Foto bij || OO5

||Hogwarts

||Winter||


In de laatste uren van de nacht dacht ik terug aan mijn eerdere ontmoeting met de Malfoy jongen. Nog nooit had iemand zo tegen me gesproken en ik was er achter gekomen dat het me een plezier had gedaan. Als iemand zo tegen me sprak voelde ik me bijna een normaal persoon. Helaas werd ik er vaak genoeg aan herinnerd dat ik dat niet was, zoals nu op dit moment. Godinnen sliepen niet. We hadden het niet nodig, maar zelfs als we het wilden zou het niet kunnen. Ik kon best met mijn ogen dicht op een bed gaan liggen maar dan gebeurde er niets. Normaal gesproken keek ik naar de sterren, iets dat me terug deed denken aan de koude en heldere winternachten. Maar in dit verdoemde oord had ik geen ramen. De gekke hoed, die ze een aantal jaren terug op mijn hoofd wilden zetten, had al van een afstandje geblèrd dat ik een Slytherin was en hun Common room lag onder de grond. Geen ramen dus. Maar aan de andere kant beviel de duisternis me en het leek er eeuwig koud te zijn, iets waar ik dankbaar voor was.

Tegen de tijd dat mijn biologische wekker aangaf dat het tijd was voor het ontbijt, zag ik er weer even smetteloos uit als iedere dag. Mijn lange haren hingen in een soepele vlecht over mijn schouder en mijn uniform was smetteloos. Al dat getut met make-up was voor mij totaal niet van toepassing. Mijn huid was zo egaal als maar mogelijk was en de wimpers die mijn ogen omlijste waren al lang en zwart van zichzelf. Misschien nog een van de redenen dat meisjes me niet uit konden staan. Jaloerse schepseltjes.

Met de deurknop tussen mijn vingers keek ik nog een keer om naar de spiegel. Heel even zag ik een vlaag van de normaal sterk onderdrukte pijn gevoelens over mijn gezicht trekken. Toen was mijn masker weer intact en was ik vergeten wat pijn was. Met een zachte klik opende ik de deur en stapte de nog verlaten gang op. Ik hield ervan vroeg te ontbijten, zonder de drukte van honderden anderen om me heen. Meestal kon ik dan weer vertrekken tegen de tijd dat het echt druk werd in The Great Hall.

Toen ik door The Common room liep, richting de uitgang, gleed er een onbehagelijk gevoel over me heen. Ik liet niets merken terwijl ik door de opensplijtende muur naar buiten liep maar ik was er zeker van dat ik gevolgd werd. De gangen beneden het kasteel werden vagelijk verlicht door toortsen aan de muur. De harnassen die in de nissen stonden maakten af en toe een roestig geluid als ze me nakeken, maar buiten die blikken om wist ik dat er nog iemand naar me keek. Zonder er acht op te slaan liep ik door, de trap op en de hall van het kasteel door. Toen ik door de deuren van The Great Hall liep liet ik mijn blik door de zaal glijden. Er zaten pakweg vijftien andere leerlingen, verdeeld over de vier afdelingstafels. Ik was de eerste van Slytherin zo te zien en dat verbaasde me niet veel.

Ik nam plaats aan tafel en pakte een appel van een van de schalen. Terwijl ik mijn tanden erin zette zag ik mijn belager vanuit mijn ooghoeken aankomen. Een zuur gevoel kwam los in mijn maag en het had niets te maken met de appel. Blijkbaar had meneer Malfoy nog niet genoeg hatelijke opmerkingen gekregen want hij plofte zonder enige twijfeling op de bank tegenover me. 'Goedemorgen.' Klonk het bijna opgewekt. Hij verkneukelde zich zo te horen aan mijn verstrakte gelaatstrekken. Ik besloot niet te reageren en bleef door eten, mijn ogen niet los makend van de appel in mijn handen. Zijn ogen branden bijna gaten in mijn gezicht, zo strak zat hij me aan te staren.

Hij begon zelf ook dingen op zijn bord te laden maar het bleek al snel dat hij niet van licht ontbijten hield. Hij schepte een redelijke hoeveelheid geklutst ei met spek op zijn bord, stapelde drie pancakes op elkaar met een laag stroop erover en sloot af met een bosbessen muffin twee keer zo groot als mijn appel. Een tikkeltje verbijsterd haalde dat me er toe over naar hem te kijken. Het enorme ontbijt leek niet te passen bij deze jongen. Hij was dan aardig lang maar ook fijn gebouwd. Natuurlijk beschikte hij wel over de nodige spieren, aangezien hij de Seeker was van het Slytherin Quidditchteam, maar ik kende bredere jongens. Hij merkte dat ik naar hem keek en wierp me een vragende blik. 'Wat?' Vroeg hij voordat hij de eerste hap naar binnen werkte. Aan zijn stem was echter te horen dat hij exact wist wat er was.

'Ga je een marathon lopen?' Ik verlaagde mijn stemgeluid zodat echt alleen hij me zou horen, mensen vonden het namelijk al zeer interessant dat Malfoy zich tegenover mij aan tafel had gewaagd. Ik hield niet zo van pottenkijkers, laat staan luistervinken. Hij grijnsde na het doorslikken van een hap en maakte me daarmee in de war. Waarom was hij niet van zijn stuk gebracht? 'We hebben straks een training en ik heb geen tijd om vanmiddag nog te eten.' Verklaarde hij. Ik knikte ten teken dat ik dat had verwacht maar kon mezelf er niet toe brengen mijn blik van hem af te halen.

Als ik naar hem keek ontstond er een onheilspellend gevoel in mijn hoofd en dat betekende meestal niet veel goeds. Vroeger had ik ook vaak voorgevoelens gehad en meestal draaide dat uit op een vroege lente, of in sommige gevallen op verraad. Dit was anders, ik voelde me persoonlijk bedreigd op een manier die ik niet goed uit kon leggen. Ergens heel diep van binnen, tussen de kolkende diepten van mijn haat, ontwaakte er een nieuw soort gevoel. Het was een gevoel dat ik kon plaatsen, hoewel ik het nog nooit eerder had gehad ; interesse naar een ander. Nou ja, misschien was interesse nog een groot woord, maar mijn nieuwsgierigheid naar deze onvoorspelbare jongen was zeker gewekt. Iets dat zich schuilhield achter die nauwkeurig opgetrokken façade trok mijn aandacht en sprak mijn eigen persoonlijkheid aan. Maar erachter komen wat dat was, was helaas maar op een manier mogelijk en die manier sprak me niet bepaald aan. Ik zou tijd met hem door moeten brengen om erachter te komen wat mij in hem aantrok. Daar was ik niet heel goed in plus het feit dat ik mezelf ooit had verboden nooit meer met het menselijk ras in contact te komen dan nodig was.

Hij zat me gade te slaan terwijl ik onbeschaamd naar zijn gezicht zat te staren, in een poging een besluit te nemen. Of in ieder geval om te proberen nu alvast meer te ontdekken aan hem. Dat lukte niet. Nog even dacht ik na en toen nam ik en besluit. Dat verbod had ik mezelf al meer dan honderdtachtig jaar geleden gegeven en ik had me er sindsdien aan gehouden. Ik verveelde me al ruim anderhalve eeuw dood. Misschien kon het ontrafelen van deze jongen me wat te doen geven om die verveling even te verdrijven. Hij keek nog steeds naar me terwijl ik dat besluit nam. Maar dat had ik nog maar net gedaan of hij stelde mijn geduld al danig op de proef.

'Heeft iemand je wel eens verteld dat je prachtige ogen hebt?' Luide zijn vraag.


Reageer (8)

  • NoDeatheater

    Awesome! ;D

    1 decennium geleden
  • mOoNx

    snel verder

    -xx-

    1 decennium geleden
  • CCK

    Super awesome
    SNEL VERDERRR

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen