Foto bij Raphaël en de dood

En hier weer een stukje... gaan ze weer bijna allemaal dood ?
Oordeel zelf ;]

Op een dag lang geleden, wandelde een koopmanszoon met de naam Raphaël samen met zijn geliefde door de heuvels die hun dorp omringden.
Hij hield zo erg van haar, dat ze binnen twee weken zouden trouwen, de voorbereidingen waren al in volle gang.
Aangekomen bij de bosrand hield zijn geliefde stil en stak haar hand naar hem uit.
,oh mijn lief,weet je zeker dat we door moeten ?”
Raphaël pakte haar bij de hand die ze hem aanrijkte.
,,jazeker mijn lief, we kunnen door, de jacht is altijd aan de andere kant van het bos.”
Zijn geliefde nam het voor lief en samen liepen ze het bos in.
Een tijdje liepen ze gelukkig door het bos heen.
Er klonk hoorngeschal, de jacht van de prins was in de buurt.
,,mijn lief, nu moeten we echt weg.” zijn geliefde trok hem aan de arm maar hij wuifde haar woorden weg. ,,ze komen nooit in dit gedeelte van het bos.” Zei hij terwijl hij haar een kus gaf. ,,kom, laten we wat gaan eten.” En Raphaël zakte door zijn knieën heen naast een hoog bosje om daar een appel uit zijn knoopzak te halen.

Aan de andere kant van het hoge bosje hield de jacht van de prins stil.
Een marschalk van de prins trok zijn boog toen hij een prachtig hert zag, die bij het bosje stond te grazen.
De pijl suisde door de lucht heen en het hert schok op en sprong weg waardoor de pijl door het bosje vloog.
Aan de andere kant stond Raphaël net op om de appel naar zijn geliefde te reiken.
Nog net zag hij haar ogen groot worden van schrik.
Hij keek naar beneden en zag de pijl uit zijn borst steken.
Het laatste wat hij zag was zijn bloed op zijn handen voor alles zwart werd.

Toen hij weer wakker werd lag hij niet meer op de met grasbedekte grond, maar in een zwart mahoniehouten bed met een hard matras.
Vanuit de deuropening stond een ijsbleke gedaante naar hem te kijken, met diens ogen verscholen onder een grote zwarte kap en mantel, waar grote witte vleugels achter vandaan piekten.
,,welkom in de onderwereld.” Zei de ijsbleke persoon met zijn zwarte kap over diens hoofd heen en de witte vleugels achter op zijn rug.
Maar Raphaël besteedde geen aandacht aan hem.
,,waar is mijn geliefde.” Vroeg hij alsmaar.
In de dagen die volgden zorgde hij alleen maar tot onrust onder de dodenbewakers en de de dwalende zielen, want hij hoorde zich niets te herrinneren over zijn vorige leven.

De dodenbewakers wisten niet wat ze met hem aan moesten om hem te laten ophouden over zijn geliefde; ze deden het ene na het andere voorstel, maar ook de meest prachtige voorstellen sloeg hij af.
,,ik wil mijn geliefde.”

De dag daarna hielden alle dodenbewakers een algemene vergadering.
,,wat moeten we met hem aan?” vroegen de hoofdbewakers zich af.
,,we hebben van alles geprobeerd.” Zeiden de anderen ,,we boden hem goud, luxe, het beste kwaliteit eten, zelf een schilderij van zijn geliefde, maar niets nam hij aan.
Even was het stil onder de dodenbewakers.
Tot er eentje opstond.
,,ik heb een idee.”

De volgende ochtend werd Raphaël wakker, niet in het mahoniehouten bed waar hij de afgelopen dagen in had geslapen in de onderwereld, maar zijn handen groeven zich in het zachte gras vanwaar hij was neergevallen.
Zijn bloed vormde nog een rode blek op het bedauwde gras.
De dodenbewakers hadden het besluit genomen om hem het leven terug te geven.
Hij snelde terug naar het dorp, waar hij merenmaal werd nagestaard.
Eenmaal aangekomen bij het huis van zijn geliefde werd hem daar verteld dat ze momenteel in het kasteel onderdak genoot.
,,mijne schone dochter is opgenomen door de prins na jou overlijden.”
Met deze benauwde situatie in zijn hart rende hij naar het kasteel.
Zodra zijn geliefde hem zag vloog ze hem om de hals.
,,mijn lief, ik dacht dat ik je nooit meer zou zien.” Zei ze tegen hem.

Een week later trouwden ze in het kasteel, met goedkeuring van de prins mochten ze in zijn kasteel blijven wonen ter schuld voor het neerschieten van Raphaël.
Maar al die rijkdom kon Raphaël niets schelen, zolang hij maar zo lang mogelijk bij zijn geliefde kon blijven.
En dat deden ze, jarenlang leefden ze samen en toen hij tijd echt gekomen was omarmde ze elkaar en werden ze verwelkomd door de dodenbewakers.

Reageer (1)

  • Fennec

    ahw, dat is echt een mooi sprookje <3

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen