Plotseling begonnen de lichten boven onze hoofden te knipperen. Angstig keek ik omhoog, maar de oorzaak kon ik nergens vinden. Waarom moesten we ook per se met de lift naar boven? We hadden ook gewoon met de trap kunnen gaan, maar dat duurde volgens de anderen veel te lang. Met z’n vieren stonden we in de kleine lift, die net tot stilstand was gekomen. Natuurlijk had ik nog gezeurd of we met de trap konden gaan, maar de anderen vonden de lift een beter idee. Ze hadden me over gehaald door te zeggen dat het met de lift heel snel ging en maar even duurde. Op dit moment geloofde ik daar niet meer in. We stonden stil en konden nergens heen. Nergens. Tevergeefs ging ik op zoek naar een noodknop, maar in het donker was deze nergens te vinden. Nog net kon ik de contouren van de anderen in het donker onderscheiden. Het leek alsof ze er alle vertrouwen in hadden dat het goed kwam, maar ik wist het zo net nog niet. Paniek, wat er in mijn hoofd te vinden was. Sinds ik als klein meisje ooit eens vast had gezeten in een lift was ik erg claustrofobisch. Voor kleine kamers had ik een verschrikkelijke angst, alsof het hongerige leeuwen waren en ik hun prooi. Jarenlang was ik met trappen naar boven gegaan en nu gebruikte ik één keer de lift en zat ik vast. Paniekerig begon ik te ademen en dit werd door de anderen opgemerkt. Ze probeerden me te kalmeren, maar het lukte niet. Door de stemmen om me heen werd ik alleen maar benauwder en paniekeriger. Als een speenvarken begon ik te gillen en in het rond te slaan met mijn armen. Ze moesten weg gaan. Allemaal weg. Het leek alsof alle muren op me af kwamen en de ruimte steeds kleiner werd. Snel stond ik op en begon paniekerig te rennen, maar natuurlijk kwam ik de kamer niet uit. Plotseling werd het zwart voor mijn ogen en ik viel neer op de grond. In de verte hoorde ik alleen nog stemmen, ver weg.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen