Foto bij Ik wil terug kunnen kijken op mijn leven en dan trots zijn | Opdracht 3 | Schrijfwedstrijd Kanda & Aegypte

- Klinkt misschien niet zo realistisch, maar ik heb besloten niet voor de makkelijkste optie te gaan
- Erm, ja, het kan klinken als een soort van 'aanstel' angst, maar I don't like time too...
- Ohja, Katy ontkent haar situatie nogal.
- sorry dat het 'kamp' niet zo uitgebreid beschreven is, maar ik vond de afsluiting daarvan en haar situatie voor het kamp belangrijker.

Tijd. Het is iets ongrijpbaars, iets onwezenlijks. Iets waar je geen controle over kunt hebben, iets wat tussen je vingers door kan glippen. Voor je het weet is het voorbij, voor je het weet, ben je oud.
'Ik ben Katy en ik ben bang voor tijd, bang om ouder te worden, bang om niet alles te kunnen doen wat ik wil doen, bang dat ik niet het optimale uit het leven kan halen.'
Een applaus stijgt op uit de groep en een beetje onwennig kijk ik om me heen.
Ze zeggen dat het toegeven, je angst toegeven, als een opluchting moet voelen.
Ik voel niks.
Dat was het dan, het werkt niet.
'Mag ik weg?' vraag ik aan de begeleidster, maar er komt geen geluid uit mijn keel. Een zware prop heeft de plek van mijn stembanden ingenomen.
Ik kijk om me heen, iedereen kijkt met een ernstige blik naar de jongen naast me, zijn naam ben ik vergeten. Hij vertelt hoe zijn week verliep, waar hij tegen aanliep en in welk opzicht hij vooruitgang zag.
Bizar eigenlijk, al deze mensen zijn bang voor tijd. Tijd! Wat een onzin! Tijd is er nu eenmaal en het is jammer dat hij zo snel gaat, dat hij ons dwingt keuzes te maken, maar om er nou bang voor te zijn?
Dat ik dat zelf ook ben, vergeet ik voor het gemak even.
Ik bèn ook niet bang voor tijd, ik vind opgroeien, ouder worden, tè oud worden, gewoon een angstaanjagend idee. Héél angstaanjagend.
Het is ook angstaanjagend, voor je het weet ben je oud en heb je nog lang niet alles gedaan wat je kon doen, wat je wilde doen.
Ineens weet ik waarom ik me niet opgelucht voel: ik mag dan hebben gezegd dat ik bang ben om ouder te worden, ik heb het nog lang niet aan mezelf toegegeven.
'Katy?' de vragende stem van mevrouw Turan doet me opschrikken uit mijn gedachten. 'Waar ga jij aan werken deze week?' vraagt ze vriendelijk.
'Niks, nergens aan!' roep ik verward. 'Ik heb helemaal nergens last van!'
Grappig, hoe mijn lichaam me alleen dit soort dingen laat zeggen. Ik sta op, waardoor mijn stoel kletterend naar achteren valt, en ren de zaal uit.
Achter me hoor ik mevrouw Turan nog net paniekerig "Wacht!" roepen en als laatste "Je krijgt het geld niet terug hoor!".
Zo blijkt maar weer hoeveel ze van haar baan houdt: weinig.

'Doe niet zo dom!' roept mijn moeder. Ik sla mijn ogen neer en kras met mijn roze gelakte nagels over het tafelblad. 'Je weet heel goed wat er met je aan de hand is!'
'Ik ben niet bang voor tijd! Het is niet normaal om bang voor tijd te zijn en ik ben hartstikke normaal!' het overslaan van mijn stem, verraad me.
Mijn moeder schuift een houten stoel naast me, slaat haar knokige armen om me heen.
'Lieverd, niemand is normaal! Wat is nou normaal? Bovendien, iedereen is bang voor iets! De één is claustrofobisch en jij bent bang voor tijd. Nou en? Dat is helemaal niet raar, lief.'
Angst. Iedereen heeft angst voor iets. Iets diepliggenders dan angst voor spinnen. Iets wat aan hem of haar vreet, wat diegene kapotmaakt. Zo'n soort angst die je niet onder ogen wil komen, die je niet onder ogen kàn komen. Zo een die je altijd met je meedraagt. De één heeft hoogtevrees, ik heb chronofobie.

Kreunend kom ik mijn bed uit en wankel ik naar de spiegel.
Mijn anders zo volle bruine haar, hangt nu in dunne, vette slierten langs mijn hoofd, mijn huid is wit en onder mijn, anders zo stralende, groene ogen liggen donker paarse kringen.
Mijn lippen zijn gebarsten, mijn huid spant strak over mijn kaak.
Gauw schud ik mijn hoofd en kijk ik naar mijn voeten, de spiegel ontwijkend.
Vroeger douchte ik altijd uitgebreid, maar telkens als ik uit de douche stapte, was het later dan gedacht, iets waar ik absoluut niet tegen kan.
Deodorant en droogshampoo doen wonderen èn besparen tijd..
Ik spuit mezelf onder met een fruitige deodorant, maar ik ruik nog steeds niet lekker. Ik wrijf droogshampoo in mijn haren, maar het blijven vieze, vette slierten.
Ik trek een beige chino en een wit shirt aan, daaronder blauwe TOMS.
Haar in een hoge knot, water in mijn gezicht, ontbijten. Zo gaat het immers altijd.
Terwijl ik mijn cornflakes opeet en me klaarmaak voor school, merk ik dat mijn beide zusjes -een blonde tweeling van zes- en mijn ouders me stil aankijken.
Dan schraapt mijn moeder haar keel en schuift ze me een kleurige folder toe.
Achterdochtig pak ik hem op en bekijk ik hem vluchtig.
"zomerkamp", "chronofobie", "16-22 jaar", "gezelligheid boven alles", "zes weken", "vrienden maken", "en bovenal: lol!"
En helemaal onderaan, in schreeuwerige letters: "angsten overwinnen doen we samen!"
'Gadverdamme,' mompel ik. Ik sta op van tafel, loop naar de gang, waar ik mijn bruine, leren jasje aantrek en verdwijn.

'Het zal vast heel,' mijn moeder pauzeert even, slikt. 'Heel leuk worden en leerzaam, leerzaam sowieso.
Ik rol met mijn ogen en stap de auto uit.
Mijn moeder en vader volgen schichtig mijn voorbeeld en omhelzen me, van mijn zusjes, Phoebe en Fay, heb ik thuis al afscheid genomen.
'Doei mam,' zeg ik. 'Doei pap.' Ik draai me om en loop weg, richting het houten gebouw voor me.
'Hoi,' hoor ik naast me.
Verstoord kijk ik om, naast me loopt een meisje met knalrood haar en een wit jurkje aan.
'Gestuurd door je ouders?' vraagt ze, tussen neus en lippen door, als ik niet reageer.
Stuurs knik ik.
'Dat had ik vorig jaar ook,' vertelt ze. 'Maar ik heb hartstikke veel geleerd en ik vond het, absoluut niet erg om terug te komen!'
Iets in haar vrolijke manier van doen, irriteert me, maar het kan er ook aan liggen dat we het gebouw naderen.
'Oh, was één jaar niet genoeg dan?'
Gelijk krijg ik spijt van mijn vraag en trekt er een schaduw over haar gezicht.
'Jezus,' vloekt ze. 'Ik snap dat dit moeilijk voor je is -dat is het voor ons allemaal-, maar ik zeg toch ook niet dat je er niet uitziet?'
Verbaasd kijk ik hoe ze wegloopt.
Ik blijf staan, herkauw de woorden nog eens en besluit ten slotte dat ik me er niets van aan moet trekken.
Wat me meer zorgen baart, is dat ik nu al een vijand heb, terwijl ik nog niet eens binnen ben.
'Sorry, ik had niet zo moeten uitvallen,' opeens staat ze naast me, verbaasd knipper ik met mijn ogen. 'Ik vind het verschrikkelijk dat het,' ze haalt diep adem. 'Dat het nog steeds niet over is. Ik had nu ook liever vakantie gevierd.
'Het spijt mij ook.'
Ze glimlacht. 'Ik ben trouwens Zeliha, net achttien geworden.'
'Katy,' stel ik mezelf voor. 'Ik ben zeventien.'

'Nou ja,' mompelt Iris, een aardig meisje van zestien. 'Als ik doodga, hoef ik in ieder geval niet meer bang te zijn.'
We lachen allemaal, meer van de zenuwen dan omdat het grappig is.
Het lachen vergaat ons snel als we het ravijn zien.
We zijn met z'n twintigen, een groep meiden tussen de "16-22 jaar", allen bang voor tijd en dood.
De afgelopen weken is mijn angst vervaagd.
De eerste week hadden we hem onder ogen moeten zien, waren we erachter gekomen wat 'chronofobie' precies inhield.
De tweede week hadden we erover gepraat, hadden we elkaar en onszelf leren kennen.
De derde, vierde en vijfde week hadden met onze angst leren omgaan.
De zesde week is er voor het overwinnen.
Morgen zullen we afscheid nemen en opgehaald worden, vandaag gaan we bungee-jumpen.
Eén van de vijf begeleiders vertelt ons wat de bedoeling is.
'Jullie vormen groepjes van vijf en maken daarin een volgorde om te springen. Terwijl je springt, roep je een doel.'
We knikken en vormen groepjes. Ik zit met Iris, Zeliha, Jade, een donkerharig meisje, en Katy, een Friese blondine.
Al gauw blijkt dat ik als eerste moet en angstig stap ik naar voren.
Ineens gaat het heel snel, ik word vastgebonden en naar de rand van de brug geduwd. Voorzichtig klim ik op het hek, achter me hoor ik Zeliha "succces!" roepen. Ik haal diep adem, concentreer me op de harde stem die achter me aftelt en bij "go!" laat ik me vallen.
Voor me zie ik hoe het ravijn steeds dichter bij komt, een gil verlaat mijn mond, terwijl de tranen in mijn ogen springen en "ik ga dood" als een mantra door mijn hoofd klinkt. Dan bedenk ik me, dat ik mijn doel nog moet roepen.
'Ik wil terug kunnen kijken op mijn leven en dan trots zijn!'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen