Als allerlaatste opdracht gaan jullie een verhaal schrijven over je wereld. In het verhaal komen sowieso de drie personages voor die jij hebt verzonnen. Verder ben je weer helemaal vrij qua opdracht.
Minimum: 800 woorden
Maximum: 1500 woorden.

Waar we op gaan letten:
- Originaliteit.
- Creativiteit.
- Vertelvolgorde (loopt het niet allemaal door elkaar?).
- Grammatica, spelling en interpunctie's, tijd en alinea's zouden wij ook graag weer niet missen! ;]

Ik ben er vanuit gegaan dat als je dit verhaal leest, je al weet hoe de personages in elkaar zitten (zie opdracht 2), dit wordt namelijk niet uitgebreid nog uitgelegd.

12 Juni 2094

Na 41 jaar reizen ben ik eindelijk bij mijn doel gearriveerd. De drie planeten Barthol, Ural en Huaan. Ik heb genoeg research gedaan, dus ik ben goed voorbereid. Het voelt raar, om zolang niet meer op aarde te zijn. Hoe zou het zijn? Zou ik gemist worden? Maar hier mag ik me eigenlijk geen zorgen meer over maken. Een terugkeer zit er niet in. Hier heb ik voor gekozen. Ik ben in m'n eentje, deze reis wilde ik op mezelf maken. Ik weet het, het is niet erg gezellig, maar ik ben altijd wel graag op mezelf geweest. Toen ik vertrok was ik 23 jaar. Nu ben ik 64. Een vriendin had ik niet. Des te makkelijker om te vertrekken. Mijn familie had er wel moeite mee, maar uiteindelijk hebben ze me laten gaan. Ik heb foto's van ze meegenomen en op een plankje vastgezet. Ze zullen er nu vast niet meer zo uitzien, maar het helpt me om niet gek van eenzaamheid te worden. Morgen begin ik aan het echte werk. Ik heb het deel dat nog over is van de raket al op de grond bevestigd. De zwaartekracht is geheel gelijk aan die van de aarde, wat ik erg merkwaardig, maar handig vind. De wezens, de Alfen, hebben ongelooflijk veel gelijkenis met de anatomie van de mens. Ik ben hier om hen te observeren. Ik wil alles, maar dan ook álles van ze weten. Op het moment sta ik op Barthol, de grootste van de drie planeten. Ik ben hier om de Wateralf, Bosalf, Luchtalf, Aardealf en natuurlijk de Oeralf te bestuderen. Ik weet niet hoelang ik op deze planeet zal blijven, maar mijn volgende stop is Huaan. Hier leven alleen maar Wateralfen. Als laatste ga ik naar Ural. Dit is de ijsplaneet van de drie. Hier leven Ijsalfen en Wateralfen. Misschien haal ik Ural niet eens, ik weet niet hoe het gaat lopen. Het zou best kunnen dat mijn levensvorm niet wordt geaccepteerd door de huidige bewoners. Ik zal alles op alles zetten om te overleven, ik wil op z'n minst de laatste planeet ook nog bezocht hebben. Ik kan haast niet wachten!


P.o.v. Neytin
Ik spitste mijn oren, het geluid werd steeds duidelijker. Het geritsel van de struiken kwam steeds dichterbij naarmate ik er naartoe liep. Daar! Mijn speer schoot raak. Het beest piepte nog even, maar dat hield ook meteen weer op. De buit was niet groot, maar het was voldoende om mijn maag mee te vullen. Boven in een boom zat ik veilig en kon ik zonder storen mijn zojuist gevangen voedsel oppeuzelen. De zon kwam bijna op en het werd weer een rustige dag. Met een gevulde maag viel ik in slaap. Zoals gewoonlijk. Toen de zon op z'n hoogst stond zei mijn lichaam me dat ik op moest staan. Of was het toch de aparte geur die mijn neus binnen drong? Ik ging rechtop zitten zodat ik zicht had over de omgeving. Tussen alle bomen kon ik weinig raars zien. Langzaam liet ik me naar beneden glijden. Zachtjes plofte ik met mijn voeten op de takjes. Die krakte meteen. Alert als ik was keek ik om me heen, niemand had me gehoord. Gelukkig. De geur leidde me naar een open vlakte. Zo stil als ik kon verstopte ik me in de bosjes. Er was iets heel merkwaardigs aan de hand. Er zat daar een wezen wat ik nog nooit gezien had. Allemaal voorwerpen om hem heen die ik niet kon plaatsen. Ik kroop nog dichterbij. Dat had ik niet moeten doen, want het wezen stond op en keek mijn richting op. Bijna zonder te ademen wist ik het beest bij me vandaan te houden. Ik sloop naar achter en maakte dat ik wegkwam. Hier wil ik niks mee te maken hebben. Ik keek nog één keer achterom en zag dat het wezen zich nu maar een paar meter bij me vandaan bevond. Mijn benen versteende ter plekke. Het wezen was ongeveer even groot als ik, en het kwam heel langzaam naar me toe. Met een soort speer in z'n handen. Mijn benen kregen weer gevoel en weg was ik. Ik rende en rende, en uiteindelijk klom ik in een boom. Hij was weg.

13 Juli 2094

Ik heb vandaag toch zo iets geweldigs meegemaakt! Ik stond oog in oog met een Oeralf! Ze was dan wel snel weg, ik wil haar nog een keer zien. Toen ik haar zag werd ik geraakt door haar schoonheid. Zo'n wezen heb ik nog nooit gezien. Hoe heeft ze zich kunnen redden? Ik wil het weten! Als ik haar nou kon vangen, dan kon ik haar volledig observeren!


20 Juli 2094

Eindelijk is het me gelukt. Ik heb haar kunnen vangen. Het heeft me een paar dagen gekost, maar uiteindelijk trapte ze in een van mijn vallen. Ik ben nu onderweg naar Huaan. Hier zal ik een Wateralf vangen. Ik ben alleen heel erg benieuwd hoe ik dat ga doen.


P.o.v. Zayar
Ik snikte zachtjes. Ik lag in water, maar wat voor water? Een kleine ruimte waar ik net in paste. Ik kon me niet eens omdraaien. Waar waren papa en mama? Waarom kwamen ze me niet helpen toen ik vastzat? Het enige wat ik me nog kon herinneren is dat er iets in mijn buik werd geschoten. Vanaf toen werd alles zwart. En nu zit ik in dit.. dit ding! Ik wil naar huis! Ik begon nog harder te huilen. Al kon niemand me horen.

27 Juli 2094

Ik ben zojuist op Ural aangekomen. Het is hier ongelooflijk koud! Hopelijk kunnen de Oeralf en Wateralf ertegen. De Wateralf was makkelijker te vangen. Het kleine ding was zo nieuwsgierig dat ze stiekem even kwam kijken naar wat ik in het water had gegooid. De Oeralf daarentegen werkt flink tegen, nu nog! Ze probeert nog steeds los te komen. Dat gaat haar toch niet lukken, ik heb ze goed vastgezet. Niemand kan ontsnappen! Het enige wat me nog rest is een Ijsalf.


P.o.v. Iyak
Het was bijna zover. Mijn vrouwtje zou haar jong krijgen. Mijn instinct zegt me dat vandaag de dag is. Met een speer in m'n handen liep ik ons nest uit. Extra voedsel was nu wel nodig. De sneeuw was gaan liggen, maar toch had ik het warm zat met m'n dikke vacht. Ik speurde de ijsvlakte af. Niets, of toch? In de verte stond iets wat leek op een glinsterend blok. Ik liep dichterbij. Ik hoorde allemaal geschreeuw van binnenuit. Mijn instinct overwon het van mijn verstand en ik rende als een gek ernaartoe. Het blok was nog best groot. Nergens was een opening te bekennen, toch leek het alsof er iemand binnen was. Meer dan één. Ik trapte een gat in het blok en kwam strompelen binnen. Daar zag ik ze, twee wezens die veel op me leken maar toch anders waren. Een bruine en een blauwe kleine. Normaal zou ik indringers meteen verdrijven, maar wederom won mijn instinct het van mijn principes. Het was zwaar, maar ik kon de dingen die hen gevangen hielden kapot krijgen. Ik hielp ze uit het enorme blok en ze keken allebei angstig, maar opgelucht. De bruine boog haar hoofd lichtjes, maar de blauwe stortte meteen in elkaar. Ze weten in ieder geval waar hun plaats is. Dit keer zal ik ze niet doden. Alle drie keken we op van het plotselinge geschreeuw. Mijn vrouw! Als een gek rende ik terug naar het nest. De bruine en blauwe volgde me. Daar zag ik hem, het wezen dat op het punt stond om mijn vrouw te doden. In een flits krijste mijn vrouw het uit van de doorn die in haar nek werd geschoten. Ze viel neer. Hij zag mij, maar ik was sneller. Ik zette mijn tanden in z'n nek en hij was op slag dood. Ik was woest! Ik keek om me heen, daar zag ik de bruine en blauwe heel angstig staan. Ze wisten wat hen te wachten stond, en weg waren ze. Maar ik was nog niet klaar met hen. Het is hún schuld, als zij er niet waren geweest was mijn vrouw niet.. dan was mijn vrouw niet.. dood! Ik trilde, maar toch zette ik de achtervolging in. De kleine blauwe was al in het ijswater gedoken, de bruine rende nog weg. Ver kwam ze niet, want op een of andere manier kon ze zich moeilijk voortbewegen op de sneeuw. Ik had haar te pakken en brak in één beweging haar nek. Ik draaide me om, op zoek naar de blauwe, maar die was natuurlijk al weg. De kans dat ik haar nog kon vinden was klein. Ik rende terug naar mijn vrouw. Ze lag daar, dood. Ik knielde naast haar en pakte haar hand. Ik hield het niet meer en brulde. De hele nacht heb ik naast haar gelegen, smekend dat ze weer terug kwam. Mijn hoop was bijna verloren toen ik haar haar ogen weer zag openen. Het jong kwam en ons leven kon weer verder.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen