Het was vrij duister in de gymzaal van het kleine schoolgebouw. De enige verlichting die er was, waren enkele discolampen. Iedereen was verkleed. Zo nu en dan werd ik besprongen door een Dracula, arrogant bekeken door een heks, of getackeld door een zombie. Natuurlijk waren het maar kostuums, en ik was er dan ook niet bang voor. De muren waren beklad met ketchup, zodat het leek dat er bloed op zat. Voor de deuren hingen neppe spinnenwebben, en de muziek die er speelde bracht een nog wat engere sfeer. Ondanks dat de docenten zo hard hun best deden mij te laten schrikken, het lukte ze niet. De reden dat al hetgeen om me heen me niets deed was simpel: Ik kon het nauwelijks of niet zien. Al sinds mijn geboorte ben ik nachtblind, en wanneer er maar weinig licht is, is mijn zicht ook maar schaars. Ondanks dat ik niet bang was voor de griezels om me heen, bleef ik toch zielig en alleen in een hoekje staan. Niet alleen omdat ik moeite moest doen alles te kunnen waarnemen, en de muziek en de discolampen mij hoofdpijn bezorgden. De zenuwen gierden door mijn lichaam, en ik kon mijn blik niet van de ovaalvormige contour afwenden, bang dat als ik ook maar even weg zou kijken, hij zou knappen en me compleet van de wereld zou helpen. Ik heb het over een ballon. Het klinkt vast ziek, gestoord om bang te zijn voor een ballon, maar het is echt waar. Het was niet de ballon zelf die me de stuipen op het lijf jaagde, maar gewoon het idee dat ie ieder moment uit elkaar kon knappen. Ik had deze situatie vaker meegemaakt, en ik wist dat het geluid van een knappende ballon me zodanig kon laten schrikken dat ik gillend en schreeuwend weg zou rennen en mezelf op zou sluiten in een kleine ruimte, net zolang tot ik zeker wist dat het veilig was. Hier in deze duistere zaal waar ik mijn oren spitste om de functie van mijn ogen enigszins over te nemen, zou ik misschien dubbel zo erg schrikken. Ik merkte hoe mijn hart steeds sneller ging kloppen en ik trok het niet langer. Ik beet zo hard op mijn lip dat ik het bloed al bijna proefde. Mijn knokkels begonnen pijn te doen van het harde knijpen. Mijn spieren weigerden zich ook maar iets te verzetten. Ik voelde het bloed door mijn aderen stromen, en ik hoopte vurig dat de ballon spontaan zou verdwijnen, maar uiteraard gebeurde dat niet. Niemand die zich ook maar iets van mij aantrok, althans dat dacht ik, want net op dat moment voelde ik een hand op mijn schouder. Verschrikt keek ik op naar de persoon waar de hand toebehoorde.
"Gaat het Esmée? Je ziet echt lijkbleek," zei een jongensstem, vermoedelijk Bart.
Ik deed mijn mond open om iets te zeggen, maar sloot hem weer toen Barts grijnzende gezicht verlicht werd door een van de discolampen. Ik zag aan zijn ondeugende, groene ogen dat hij iets van plan was, en onbewust zette ik een stap achteruit. Hij bracht zijn linkerhand omhoog en liet me de oranjekleurige ballon zien. In zijn andere hand hield hij een naald vast. Zijn mondhoeken krulden nog wat meer omhoog toen mijn gezicht nog wat meer van angst betrok. Druppeltjes zweet lieten de witte schmink van mijn gezicht afdruipen. Ik zette nog een paar stappen naar achter tot ik helemaal tegen de muur gedrukt stond. Bart bracht de naald omhoog, en ik sloot alvast mijn ogen om me voor te bereiden op de gevolgen. De geluidstrillingen van de knal drongen mijn oor binnen, en mijn hart sloeg een slag over. Steken in mijn borstkas volgden en bloed begon uit mijn handen te sijpelen op de plaatsen waar ik mijn nagels net iets te diep in gegraveerd had. Mijn mond opende zich en de druk op mijn onderlip verminderde. Een luide kreet kwam vanuit mijn keel naar boven waardoor iedereen geschrokken onze kant uitkeek. Mijn schouders schokten en mijn ademhaling werd sneller. Langzaam begon ik te hyperventileren en alles om me heen begon te draaien. Tranen vol angst stroomden over mijn wangen. Ik zakte door mijn knieën en mijn handen grepen naar mijn hoofd die steeds zwaarder aan begon te voelen. Mijn huid tintelde en even later werd alles zwart.

"Esmée, Esmée!" hoorde ik vlakbij mijn oor.
Moeizaam opende ik mijn ogen en alles om me heen was een grote waas. Ik lag opgekropt in een hoek van de gymzaal, en de lichten waren aan. Alle ballonnen en versieringen waren weggehaald, en ook de diskjockey was bezig zijn spullen op te ruimen. Overal lag troep op de grond. Van gescheurde kledingstukken tot kapot getrokken slingers en lege blikjes. Het zag eruit alsof er net een groot gevecht had plaatsgevonden. Langzamerhand trok mijn zicht een beetje bij, en het irritante getintel over mijn huid werd ook minder. Ik opende mijn mond om te vragen wat er gebeurd was, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Toen ik de stukjes oranje zag liggen, herinnerde ik me alles weer. De beelden flitsten door mijn hoofd en ik kreeg even last van stuiptrekkingen.
"Esmée, gaat het? Wat is er gebeurd?" vroeg meneer van den Berg.
Een kreun ontsnapte uit mijn mond, maar woorden kwamen er niet uit.
"Het was... Barts schuld," bracht ik moeizaam uit.
Meneer van den Berg keek met een vragende blik achterom naar Bart, die een onschuldig gezicht trok.
"Niet waar, meneer. Waarschijnlijk heeft ze een paniekaanval of iets gehad, maar ik was het echt niet. Ze is in de war, dat ziet u toch." Je hoorde zijn stem trillen, en dat was genoeg om zijn schuld te bewijzen.
"Kom jij maar even met mij mee, dan praten we erover," zei meneer van Kan rustig tegen Bart.
Bart kraamde een diepe zucht uit en volgde meneer van Kan op de voet.
"Denk je dat je weer kunt staan?" vroeg meneer van den Berg.
Ik knikte kort, en meneer van den Berg hielp me overeind.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen