Foto bij 1. Op de heuvel waar kersenbloesemblaadjes vallen

Dit is gebaseerd op de anime Clannad. Je kan het hier zien: http://www.animefreak.tv/watch/clannad-english-dubbed-online-free

‘Ik haat deze stad. Er zijn zo veel herinneringen die ik zou willen vergeten. Elke dag weer naar school, een praatje maken met wat vrienden, en dan weer terug naar het huis waar ik het liefst nooit meer zou komen. Zal er ooit iets veranderen? Zal die dag ooit komen?’ Dit zijn de gedachten van een jongen die op weg is naar school. Zijn naam is Tomoya Okazaki. Hij loopt over een pad met kersenbloesems. De blaadjes vallen als regen om hem heen. Als hij dit niet iedere dag deed zou hij het vast veel mooier vinden. Een meisje staat stil op het pad met gesloten ogen. “Krentenbol.” Zegt ze zachtjes. Tomoya stopt en kijkt naar haar. Ze opent haar ogen en zegt: “Vind je het leuk op deze school? Ik hou heel, heel erg van deze school. Maar niets blijft hetzelfde.” Tomoya heeft het meisje nog nooit gezien. Ze praat niet tegen hem. Ze praat vast tegen iemand in haar hart. “Leuke dingen, mooie dingen, ze zullen allemaal ooit moeten veranderen. Maar zul je dan toch van deze plek blijven houden?” “Ga dan op zoek,” zegt Tomoya. Het meisje kijkt op en kijkt naar Tomoya. Een wind met kersenbloesemblaadjes waait door haar bruine haren. “Ga op zoek naar nieuwe leuke en mooie dingen,” gaat Tomoya verder. Het meisje zegt niks. “Kom, laten we gaan.” Tomoya loopt verder en het meisje loopt achter hem aan. Samen lopen ze de heuvel op. De lange, lange toch omhoog.

Na schooltijd loopt Tomoya alleen naar huis. Hij hoort het geschreeuw uit het gebouw waar hij heen loopt al van ver. “Heb je je lesje nu eens geleerd?” Zegt een jongen uit het rugbyteam. “Wat denk je wel niet, je muziek zo hard aan te zetten?” Zegt een ander. Nog een ander houdt een jongen aan zijn armen vast. Het isYouhei Sunohara. “Maar anders ben ik zo slaperig.” “Onzin!” Schreeuwt de jongen die hem vasthoudt en hij pakt Sunohara op aan zijn broek. Tomoya komt binnenlopen en ziet hoe de rugbyspelers klaar staan om Sunohara als rugbybal te gebruiken. ‘Worden ze daar nou nooit moe van?’ “Tomoya! Sta daar niet zo en help me!” Roept Sunohara. “Ik wil niet ergens in verzeild raken wat een idioot heeft veroorzaakt.” Antwoord Tomoya en hij steekt zijn neus in de lucht. “Je hebt geen hart!” Schreeuwt Sunohara. Tomoya kijkt toe hoe Sunohara als rugbybal wordt gebruikt, als hij opeens een vrouw hoort schreeuwen. “Koppen dicht!” De jongens kijken op. “Stop daar toch eens mee!” Een vrouw komt door de gang gerend met een zwabber die ze door de lucht zwaait. Het is Misae. De jongens rennen snel weg. Sunohara ligt als een vuile doek op de grond en pakt Misae’s been. “Misae, waarom kom je me niet eerder redden?” Zegt hij kreunend, maar Misae duwt hem weg. “Je hebt hier zelf voor gezorgd. Wanneer leer je toch eens je lesje?”

“Hè, die stomme rugbyclub.” Zegt Sunohara, met zijn kin op tafel. “Ze zullen je zo nooit horen,” zegt Tomoya. Hij draait zich naar de muur en roept: “Hè, die stomme rugbyclub!” “Wie zei dat?!” schreeuwt een stem aan de andere kant van de muur. Sunohara schrikt en zegt: “Wil je me soms dood hebben!? Als het er maar één was had ik hem best kunnen hebben, maar het zijn er gewoon te veel. Maar ooit op een dag, als ik ben geslaagd, dan zal ik ze terugpakken. En dan reken ik erop dat jij mijn rug in de gaten zult houden!” Hij steekt zijn duim op naar Tomoya. Tomoya steekt ook zijn duim op en zegt: “Komt goed! Ik zal je zo goed mogelijk steken.” “Je moet mij niet pakken, maar het rugbyteam!” “Maar ik sta aan hun kant,” zegt Tomoya kalm. “Sinds wanneer?!” schreeuwt Sunohara. “Alleen op dat moment.” Zegt Tomoya, nog steeds kalm. “Koppen dicht!” zegt weer een stem van achter de muur, en iemand geeft een schop tegen de muur. “Zal ik terugschoppen?” vraagt Tomoya, zijn voet half in de lucht. Sunohara gilt het uit. En zo is er weer een saaie dag voorbij.

‘Dit is een wereld die is geëindigd. Niks wordt hier geboren, en niets gaat hier dood. Zelfs tijd bestaat hier niet. Als ik mocht kiezen waar ik geboren zou worden, zou ik niet voor deze plek kiezen.’ Een meisje met alleen een witte jurk aan loopt de kamer in. ‘Er was een persoon in deze wereld. Zou ze me kunnen zien? Ik ben hier niet geboren. Het meisje leeft helemaal alleen in deze geëindigde wereld. Ze leeft in deze lege, stilstaande wereld. Op de één of andere manier vond ik het meisje interessant.’

De volgende dag staat Tomoya voor de deur van zijn lokaal. Hij hoort stemmen. “Zijn Sunohara en Tomoya er nog niet? Ze zouden eens wat serieuzer moeten zijn, ze zijn laatstejaars, dus ze hebben examens.” “Ach, wat maakt het uit. We hebben geen tijd om ons zorgen te maken over anderen.” Een jongen trekt de pratende jongen aan zijn mouw en knikt naar Tomoya die net binnenloopt. Tomoya gaat zitten als er net een meisje aan komt lopen. Het is Ryou Fujibayashi. “Eh, O-Okazaki.” Tomoya kijkt op. “Wat is er?” “Uhm, je zou niet steeds zo laat moeten komen.” “Ah, je klinkt als een echte klassenvertegenwoordiger,” zegt Tomoya plagerig. “Maar ik, ik ben de klassenvertegenwoordiger.” Ryou kijkt verdrietig. “Hey Okazaki, je moet de klassenvertegenwoordiger niet aan het huilen maken, straks komt haar grote zus nog,” roept iemand uit de klas. “Het gaat goed hoor, ik huil niet!” roept Ryou terug. “Gelukkig maar, laten we zeggen dat het er aan ligt hoe ik me morgenochtend voel,” zegt Tomoya. “A-Anders uhm, anders voorspel ik je toekomst wel, dat is mijn hobby.” Ryou pakt wat kaarten uit haar zak. Ze schudt ze door elkaar en laat ze uit haar handen vallen. Ze grijpt om zich heen en kijkt verontschuldigend. Tomoya zucht en bukt om de kaarten op te pakken terwijl Ryou zegt: “Oh, je zult morgen te laat komen.” Tomoya valt van zijn stoel. “Wil je soms ruzie?” “Nee, maar ik denk dat de kaarten dat zeggen,” zegt Ryou snel. ‘Ik denk?’ “Op weg naar school zul je een romantische ontmoeting hebben met een lief meisje, de tijd vergeten, en daardoor te laat komen.” “Dat is wel heel gedetail-” “Hey Okazaki!” Brult een meisje vanuit de gang. Een boek vliegt door het lokaal en Tomoya bukt net op tijd om hem te ontwijken, waardoor het door het raam vliegt en in een boom belandt. “Kyou?” zegt Tomoya beduusd. Een meisje dat sprekend op Ryou lijkt komt het lokaal binnen lopen. “Je hebt wel lef om met mijn zusje te flirten,” zegt ze. Ze grijpt Tomoya’s stropdas en zegt: “Loser!” “Ik praatte alleen maar met haar!” antwoordt Tomoya. “Ja, hij flirtte helemaal niet met me,” voegt Ryou toe. “Nou goed dan,” zegt Kyou, en ze kijkt naar de kaarten op de grond. “Heeft Ryou je toekomst voorspeld?” vraagt ze aan Tomoya. “Ja, blijkbaar zal ik morgen een romantische ontmoeting hebben met een lief meisje.” Kyou glimlacht ondeugend. “Waarom kijk je me zo aan?” zegt Tomoya. “Zomaar. Nou, veel succes hè?” Kyou klopt op Tomoya’s schouder en loopt hard lachend en zelfverzekerd weg.

Tomoya loopt door een van de vele gangen op school. ´Waar zal ik vandaag eens gaan eten?’ “Een geest?” Hoort hij ergens tussen de kluisjes. Terwijl hij langs een groepje jongens loopt hoort hij een andere stem. “Ja, ik hoorde dat de geest van dat meisje dat een auto-ongeluk heeft gehad soms gezien wordt.” ‘Een geest?’ denkt Tomoya. Hij kijkt uit het raam. Daar zit het meisje dat hij die gisteren had ontmoet. Ze zit helemaal alleen. Tomoya loopt naar de deur en gaat naar haar toe. “Ben je alleen? Waarom eet je niet ergens met je vrienden?” Hij ziet dat het meisje een krentenbol eet. Ze eet rustig door. “Hey, luister je wel?” “Sorry, maar ik ben aan het eten.” Tomoya zucht en gaat naast haar zitten. Hij pakt een broodje en samen zitten ze daar te eten. Als het meisje klaar is gaat ze recht zitten en zegt, “eh, wat wou je vragen?” Tomoya kijkt op. “Oh, ik wou vragen waarom je hier zo alleen zat te eten.” Het meisje kijkt naar de grond. “Vind je het leuk op deze school?” Tomoya neemt net een hap en zegt met volle mond, “nou, niet echt nee.” “Ik hou heel, heel erg van deze school. Ik had eerst vrienden en docenten waar ik goed mee op kon schieten, maar nu…” Ze stopt, en Tomoya kijkt op. “Is er iets gebeurd?” “Vorig jaar was ik voor lange tijd niet op school. Dus ik…” Ze kijkt weer naar de grond. “Je bleef zitten.” “Ja, ik bleef zitten.” Nagisa kijkt op en probeert te lachen. “Iedereen die ik kende haalde zijn diploma, en er kwamen alleen maar nieuwe mensen bij die ik niet kende. Daardoor voel ik me een beetje alsof ik als enige achter ben gebleven.” Ze kijkt ineens op en kijkt Tomoya verontschuldigend aan. “Oh, sorry, zoiets hoor ik niet te vertellen aan iemand die ik nog maar net ken.” “Dus daarom zei je die dingen.” Het meisje kijkt weer naar de grond. “Zat je niet bij een club?” vraagt Tomoya, nog steeds met een broodje in zijn hand. “Nee, ik wou eigenlijk wel bij de dramaclub, maar ik heb een zwak lichaam, dus ik denk niet dat ik met alle activiteiten mee kan doen.” “Doe dan alleen mee aan de activiteiten die je wel kan doen. Waarom ga je na schooltijd niet even bij de dramaclub langs?” “Maar…” “Hey, kijk nou eens.” Zegt Tomoya, en hij wijst naar boven. Op het balkon op de school staan twee meisjes. “Ze zwaaiden naar je. Als je altijd zo verdrietig kijkt maak je nooit vrienden. Lach en zwaai terug.” Het meisje kijkt hem bang aan. “Kom op, met een grote glimlach.” Het meisje kijkt weer naar boven, steekt haar hand omhoog en lacht, maar de meisjes lopen net weg. “Ik denk dat ze het niet zagen,” zegt Tomoya. “In de les ben ik ook vaak een beetje afwezig.” Het meisje kijkt weer naar de grond. Ineens horen ze een vreemd geluid en er rennen mensen voorbij. “Wat is dat voor geluid?”

Verderop op het sportveld zijn een stel jongens op motoren aan het rondrijden en er staan mensen bij de kant te kijken. Tomoya en het meisje komen aangerend. “Wow, kijk ze gaan!” zegt Sunohara lachend. “Sunohara, wat is er aan de hand?” vraagt Tomoya, terwijl hij bovenop Sunohara’s schouders zit en op zijn hoofd leunt. “Ik denk dat ze willen vechten. Die jongens van een andere school zijn hier op hun motoren.” Hij kijkt omhoog. “Hey, wat doe je daar op mijn hoofd?!” Ineens beginnen wat meisjes te joelen. Ze joelen naar een meisje dat het veld op loopt. Terwijl ze dichterbij komt stoppen de motoren en de jongens kijken haar aan. Tomoya doet zijn jas uit. “Ga je haar helpen?” vraagt Sunohara. “Ik ga niet zomaar kijken en niets doen,” antwoordt Tomoya. “Je hoeft je geen zorgen te maken over Tomoyo,” zegt een meisje uit de menigte. “Tomoyo?” vraagt Tomoya. “Ken je haar dan niet? Ze is nieuw op deze school. Tomoyo Sakagami!” “Ze is heel sterk. Als je erheen gaat sta je haar alleen maar in de weg,” zegt een ander meisje. “Ik wil hier niet een drama van maken, dus ga weg voor je met mij te maken krijgt,” zegt Tomoyo. “Als je dat doet, laat ik je met rust. Je wil toch niet vragen om een pak slaag?” “Zet ons niet voor gek!”schreeuwt één van de jongens, en ze rijden recht op Tomoyo af. Net op het goede moment springt ze in de lucht en geeft ze de voorste een schop. Terwijl ze gehurkt op de grond valt steekt ze haar voet uit naar de volgende. Uiteindelijk liggen alle jongens met hun motor op de grond en staat Tomoyo ertussen. De meisjes aan de kant beginnen weer te joelen. Sunohara lacht verward. “Wat gebeurde er nou?”

“Dus, ze is nieuw hier,” begint het verlegen meisje. “Zij zit in dezelfde situatie als jij, maar toch is zij heel populair. Dus het ligt helemaal aan de persoon,” zegt Tomoya. “Misschien heb je gelijk…” Het is even stil. “Nou, ik ga maar weer.” Tomoya staat op. Het meisje springt ook op en zegt, “ja, heel erg bedankt.” Tomoya kijkt haar aan. “Ik ben Okazaki Tomoya uit klas D.” “En ik ben Furukawa Nagisa uit klas B.” “Aangenaam kennis met je te maken.” Nagisa straalt en zegt, “ja, aangenaam kennis met je te maken, Tomoya Okazaki.” “Hey, Okazaki,” fluistert Sunohara naast Tomoya. Tomoya schrikt op van zijn dagdroom en kijkt Sunohara aan. Ze zitten in de les. “Kom straks met me mee.”

Even later staan ze in de gang met Tomoyo. “Gespeeld?” vraagt Tomoyo. Sunohara staat tegenover haar en Tomoya staat erbij te kijken. “Ja, meisjes zouden nooit een jongen kunnen verslaan, je hebt ze vast betaald om te verliezen,” zegt Sunohara. “Wie zijn dat?” Hoort Tomoya een meisje zeggen. “Dat zijn die ruige jongens uit de hoogste klas, Sunohara en Okazaki,” zegt een ander meisje. Tomoya kijkt op. “Je hebt geluk, ik was eigenlijk niet van plan mensen op dezelfde school pijn te doen. Maar voor jou maak ik een uitzondering,” zegt Tomoyo. “Je bent zo schattig als je doet alsof je stoer bent,” zegt Sunohara. “Ik wed dat je staat te trillen op je benen.” Hij maakt een vreemde beweging met zijn benen. “Ik zie dit wel als zelfverdediging, dus kom jij maar op mij af,” zegt Tomoyo. “Doe maar niet alsof je alles bent. Ik maak je af!” Sunohara rent op Tomoyo af, net wanneer Tomoya zich iets herinnert. “In deze stad was ooit een heel sterk, mooi meisje, dat het opnam voor onschuldige mensen.” Ondertussen ligt Sunohara al plat op de grond. “Zo ging de legende.” “Had dat dan eerder gezegd,” kreunt Sunohara. “Kom alsjeblieft niet nog eens,” zegt Tomoyo, en ze loopt weg.

Tomoya loopt de trappen op naar de derde verdieping. ‘Als het goed is waren hier de vergaderruimtes voor clubs.’ Als hij boven komt ziet hij Nagisa al staan. Ze zegt iets in haarzelf. ‘Hamburger?’ “Neem me niet kwalijk.” Nagisa opent de deur en kijkt teleurgesteld. Tomoya rent naar haar toe en gaat achter haar staan. Er is niemand in de ruimte en er staan allemaal dozen. Tomoya legt zijn hand op Nagisa’s hoofd. “Okazaki, ik wist niet dat je hier was.” Nagisa kijkt hem aan. “Waarom leg je je hand op mijn hoofd?” zegt ze terwijl ze omhoog kijkt. “Oh, daar is geen speciale reden voor.”

“Ik was het vergeten. De dramaclub was geschrapt in maart,” zegt Tomoya. Hij ligt in het gras en Nagisa zit naast hem. “Ik hoorde dat er te weinig leden waren,” zegt Nagisa. Ryou loopt langs en ziet ze samen zitten. Ze zien haar niet. Ryou kijkt verdrietig en rent snel weg. “Maar nu het er niet meer is, kan er opnieuw een dramaclub opgericht worden,” bedenkt Tomoya. Hij gaat rechtop zitten. “Waarom probeer je dat niet? Ik wil je wel helpen.” “Eh, Okazaki.” Nagisa kijkt hem aan. “Waarom ben je zo aardig tegen me terwijl we elkaar nog maar net kennen?” Tomoya denkt na. “Tja, waarom eigenlijk?” Nagisa glimlacht.

Op weg naar huis lopen Tomoya en Nagisa samen. “Nou, hier moet ik een andere kant op,” zegt Tomoya. “Ja. Eh, Okazaki. Mijn huis is boven de bakker verderop in deze straat, voor het park. Als je wil kan je altijd langskomen.”

Tomoya loopt door de straat. Het is al bijna avond. Hij denkt terug aan Nagisa’s woorden en kijkt naar het uithangbord van de bakker. “Furukawa’s Brood”, staat erop. Hij doet de deur open en gaat naar binnen. Er is niemand. Hij kijkt naar wat broodjes in de toonbank. “Die broodjes zijn nieuw.” Tomoya kijkt op en daar staat een mooie vrouw met bruine haren. “Je mag wel één proeven als je wil.” ‘Furukawa’s grote zus? Of moeder?’ “Je hoeft er niet voor te betalen. Die zijn overgebleven. Ik noem ze verzachtend.” De vrouw kijkt Tomoya vriendelijk aan. “Verzachtend? Dan proef ik er wel één,” zegt Tomoya. Hij pakt een broodje en neemt een hap, terwijl de vrouw verwachtingsvol toekijkt. Er zit iets hards in het brood. “Er zit een cracker in het brood, het heet ‘rijstcrackerbrood’.” Tomoya slikt een hap door en zegt, “die naam is verbazingwekkend, maar het brood is ook wel verbazingwekkend.” De vouw lijkt opgelucht. “Meen je dat? Het is een geweldig idee hè?” Tomoya neemt nog een hap en kijkt ernstig naar het brood. “Eh, is er een probleem?” vraagt de vrouw bezorgd. “Wil je het horen? Eerlijk gezegd is dit best slecht,” antwoordt Tomoya. De vrouw schrikt en loopt verdrietig op hem af. “Is het niet goed?” “Er is een probleem met de smaak, maar het is vooral niet te eten. Het is logisch dat deze broodjes overbleven.” Hij kijkt naar de vrouw die nu staat te snikken. Tomoya schrikt. “Dus mijn, mijn brood is…” Tomoya probeert haar te kalmeren, maar plotseling rent ze huilend, met haar gezicht in haar handen weg. “Was het logisch dat ze overbleven?” ‘Zo moeder, zo dochter. Ik hoop dat de vader ten minste normaal is.’ Ineens voelt Tomoya een schop tegen zijn rug terwijl iemand “hey” zegt. Hij draait zich om. “Wat nou?” ‘Oh nee hè.’ Een man met bruin haar en een sigaret uit zijn mond staat daar met een knuppel. “Dat moest je helemaal niet zeggen. Je moest het brood blijven eten en zeggen dat het lekker was. Dat is onze plicht.” De man tikt met zijn knuppel tegen Tomoya’s borst. “De waarheid is altijd hard. En om haar dat zomaar in haar gezicht te zeggen zou te veel voor haar zijn. Alle buren eten haar brood en zeggen dat het lekker is. Dat hoort zo. Het is de wet! En daar zou je je aan moeten houden. Anders doe ik je wat.” De man kijkt naar Tomoya’s jas. “Hey, je hebt net zo’n uniform aan als mijn dochter. Ben je soms een vriend van Nagisa?”

De vrouw, de man en Tomoya zitten samen aan tafel. Nagisa staat in de keuken. “Had dat dan eerder gezegd,” zegt Nagisa’s vader vrolijk. “Sorry dat ik me zo schandelijk gedroeg voor de ogen van een vriend van Nagisa,” zegt de moeder. “Maak je daar maar geen zorgen over Sanae. Die knul ziet er dom uit, dus hij is het nu waarschijnlijk al vergeten, toch?” De vader woelt in Tomoya’s haren. “Zoiets moet je niet tegen onze gasten zeggen,” zegt Sanae. ‘Waar ben ik nu weer in beland?’ “Het is in ieder geval geweldig. Nagisa heeft nu al vriendjes gemaakt,” zegt de vader. “En het is een jongen,” gaat Sanae verder. “Wat?!” De vader kijkt Tomoya aan. “Een jongen?” ‘Zie je dat nu pas?’ “Misschien is het haar vriendje wel.” Sanae slaat haar handen tegen elkaar. De vader maakt een afkeurend geluid. “Ik geef Nagisa nooit weg aan zo’n sul als hij. Hup, uit mijn ogen.” Tomoya staat op. “Dan ga ik maar weer.” Nagisa’s vader grijpt zijn arm en trekt hem weer omlaag. “Noem jij jezelf nou een man? Dan zou je alles voor je vrouw over moeten hebben, zelfs als je zou moeten vechten. Als je dat deed zou ik haar alsnog niet aan je geven trouwens.” Tomoya zucht. Nagisa komt binnen met een dienblad met eten. “Ah, jullie kunnen al wat beter met elkaar opschieten.” “Natuurlijk, we zouden je vrienden nooit plagen,” zegt haar vader. “Yes!” Roepen Sanae, Nagisa en haar vader tegelijk, terwijl ze hun vuisten naar elkaar uitsteken. Vader kijkt naar Tomoya. “Waarom kijk je zo?” “Nou, ik dacht net dat ik me misschien maar niet te veel met deze familie moet bemoeien,” antwoordt Tomoya. Vader klopt lachend op zijn schouder. “Zoals je ziet kunnen we zelfs al gemene grappen over elkaar maken.” Nagisa zet het eten op tafel. “Ohja, we hebben je naam niet eens gehoord,” zegt Sanae. Nagisa zet een kommetje voor haar neer en zegt, “Hij heet Okazaki, mam. Tomoya Okazaki.” Vader maakt weer een afkeurend geluid. “Wat een stomme naam. Zet er wat cools achter, zoals Galaxy. Okazaki Galaxy!” “Ja, dat is mooi,” zegt Sanae blij. “Mag ik je Okazaki Galaxy noemen?” “Nu we toch zijn begonnen, verander Okazaki dan in Cosmos,” gaat vader verder. “Cosmos Galaxy! Is dat niet cool?” “Maar ik heet Okazaki Tomoya!” Vader slaat zijn armen over elkaar. “Wat ben je toch een spelbreker. Sanae, weet jij nog een leuke naam?” “Even kijken. Misschien kunnen we wat achter zijn voornaam doen. Niet alleen iets langs, maar ook iets dat zegt dat hij de tijd heeft overtroffen. Okazaki Tomoya Eternal!” Vader kijkt enthousiast op. “Dat is cool! Vanaf nu is dat je naam, Ethanol.” ‘Het is alweer veranderd…’

Ze eten gezellig samen en ’s avonds loopt Nagisa een stukje met hem mee naar huis. “Bedankt, vanaf hier weet ik de weg wel,” zegt Tomoya. “Sorry dat je zo lang moest blijven.” Nagisa kijkt verlegen naar haar schoenen. “Ik vond het een vreemde ervaring. Ik wist niet dat sommige families zo goed met elkaar op konden schieten.” Nagisa kijkt hem aan. “Is dat zo? Ik dacht dat het normaal was.” “Ik zie je morgen weer.” “Ja, tot morgen,” zegt Nagisa glimlachend. Tomoya loopt naar huis en doet de deur open. De TV staat aan. Tomoya doet het licht aan en ziet zijn vader ineengezakt op de grond zitten. Tomoya gaat naast hem op zijn hurken zitten. “Pap, als je wil slapen moet je even gaan liggen.” Hij schud aan zijn vaders schouder. “Hey, pap.” Zijn vader kijkt op en glimlacht. “Ah, hallo.” Tomoya krimpt ineen. “Volgens mij heb ik weer eens wat problemen veroorzaakt.” Tomoya staat op, kijkt zijn vader even aan en rent weg. Tomoya’s moeder overleed in een auto-ongeluk toen Tomoya nog klein was. Waarschijnlijk was dat de reden dat zijn vader stopte met werken, en begon met drinken en gokken. Tomoya rent en rent, tot hij niet meer kan en even op adem moet komen. Hij kijkt op en ziet verderop het uithangbord van de bakker. Hij loopt naar het gebouw en kijkt naar het balkon. “Als je wil…” Tomoya schrikt en draait zich om. Daar staat Nagisa, in het licht van een lantaarnpaal. Het ziet er magisch uit. “Zal ik je dan meenemen?” Tomoya kijkt haar aan. “Naar een plek in deze stad waar al je wensen uitkomen.”

Reageer (2)

  • MaraCroft

    Ja, ik zal het later proberen in te korten. Maar misschien kan je het echt zien als een boek :3 Bedankt voor je reactie

    1 decennium geleden
  • Dodokipje

    Dit is echt leuk c: Maakt niet uit dat ik het al in de anime heb gezien, Clannad blijft leuk!
    Ik vind het wel een beetje lang :\ 3746 woorden zijn best veel om te lezen.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen