Foto bij Underwear 1

Zweetpareltjes mixen zich met de regendruppeltjes die geleidelijk op mijn voorhoofd vallen. Het glijd langs mijn voorhoofd naar mijn nek toe en bruut veeg ik het weg. Schrammetjes zijn duidelijk zichtbaar op mijn handen en als ik mijn handen tot vuisten maak springen de wondjes op mijn knokkels los.
Er valt een spatje bloed op de grond, maar verdwijnt al snel doordat de regen hard op de grond klets. Lichtjes bibberend sla ik mijn handen rond mijn middel heen om zo wat warmte te krijgen. Veel warmte krijg ik er niet door en zuchtend knijp ik mijn ogen tot spleetjes.
Doordat het regent is het beeld wat ik zie wazig en kan ik alleen een paar lichtpuntjes zien. Dat verdwijnt al snel want een donkere schim staat in een reflex voor mij en ik knijp mijn ogen nu nog verder dicht. ‘Wat doe je alleen buiten, het regent!’
Hij heeft een hese stem en hij beschermd zichzelf door met zijn hand de capuchon van zijn jas stevig vast te houden.
Kans om te reageren heb ik niet want hij pakt mijn pols beet en trekt mij zonder enige pardon mee. Struikelend achtervolg ik hem en beginnen mijn voeten zeer te doen. Mijn afgetrapte All Stars zijn merendeels versleten en ze zijn eerder bruin dan zwart wat ze in het begin waren. Ze zitten akelig los en als ik een seconde niet oplet loop ik op één blote voet.
‘Mijn schoen,’ piep ik schor en ben ik eventjes bang dat de jongen mij niet gehoord heeft.
Hij stopt met lopen en kijkt langs mij heen om te kijken waar mijn schoen ligt. ‘We hebben daar geen tijd voor!’ Ruw trekt hij mij weer mee als hij begint te rennen.
Ik ren nu op een schoen en op een blote voet. De blaren die op mijn blote voet zitten beginnen hevig te branden en ik probeer tegen mijn tranen te vechten. We blijven maar doorrennen en hijgend haal ik diep adem om daarna uit te blazen.
‘We zijn er bijna,’ fluistert de jongen in mijn oor. Van schrik zet ik een stap achteruit als hij opeens voor mij staat en zijn helder groene ogen de mijne doorboren. Eventjes lijkt de tijd stil te staan en zijn wij de enigste twee die rondlopen om te schuilen.
Het word al snel onderbroken doordat hij mij weer meetrekt en hij zijn hand met de mijne verstrengelt. Met zijn duim streelt hij over mijn handpalm en staan we naar tien volle minuten voor een groot huis wat word verlicht door lampjes die een warm gevoel geven.
De jongen zoekt duidelijk naar iets en zijn hand verlaat jammer genoeg de mijne. Ik voel mij meteen leeg van binnen en wacht ik geduldig af. In de tussentijd dat de jongen naar iets zoekt kon ik ook wegrennen, maar de moed zakte meteen in mijn schoenen.
Ik keek op en de jongen kijkt mij duidelijk geamuseerd aan. ‘Zullen we naar binnen gaan?’ Langzaam knik ik en pakt de jongen mijn hand weer beet. Als we binnen komen komt er een man naar ons toe gerend en gaat hij voor ons stil staan.
‘Harry en-‘ de man stopt en draait zich om naar mij. Schamend kijk ik naar de grond en schuifel ik met mijn voeten heen en weer. ‘Ik heb geen naam meneer.’
Er valt een stilte en zachtjes kijk ik op. De man kijkt mij fronsend aan en wenkt daarna een blik naar Harry, dat hij hem moet volgen. ‘Tweededeur,’ fluister hij zachtjes in mijn oor.
Wanneer de meneer en Harry weg zijn loop ik zachtjes naar de tweedeur toe en met trillende handen duw ik de deurklink naar beneden. Hij is van goud gemaakt en heeft een mooie afwerking van bloemen die naar de deur zelf lijden en zo een geheel vormen.
Mijn handen zijn nog steeds open en de wondjes zijn vies. Doordat ik de deur openduw gaat hij langzaam open en springen binnen in de kamer allemaal lampen aan. Het is de woonkamer en de openhaard brand lichtjes wat mijn aandacht trekt.
Ik sluip naar de openhaard toe en laat mij langzaam op de grond vallen. Aandachtig staar ik naar het vuur wat knettert en ga ik in een klerenmakers zit zitten. Geobsedeerd door het vuur heb ik niet in de gaten dat Harry op de leren bank achter mij is gaan zitten en hij iets in zijn handen heeft.
‘Ik heb warme chocomelk als je dorst hebt.’ Verbreekt hij de stilte en ik sta moeilijk op. Een kreun verlaat mijn mond en mijn handen schieten meteen naar mijn rug toe. Harry staat meteen op en helpt mij mee op te staan.
Dankbaar kijk ik hem aan en gaan we samen op de leren bank zitten. De bank voelt ruw aan en met mijn vingers glijd ik over de knopen heen. Ik pak een kom met chocomelk van Harry over en de warme brand in mijn handen, wat Harry duidelijk ziet.
Zijn ogen glijden over mijn handen heen en zijn ogen staan oprecht bezorgd. Zenuwachtig wrijf ik met mijn hand over mijn andere hand heen, hopend dat hij ophoud met staren.
‘Hoe kom je daaraan?’ Is zijn vraag en ik staar naar de slagroom die op de chocomelk ligt. Ik zeg niks en Harry beweegt zijn hand naar mijn hand toe en streelt de wondjes op mijn handen. Pijnlijk knijp ik in de mok en hoop ik dat hij gauw ophoud met waar hij mee bezig is.
Hij stopt naar een tijdje en ik voel zijn blik op mij branden. Iets zeggen doe ik niet en nip een slokje van mijn chocolademelk die afgekoeld is.
‘Vertel het mij, ik wil je helpen.’

Reageer (9)

  • Laughter

    Wauw, zo mooi geschreven! Abo. (:

    1 decennium geleden
  • LStyles212

    aboo
    heel mooi geschreven (H)
    snellverdahhh <3

    1 decennium geleden
  • Bts

    Wauw, ik neem hier een abo op!

    1 decennium geleden
  • Tinaaax257

    @kryptonites, nee, schoenen

    1 decennium geleden
  • Semantiek

    Awwh, ze is een zwerver (als ik het goed heb...). Best sneu, maar nu al een leuke storie :)

    In de tussentijd dat de jongen naar iets zoekt kon ik ook wegrennen, maar de moed zakte meteen in mijn schoenen. << moet dat niet 'de moed zakte meteen in mijn SCHOEN' zijn? ;) hihi

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen