de winter. En ondanks het feit dat dat het gene was waar ik jaren voor gehoopt had, kon niets me er nu toe brengen ook maar enig berouw te tonen. Het deed me gewoonweg niets meer, ze waren te laat. Ik hoopte dat ze zouden stikken in hun gebeden. Het mocht voor hen dan een legende zijn, voor mij was het een waargebeurd verhaal. Vergevingsgezindheid was niet een van mijn betere karaktertrekken. Eigenlijk had ik sowieso niet zo'n heel kleurrijk karakter. Ik voelde weinig tot niets. Mijn hart had zich door de jaren heen ontwikkeld tot een pijnlijk kloppende plek in mijn borst en was gevuld met haat en woede.

Terwijl mijn gedachten zo door mijn hoofd raasden, in een tempo wat een normaal mens nooit bij zou kunnen houden, verstreken er maar enkele seconden. Mijn vermogen sneller te denken en beredeneren als mensen was me tot nu toe perfect van pas gekomen. Het weerhield me van ongemakkelijke situaties en gaf me de mogelijkheid mijn mannetje te staan. Iemand die gevatte opmerkingen kon maken stond sterker in deze wereld, daar was ik al snel achter gekomen.

Mijn leven in Aurient was nooit meer geweest als het dag in, dag uit neerkijken op aarde. Ik besteedde ongeveer acht maanden aan het voorbereiden van mijn seizoen, alvorens aan de subtiele veranderingen te beginnen. Elke nacht liet ik het wat kouder worden, vervolgens kwam het onder het vriespunt en zorgde ik ervoor dat meren, vijvers en sloten dichtvroren met een dun laagje ijs. Mensen probeerden vaak met hun achterlijke hoofd het ijs te bedwingen voordat het dik genoeg was en vaak zat gebeurde het dat er iemand doorheen zakte en verdronk. Een van de redenen dat ik zo gehaat werd. Maar was het mijn schuld ook echt? Natuurlijk was dat het niet. Ongeduld was de reden.

Toen ik mijn benen strekte merkte ik hoe stijf mijn lichaam ondertussen was geworden. Ik zat hier al bijna twee uur in deze stikdonkere ruimte. Met een zucht stond ik op en klopte mijn kleren recht. Een paar blonde lokken sprongen uit de losse paardenstaart op mijn rug en vielen soepel over mijn schouders. Nog een zucht ontsnapte aan mijn lippen en ik trok het elastiek met een voorzichtige beweging los. Plotseling was er een geluid achter me en ik draaide me met een ruk om. Mijn haren waaierden uit en deinden vervolgens langs mijn gezicht. Mijn ogen ontmoette die van de meest arrogante jongen van deze hele school. De grijze irissen deden me denken aan de stormachtige nachten die Autumn kon creëren. Zijn huid kwam van iedereen hier op school nog het dichtst in de buurt van die van mij qua bleekte en zijn blonde haren leken altijd in de war te zitten.

'Wat doe jij hier, Frost?' Waren de eerste woorden die Draco Malfoy tegen me sprak.


Reageer (10)

  • Histoire

    Ik vind het ook echt mooi. (:

    7 jaar geleden
  • Silla

    Wauw! Ik vind je verhaal echt prachtig! = D

    1 decennium geleden
  • cullen1

    awesome !!!!

    1 decennium geleden
  • Gafford

    Snel verder!

    1 decennium geleden
  • mOoNx

    snel verder

    -xx-

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen