Ik trek een dikke trui aan en mijn laarzen, het heeft vannacht geregend en er liggen grote plassen. Het is 3 uur ’s nachts, buiten is het pikkedonker afgezien van de paar lantaarnpalen langs de weg. Wat er gisteravond gebeurd is moet ik achter me laten, mijn plan om te ontsnappen gaat gewoon door, ik heb veel moeite gedaan om het niet aan David te vertellen, toen het gisteravond plots begon te stortregenen en we samen, hand in hand door de regen naar het huis terug renden, had ik het bijna verteld. Maar ik heb mezelf sterk gehouden, ik vertrouw hem nog steeds niet helemaal.
Ik pak mijn tas en loop zachtjes de trap af naar de keuken, ik pak 2 appels uit de fruitmand en haal de boterhammen die ik gistermiddag gesmeerd heb uit de koelkast. Ik stop ze in mijn tas en doe hem op mijn rug, dan loop ik naar de voordeur. Ik doe hem zo voorzichtig mogelijk open, hij kraakt een beetje. Als ik uiteindelijk de deur weer achter me sluit, voel ik de heerlijke koele wind door mijn haren wapperen, ik loop zo zacht mogelijk het grindpad op en als ik erover heen ben voel ik me pas echt vrij.
Ik ren verder, het park door, langs de eikenboom, langs het beekje, tot ik bij het marmeren bankje kom, de plek waar ik en David hebben gezoend… Ja, ik heb met mijn broer gezoend, ik dacht dat ik Richard zo wel zou vergeten, maar nee. Ik ben nog steeds van plan om naar mijn oude dorp te vluchten en Richard op te zoeken, ik hoop dat hij dezelfde gevoelens voor mij heeft als ik voor hem.
Ik loop verder, ik heb gistermiddag op internet gezocht naar busstations in de buurt, dus ik weet dat er verderop achter het parkje ergens een busstation is. Ik loop verder tot ik er ben, ik lees het bordje. Deze bus rijdt naar Apeldoorn, vanaf daar zoek ik een metro die richting mijn oude dorp, Wolvega, rijdt. Ik kijk nog eens goed naar het bordje, ’SHIT!’, ik schrik van mijn eigen uitroep. Dit is geen nachtbus! Hij rijdt alleen overdag! Ik dacht dat ik mijn hele plan goed had uitgestippeld, maar ik heb dus toch wat puntjes over het hoofd gezien...
Ik plof neer op het koude ijzeren bankje, wat moet ik nu? Ik begin zachtjes te huilen, waren mijn ouders nu maar hier… mijn echte ouders. Ik sta op, ik moet er niet meer aan denken en mezelf sterk houden. Ik begin te lopen, verder, steeds verder. Het is inmiddels al 5 uur en ik begin een beetje honger te krijgen, ik pak een appel uit mijn tas en ga in het gras zitten. Ik ben zo moe… Na een tijdje gooi ik mijn klokhuis in een struik en ga in het heerlijk zachte gras liggen, ik sluit mijn ogen en denk aan niets meer. Ik droom van lange reizen en vreemde mensen, ik zou hier het liefst mijn hele leven nog blijven liggen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen