Foto bij 27. Found or caught?

"Daar is het!" schreeuwt Ron uitgelaten tegen ieder van ons. We lopen er op af en merken daardoor niet dat achter ons een donkere schim verschijnt. Het silhouet komt steeds dichter en dichter, maar we zijn te enthousiast bezig over de plaats van het ei. "Wie zijn jullie?" Een zachte, kinderlijke stem spreekt ons onaangenaam aan. We draaien ons alle vier om en trekken meteen onze toverstok. "Ik doe jullie waarschijnlijk niets. Als jullie mij niets doen natuurlijk." Hermelien, Harry en Ron vertrouwen de persoon onder de donkere mantel duidelijk niet, maar ik steek als voorbeeld mijn toverstok terug onder mijn blauwe mantel. Gevolgd door de rest. De persoon neemt de kap van de zwarte mantel vast en doet hem langzaam aan af. Een jong, meisjesgezicht met een huid zo wit als sneeuw verschijnt van onder de kap. Haar pupillen zijn zo zwart als de nacht, net als de kleur van haar lange, onverzorgde haar. “Wie ben je?” vraagt Harry haar op scherpe, nieuwsgierige toon. “Ik ben het meisje van het woud, gedood door Voldemort en herrezen door eenhoornbloed.” “Dus dan was jij diegene die ik enkele jaren geleden een eenhoorn zag vermoorden?” “Dat is een goede veronderstelling, Harry.” “Maar dan ben je niet goedaardig?” “Een tweede keer goed, Ron.” Het meisje haar lichaam begint in een lichte gloed te waden, het zwarte van haar pupillen loopt uit doorheen haar hele ogen en trekt donkere striemen tot aan de helft van haar wangen. Nog voor we iets kunnen doen, heeft ze ons al onder de cruciatusvloek in haar macht.

Tranen springen in mijn ogen en ook mijn vrienden krijgen het vreselijk moeilijk. Alle drie bijten ze op hun tanden en knijpen hard hun ogen dicht. Ik ben de enigste die het meisje nog blijft aankijken en probeer de toverstok terug van onder mijn mantel te nemen. Ik buig mijn arm onder mijn mantel, kreunend van de pijn en strek mijn vingers zo ver mogelijk uit. De vingertoppen raken mijn toverstok en ik neem hem vast om hem dan onzichtbaar op het meisje te richten. “Detentio!” Dikke, goedgestructureerde touwen spuiten uit mijn toverstok - door de eerst gelukte non-verbale spreuk - en omarmen het meisje in een strakke omhelzing, waardoor haar spreuk verslapt en we allemaal los kunnen komen. Ik neem haar toverstok in mijn andere hand en richt de mijne op haar gevangen lichaam. “Vertel op. Waar is het gouden ei!” “Ik ... ik weet het niet.” “Zeg het!” “Oké, oké. De boomtrullen hebben hem meegenomen, ze houden van blinkende voorwerpen.” Ik laat de touwen van om haar lichaam op de grond vallen, waarna ze haar capuchon weer aandoet en na enkele seconden al weer in het bos verdwenen is.

"Is daar iemand?!" schreeuw ik eisend tegen de hoge boomtoppen. "Ja, toon jezelf!" roept Hermelien vlak achter mijn eis achter. Steeds weer krijgen we geen antwoord, totdat plots Ron hard en ongeduldig tegen de boom begint te stampen en beuken. Kleine, oude gezichtjes verschijnen tussen de takken en bladeren. “Aanvallen!” “Paralitis!” Gelukkig was ik ze sneller af en vallen ze verlamd op de grond, behalve dat ene die achter kwam op de andere en nu haastig in Ron zijn gezicht staat te krassen. Diepe striemen trekken zich in zijn gezicht, zelfs nog dieper wanneer ik de kleine boomtrul van zijn gezicht aftrek. “Haal hem van me af! En snel een beetje!” “Hij is er al van Ron.” Zijn gezicht heldert weer op en kijkt dan woedend naar de boomtrul. “Waar is het ei?” “Boven, boven!” tiert het angstig. “Ga het dan halen.” Ik duw mijn toverstok tegen de minieme hals, waarna het kleine mannetje naar boven spurt en enkele seconden later terug komt met wat glimmend in zijn handen. Ik ruk het ei ruw uit zijn handen, hef de paralitis-spreuk op en we maken alle vier dat we wegkomen voordat ze weer kunnen aanvallen.

“We hebben het ei! We hebben het ei! “ schreeuwt Ron hyperactief. “Kom Ron, we gaan naar Mevrouw Plijster.” Hij knikt overtuigd en loopt dan met me mee. Harry en Hermelien gaan al naar de bibliotheek om wat over het ei te proberen op te zoeken. We zouden graag snel weten wat het betekent, voordat de tweede opdracht er aan komt.

“Voila Ron, je kan er weer tegen aan.” Hij grinnikt, waarna ook wij naar de bibliotheek snellen. “En, al iets gevonden?” “Nee, niets. Helemaal niets. We hebben al alle boeken doorzocht, maar niets gevonden.” Ik zucht hoorbaar en staar dromerig de bibliotheek door. “Zullen we maar gaan eten dan?” “Is een goed idee.” Harry trekt me mee aan mijn hand naar beneden, maar nog steeds blijf ik dromerig achter hen aan bengelen, waardoor Draco de kans krijgt om me uit de groep te trekken.

“Draco, kom op nu.” Hij duwt me de kast onder de marmeren trap in. Ik zie niets, maar voel hoe hij me voorzichtig begint te betasten. “Draco, alstublieft.” Hij drukt een kus op mijn lippen, maar ik duw hem niet weg. Ik laat hem begaan en voel hoe hij zijn tong zacht bij me naar binnen laat glijden. Ik snuif zijn heerlijke geur op en wrijf zacht door zijn blonde haren. Zijn ene hand speelt met mijn lange blonde haren en met zijn andere hand duwt hij me via mijn onderrug dichter tegen zich aan. Ik geniet van zijn aanrakingen, maar dat genot wordt abrupt verstoord door de kastduur die bruut wordt opengetrokken. Geschrokken kijken we op en staren in een boos, fronsend gezicht.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen