Afscheidsbrief, weg & Tina
Afscheidsbrief, Weg en Tina.
Lieve Mama (en Karel),
Ik heb besloten weg te gaan
Ik zie het hier niet meer zitten
Misschien kan Karel het je uitleggen
Maar ik denk dat je het niet gelooft
Maar goed, ik ga dus weg
Ik zeg vaarwel tegen jou, lieve mama
Je zal altijd in mijn hart blijven
Ik zal altijd aan je denken
Je bent de liefste op aarde
Ik zal je altijd missen
Heel veel kusjes,
Roxie
PS) bijgesloten brief is voor Lisa. Geef het haar alsjeblieft.
Lieve Lisa,
Ik loop weg
Waarheen weet ik niet
Het ligt niet aan jou
Het is gewoon niet gezellig thuis
Ga me niet zoeken
Dat heeft geen zin
Je blijft altijd in mijn hart
Ik zal altijd aan je denken
Ik zal je 4 ever missen
Veel liefs,
Je vriendin,
Roxie
Er druppelt een traan op het papier. Ik stop nog de laatste spullen in mijn rugzak. Ik moet weg. Niet voor even, voor altijd. Ik trek het niet langer. De tranen stromen over mijn gezicht. Karel en mama zijn uit eten. Ik mocht niet mee. Er lag een pizza in de oven. Ik vouw de brief dubbel en loop naar beneden. Ik leg hem zichtbaar op tafel. Mijn pizza is al klaar. Snel prop ik me vol. Ik stop nog wat eten in mijn rugzak. Al mijn zakgeld neem ik mee. Ik heb geluk dat ik nooit zo van shoppen hield. Nu heb ik best veel geld. Ik pak Karels portemonnee. Als hij weg gaat neemt hij altijd zijn andere mee, met alleen het geld wat nodig is. Mijn blik valt op zijn pinpas. Zal ik? Ach, Karel is een schoft. Hij heeft vast 2 rekeningen. Hij is altijd al rijk geweest. Ik stop zijn pinpas in de mijne en neem nog een losse 50 euro mee. Ik kijk in die van mama. Haar pinpas vind ik zonde. Mama was altijd lief voor mij. Dus ik pak alleen maar 20 euro eruit. Dan zoek ik in het laatje. Daar ligt vast de code van Karels pinpas. Oh ja, de sleutels van het huis. Voor het geval dat. Zal ik op de fiets? Nee, lopen is veiliger. Ik kijk de kamer rond. Voor de laatste keer. En om te kijken of ik niks vergeet. Langzaam loop ik de kamer uit. De gang door, richting de deur. In mijn tas zit ook kleding, warm en koud. Toch trek ik mijn jas aan. Ik open de deur. Mijn blik valt op een foto van mama. Snel pak ik het kleine pasfotootje en stop hem in mijn broekzak. Aan de andere kant staat papa. Mooi. Nu genoeg getreuzeld spreek ik mezelf toe. En ik trek de deur voor de laatste keer achter mij dicht.
Al de hele weg stromen de tranen over mijn wangen. Voorbijgangers kijken me raar aan. Een enkeling spreekt me aan. Maar ik schud mijn hoofd. Geen aandacht. Dat heb ik niet nodig. Straks belt iemand de politie nog. Dat kan ik er niet bij hebben. Ik heb geen idee waar ik ben. Ik loop al anderhalf uur. Het is al best laat. Al 9 uur. Het is al best donker. Ik ga maar ergens slapen. Maar waar? Ik zoek een plekje. Uiteindelijk lig ik in een parkje, naast de vijver. Ik gaap en val in slaap.
Ik word wakker. Half 8 zie ik. Mooi op tijd. Ik denk aan Lisa. Die over een uur op school zit. Zou mama haar de brief hebben gegeven? Of doet zou ze die geven als Lisa langs kwam. Lisa komt altijd langs als ik niet op school ben. Als ik nu thuis zo komen, zou Karel mij kapot slaan. Mijn mobiel gaat. Wie zou me bellen? Ik kijk op het scherm. Mama. Ik voel tranen opkomen, maar ik neem niet op. Dat kan nou eenmaal niet. Ik hoor dat mama de voicemail in spreekt. Haar stem klinkt ongerust en droevig. Lieve, lieve Roxie. Je neemt niet op. Ik hoor een snik. Ik ben zo ongerust. Rox, kom alsjeblieft terug. Ik mis je zo. Roxie als je dit hoort. Als het niet te laat is… de stem van mijn moeder schokt. Dag lieve Roxie. Kusjes van mama. Tranen beginnen te lopen. Mama doet niks verkeerd. Mama is hartstikke lief. Het is Karel. Ik loop verder en veeg mijn tranen af. Ik loop een boekhandel binnen. Ik zoek een lieve kaart. Uiteindelijk vind ik een hele mooie. Veel liefs van mij staat erop. Binnenin staat: het gaat goed met me. Ja, dit is de juiste kaart. Zo kan ik mama misschien nog gerust stellen. Ik maak de kaart af.
Lieve mama,
Ik hoorde de voicemail. Lief dat je belde. Maar opnemen kan nou eenmaal niet. Je hoeft je absoluut geen zorgen te maken. Het gaat goed met me. Natuurlijk mis ik jou ook. En ik wil je even vertellen: Het ligt niet aan jou! Het is Karel. Sorry daarvoor. Ik zou dolgraag bij je blijven. Maar het kan niet met Karel. Lieve mama. Dit is misschien de laatste keer dat ik je schrijf. Ik moet zelf verder.
100 miljoen kusjes (+ nog 1000000000 miljoen) van Roxie
Ik doe een postzegel op de envelop. Dan zoek ik een brievenbus. Voor ik het door heb zit de kaart in de brievenbus. Snel loop ik door. Ik loop al lang door straten die ik niet ken. Als ik aan het eind van de dag weer lig komen de herinneringen van de ergste dag weer in me op.
Slap lig ik op de grond. Wat gebeurd er? Waarom doet Karel dit? Ik krijg een trap in mijn maag. En nog 1. Dan gooit hij me op mijn bed. Dreigend met zijn vuist zit hij op me. De vuist komt tegen mijn slaap. Dat zal je leren, achterbaks meisje hoor ik nog vaag en steeds zachter. Als ik wakker word lig ik in het ziekenhuis. Bewusteloos hoor ik Karel mompelen. Ja, ja. Van het klimrek afgevallen. Ja klopt. Ja gewoon op haar hoofd. Hoe durft hij zo te liegen?! Ik ga rechtop zitten. Een hand drukt mij zachtjes terug. Rustig Roxie. Dan weet ik wie het is. Mama!
Ik lag die week wel 4 dagen in het ziekenhuis. Ik griezel weer bij die gedachte. Ik draai me om. Morgen is er weer een nieuwe dag te gaan. Ik slaap aan de rand van het bos. Morgen zal ik door het bos verder trekken.
Welk pad zal ik nemen? De linker of de rechter? Ik loop alweer een kwartier. Dit keer door het bos. Ik kies voor rechts.
Daar loopt een meisje. Ik doe alsof ik er niet ben. Het meisje duikt weg achter een struik. Hoi fluister ik. Wat is er met je? Je ziet er niet goed uit. Jij anders ook niet zegt het meisje vanachter de struik. Ik ben al een week weggelopen van huis zeg ik. Dus zo raar is dat niet. Ik lach. Het vreemde meisje komt vanachter de struik vandaan. Ik ben ook weggelopen zegt ze. Waarom ben je weggelopen? Ik kijk haar vragend aan. Ssst niet zo hard sist het meisje. En niet hier. Ik knik. Daar is niks zegt het meisje. Ze wijst naar het pad waar ze vandaan kwam. Nou dan lopen we weer die kant op. Ik lach naar haar. Schrikt ze nou? Of vind ze het leuk om samen te lopen? Als je niemand verteld over mij, zal ik met je mee gaan. Het meisje kijkt naar me. Is goed antwoord ik. Ik pak een bostel uit mijn tas. Kom eens hier Je moet je haren eens borstelen. Ik haal de borstel door haar haren. Er zitten onwijs veel klitten in haar haar. Hoe kom je aan die klitten vraag ik aan haar. Het meisje kijkt naar de grond. Ik moest heel snel mijn spullen pakken. Aan een borstel heb ik niet gedacht. Ik bestudeer haar. Als de klitten eruit zijn, lopen we verder.
Hoe heet je eigenlijk? Ik zie dat het vreemde meisje het moeilijk krijgt. Volgens mij is ze aan naam aan het verzinnen. Dat maakt me niet uit. Dan kan ik haar tenminste bij de naam noemen. Tina fluistert ze dan. Ze word rood. Ik ben Alixe zeg ik. Dat is niet waar, zo heette een heel stil meisje in groep 3. Ik heb haar naam altijd bijzonder gevonden. En bovendien straks hoort ze per ongeluk dat ‘Roxie’ vermist is. Dat kan natuurlijk niet. Ook al zijn we lotgenoten.
Samen met Tina loop ik over straat. Haar haren wiegen mooi heen en weer. Ik heb het in een staart. Maar zij had ook geen elastiekje mee. Ik zucht. Eigenlijk moeten we ons plan veranderen zegt ik. Misschien moeten we ’s nachts lopen in plaats van overdag. Tina knikt. Misschien wel fluistert ze. Angstig kijkt ze om zich heen. Is ze echt zo bang? Ben jij niet Serena? Ik schrik me rot. Tina Serena? Natuurlijk niet. Tina schrikt. Nee. Ik ben Tina. Sorry voor de verwarring. Serena loopt weg van huis, ik niet. De voorbijganger knikt aarzelend. En jij bent? De man kijkt naar mij. Ik kleur rood. Alixe. Ik wil een foto van jullie. De man klinkt vastbesloten. Tina knikt. Is goed hoor. Breed glimlachend staan we op de foto.
Serena is vandaag gezien door een voorbijganger. Het meisje deed zich voor als Tina. Maar daar geloofde de man niks van. Het wonderlijke is dat Serena samen met een ander meisje liep dat sinds 3 weken vermist is, Roxie. (naast de foto van Tina verschijnt een foto van Roxie). Roxie deed zich voor als Alixe. (De foto die de man maakte komt in beeld). De politie vind het een raar mysterie en gaat de zaak proberen op te lossen. Zijn Tina & Alixe, Tina & Alixe of Serena & Roxie?
Tina en ik liggen in het zand. Ergens bij een parkje. Dan piept mijn mobiel. Je bent op het nieuws. Hoe ken je Serena? Xx Mam. Ik schrik. Tina kijkt me vragend aan. Ik, we, we zijn op het nieuws stotter ik. Ik laat Tina het sms’je lezen. Hebben we wat aan elkaar uit te leggen? Ik kijk Tina aan. Die knikt. Ik ben Serena. Ze kijkt naar de grond. En ik ben Roxie zeg ik dan. We kijken elkaar aan. Dan gaan we nu lopen. Serena staat op en klopt het zand van haar broek. We moeten niet hebben dat een voorbijganger ons ziet. Hun geheugen is nu wel opgefrist.
Ben jij die Serena van 3 jaar geleden? Ja. Je bent al lang weg zeg ik. Serena knikt. Ik kan niet vertellen waarom. Echt niet. Tranen springen in haar ogen. Ik sla een arm om Serena heen. Het maakt niet uit. Ik snap het. We lopen weer verder. Ik ben aardig moe. We hebben de tijden al bedacht: Tussen 21.30 & 5.30 lopen we. De andere tijd slapen we. Moet je je moeder niet terug sms’en. Ik schud mijn hoofd. Via mobieltjes kun je zien dat je waar diegene is. Daarom sms ik niet terug. Dat is veiliger. Serena knikt. Ik heb nooit een mobieltje gehad. 3 jaar geleden liep ik weg, toen zat ik pas in groep 6. Dus je hoort nu in groep 8 te zitten? Ja zegt Serena. En jij? Ik zit in de eerste. Maar ik heb een klas overgeslagen. Serena knikt. Zwijgend lopen we verder. Nog maar een half uurtje.
Doodmoe plof ik neer. We liggen midden in een bosje dat niet zo groot is. Mis jij je moeder niet? Serena fluistert zacht. Ik knik. In het begin heel erg. Maar nu niet zo. Ik ben eraan gewend. Ik ook soms, maar zelden. Ik ben er ook aan gewend. Ik gaap. Ik ga proberen te slapen zeg ik. Ik ook zegt Serena. En ze sluit haar ogen.
Broemmmmm…. Ik schrik op. Motors? Auto’s? Scooters? Ik tik op Serena’s schouder. Word wakker. Mensen! Serena schrikt gelijk op. Ze moeten hier nog in de buurt zijn zegt een zware stem. Die meiden kunnen niet zomaar verdwenen zijn zegt een vrouwenstem. Wij fluistert Serena. Kom weg hier! We doen snel onze rugzakken om en rennen weg. Ik hoor wat fluistert de zware stem. Hierheen. Niet achterom kijken sist Serena. Dan weten ze zeker dat jij het bent. We horen een fototoestel. Maken ze nou foto’s. Erachteraan roept de hoge stem. Snel. We rennen nog harder. We zijn uit het bos. Volgens mij is Serena getraind, ze rent veel harder dan mij. Zachter roept ik naar Serena. Ze mindert snelheid. Kom hierin fluistert ze. We duiken een smal gangetje in. Niemand woont hier. Het is een soort inham in de muur. Waar zijn ze nou? Ze kunnen toch niet zomaar verdwenen zijn? Samen met Serena kruipen we nog dichter de spleet in. Ze mogen ons niet zien! Misschien de hoek al om. Ze renden best hard is het antwoord van de vrouwenstem. We horen de voetstappen weg gaan…
Reageer (1)
zo goed geschreven!
1 decennium geledenik heb de kudoknop dood gekieteld, vind je niet erg toch??