Foto bij Zo zwart als rood

"Als je loslaat, heb je twee handen vrij."
Chinese wijsheid


Het metalen plateau stijgt zo snel als een lopend vuurtje langs de groene bergen en ik kom nog dichter bij de duisternis die de hemel naar beneden laat vallen en de bergtoppen hoedt. Mijn hand glijdt naar beneden, reikt naar mijn heupen en vind mijn zwarte schede waar een ijzeren gevest uitsteekt. Het uitrustingsstuk zit gevestigd aan een grote, bruine riem dat ietwat te hoog zit en daardoor mijn buik omarmt. Ik haal een klein mes, een Aziatische tanto, uit het schede en schrob ruw noch voorzichtig de opgedroogde bloeddruppels van de scherpe punt.
      'De hemel kijkt goed,' zegt Saper zachtjes. 'De sterren staan zo mooi.' Zijn lichaam is nauwelijks te zien door het duister dat hem overschaduwt. De vuurrode juwelen op het topje van de handvat van zijn scherpe wakizashi zijn echter wel te zien.
      Het plateau stopt halverwege de berg en komt pas volledig tot stilstand als we bij het grindpad komen dat tussen de rotsen loopt. We zijn de enige krijgsmannen uit het tachtigste kamp van Shinmai die 's avonds laat de bergen betreden zonder toestemming van de kampleiders. De andere kampen baden rustig in het avondlicht en doen vrijwel niks behalve slapen; sommigen zijn nog bezig met oefenen.
      Saper en ik stappen van het plateau af en zien hoe het weer geluidloos naar beneden vliegt. We lopen over het grindpad en ik spoor Saper aan om het opgedroogde bloed van zijn tanto te schrapen, aangezien het er al zolang op zit dat de rode smurrie in zijn zwaard begint te trekken. Niet veel verderop horen we water klateren dat heldere geluiden achterlaat en afwisselt met het zacht piepende gezang van de vogels en het luide kermen van de Succubus die achter de wateren in kleine groepen lopen.
      Gezien de leeftijd en positie van Saper is hij niet toegestaan om overdag het tachtigste kamp te verlaten, waardoor hij beperkte mogelijkheden heeft om te oefenen. Doordat hij te laat naar ons kamp is gestuurd heeft hij een trainingsachterstand en daardoor probeer ik hem stiekem te trainen. Dat kan alleen wanneer alle ogen gesloten zijn en geen enkel lichaam meer rechtop staat, omdat ik in het eenentachtigste kamp zit. Onze ouders zijn ontzettend goed bevriend en ik heb vrijwel mijn hele leven met hem doorgebracht, ondanks het leeftijdsverschil van anderhalf jaar. Anderhalf jaar, bijna vijfhonderdvijftig dagen, klinkt in vrijwel alle oren niet veel, maar omdat we veel kennis opdoen in de kampen en ik een kamp hoger zit bevat ik het extra stukje wijsheid waar hij naar op zoek is. Als Saper binnen een paar weken zijn achterstand heeft ingehaald wordt hij geplaatst in het eenentachtigste kamp, negen kampen verwijderd van zijn vrijlating. En tevens de mijne.

De reis tot waar we nu zijn was niet eenvoudig, maar uiteindelijk zijn we aangekomen bij de reine watervallen die hemelsbreed naast elkaar liggen. Het water stroomt gedempter dan overdag en ik vind het jammer dat de duisternis ervoor zorgt dat ik de heldere kleur van het water niet kan zien. Daarentegen hebben mijn blauwe ogen een groene Succubus gevonden achter een forse rots.
      'Kijk, daar,' zeg ik tegen Saper en wijs richting de beesten. Ondanks het zachte stromen van het water bedekt het wel het gegrom van de Succubus en tevens het tsjilpen van de vogels. Misschien is het water luider dan we denken.
      Saper reikt naar een gekleurd werpmes uit een andere schede en sluipt zachtjes richting de watervallen terwijl ik hem dek.
      'Ik had ze niet gezien door alle camouflages.' Hij glimlacht. We wachten tot de twee Succubes zich splitsen. Het linkse, kleine beest glipt weg achter de waterval waardoor de rechtse Succubes afgezonderd staat. Saper benut zijn adem goed en op het moment dat hij diep heeft ingeademd, gooit hij zijn werpmes geluidloos op de juiste plek in het lichaam van de Succubes. Het kleine beest valt als een licht veertje op de rotsen en zijn poten hangen bungelend half in het water. Pas dan ademt Saper voldaan uit.

'Je moet een wakizashi zo vasthouden,' verbeter ik hem terwijl ik zijn zachte handen net niet op de rode juwelen plaats waardoor hij betere grip heeft. 'De manier waarop jij het doet kan ook, maar dat vergt een betere hand. Dit is makkelijker.' We turen door gapingen in de struiken die afwisselen in grootte, net zolang tot we de juiste met goed zicht hebben op de rest van de Succubus. We naderen langzaam het stuk van de bergen dat een aanzienlijk stuk naar boven loopt. Toch bedenk ik me.
      'Oefen eerst maar op mij. Die beesten doen we straks wel.' We nemen afstand van de struiken en lopen naar een stuk opengelegen grond waar de sterren meer over waken en we elkaars gezicht weer zien.
      'Probeer hem te raken.' Ik maai met mijn wakizashi om me heen en maak de meest gracieuze bewegingen. Saper volgt me en de scherpe punt van zijn zwaard raakt keer op keer de mijne. Geen enkele keer mist hij en de hemel lacht ons toe. De verbetering is duidelijk in zijn houding te zien. Zijn zwaard komt constant weer in contact met de mijne en nadat we allebei van onze plekken zijn verplaatst en zijn beestachtige ogen geconcentreerd gericht op mijn zwaard zijn, besluit ik te stoppen. Hij is té goed.
      'Goed gedaan,' grijns ik. 'Nog even en ik zie je in het eenentachtigste kamp.' Hij kijkt me vol genoegen aan en de waardering valt van zijn gezicht te lezen.
      'Nog een keer?' Ik daag hem weer uit en loop iets dichter naar de struiken. Ik trek mijn schede strakker, duw mijn tanto er dieper in zodat het er moeilijker uit zal vallen en buk iets, waardoor mijn benen zich spreiden en mijn voeten zowat in het zand gelijmd zijn. We beginnen met ons stille schouwspel alsof de maan nog maar net aan de hemel is verschenen. Onze zwaarden raken elkaar aan, verlaten elkaar en ik wil zijn schouder raken maar hij verdedigt strategisch en raakt mijn benen bijna. Ik spring over hem heen en kom enigszins luid achter hem neer.
      'Ik begin langzaam moe te worden,' zegt hij bijna fluisterend waardoor ik uit zijn woorden afleid dat hij wilt stoppen. Plots, geheel onverwachts, draait hij zich om en zwaait zijn zwaard over zijn linkerzij. Hij verwachtte waarschijnlijk dat ik hem zou blokken, maar ik dacht echt dat hij wilde stoppen. Het puntje van zijn wakizashi doorboort mijn kleding en snijdt genadeloos in mijn schouder. Saper laat zijn zwaard in zijn schede glijden en kijkt geschrokken naar mijn lichaam dat met veel kabaal op de grond terecht komt, terwijl mijn handen mijn schouder bedekken. Ik schreeuw het uit van de pijn en dat is waarschijnlijk het slechtste dat ik had kunnen doen, op de actie van Saper na.

Een hele groep Succubes, groter dan ik tot nu toe gezien heb, komt nieuwsgierig ons veld binnengewandeld. Met brede neusvleugels hebben ze mijn bloed geroken. Saper reikt naar de grond en legt zijn handen ook op mijn schouder terwijl zijn ogen niet weten waar ze naar moeten kijken; naar mij of naar de Succubes die op ons afkomen. Het gegrom van de beesten is veel luider dan mijn gehuil of het stromen van het water. Voordat we het beseffen gaan er enorme, felle lichten aan die gevestigd zitten vlak achter de watervallen. Mijn oren willen niks meer horen, mijn lichaam wil niks meer voelen en het enige dat ik een tijdje later ondervindt zijn de handen van de kampleiders die me wild door elkaar schudden. Ze trekken Saper bij me weg en vertrekken tot achter de watervallen en het enige dat ik wil horen is het stromen van het water. Maar dat geluid komt niet. Het voelt alsof het landen van de fruitvliegjes in mijn oorschelp het enige levende is dat mijn lichaam bevat.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen