Niet alleen Tropica kent het verhaal over het meisje en Ninoroth. Nee, de elven wisten over deze verhalen. Maar ik neem je dit keer mee naar een uithoek van Gabora. Een plek dat waar je altijd van droomde. Maar
wat ik je nu ga vertellen is een verhaal over mijn jongste broer.
Ik zou uitleggen waar het ongeveer over gaat:
Niet ver van de grenzen van Gabora ligt een dorpje met de naam Falwood.
In Falwood woonde een jonge elf die graag zijn tijd besteedde aan het leven buiten de poorten, maar toen de schepper overleed wilde geen van de burgers naar buiten of zelfs hun huis niet meer uit. Het leven binnen Falwood werd saai en onbelangrijk, maar ondanks de waarschuwingen gaat de jonge elf toch naar buiten.


Met grote passen loop ik over de stenen van het meer naar de overkant. Heel langzaam laat ik mijn blik glijden naar de afgrond, waar het water naar beneden viel. In het midden van het stenen pad laat ik me langzaam in het water glijden. Het water was gelukkig niet zo koud en ik loop ondanks de stroom richting de grote steen die over de afgrond hing. Op de steen kijk ik naar het prachtige landschap voor me. Het dorpje waar ik woon zag er grauw uit en het leven was er ook niet echt een pretje. Waarom moest een vrolijke elf zoals ik daar nu wonen? Het had iets met de schepper te maken, maar die verhalen waren voor mij niet belangrijk. Ik loop naar de rand van de steen en laat mijn tenen eroverheen hangen. Moeizaam slik ik en tel langzaam tot drie. Ik sloot mijn ogen, spreid mijn armen en laat me langzaam naar voren vallen.
Het voelde een eeuwigheid toen ik een grote plons en een flinke slok water door mijn keel voel glijden. naar adem snakkend kom ik boven en spartel naar de kant. Ik hoestte al het water uit mijn lichaam en blijf zo even zitten. Nadat ik voldoende lucht binnen kreeg probeerde ik langzaam te staan, maar zakte weer door mijn benen. Ik ging zitten en bekeek mijn benen van onder tot boven. Er waren drie flinke snijwonden te zien. Ze liepen van mijn knie tot aan mijn voet.
Met kiezen op elkaar probeer ik te staan en hinkel naar huis.

Het dorp was verlaten en ik keek om me heen of ik geen bewakers of andere elven tegen kwam. Ik hinkel langs de muur naar een verlaten huis. Ik was helemaal alleen. Mijn ouders waren omgekomen in de strijd en sindsdien leef ik in deze krot. Ik hinkel naar mijn bed gemaakt van kisten en oude lappen. Ik laat mijn been op bed rusten en pak de kan met water naast mijn bed. Heel voorzichtig laat ik een klein druppeltje op de wond vallen, maar de pijn was immens dat ik gewoon jankte. Met tranen in mijn ogen sla ik de lappen om me heen en ga op de harde kisten liggen. Ik viel gelukkig in slaap.

De volgende morgen werd ik wakker van een hoop kabaal. Ik controleer mijn been die nog steeds rood was van het bloed, maar gelukkig werd het minder. Het kabaal buiten werd luider en ik rende ondanks de pijn naar buiten.
Vele mensen waren bij elkaar gekomen op het plein. Ik drong door de menigte naar voren. Hoe dichter ik kwam hoe duidelijker de gedaante werd.
Met wat gedreun kwam ik vooraan te staan. Tot mijn verbazing ging het om een jongen van 15. Hij had vuurrood haar en kleine elven oren. Zijn kleding leek wel van adel. In zijn handen had hij een soort ding waar geluid uit kwam. Hij zong en speelde op een luid. Ik bleef naar zijn handen kijken en zag ik het nou goed.. Zijn vingers gaven vonken af. 'Beste burgers van Falwood, ik ben Nethor, ik ben hier gekomen met een opdracht.' Hij bleef even zwijgen en toen sprak hij met duidelijke woorden: 'Ik ben hierheen gestuurd door de moeder van Gabora.' Vele mensen begonnen te mompelen toen er één naar voren liep. 'Je liegt, niemand kent Gabora zo goed als wij,' riep hij. Ik keek geschrokken zijn kant op. Zelfs de jongen was geschrokken, maar hij ontspande weer. 'Mijn beste vriend, ik ben degelijk degene die gestuurd is,' zei hij en begon weer op zijn luid te spelen. De man die naar voren was gestapt liep verslagen achteruit, maar ineens begon er weer één. 'Grijp hem,' riep er één. Twee soldaten kwamen aangerend. Ik rende zelf naar voren en pakte de jongen bij zijn mouw en lijden hem naar mijn schuilplaats.

Ik duwde de jongen op bed. 'Jongen het is beter dat je je daar in de schaduwen verstopt, ik zorg wel voor die bewakers,' zei ik. De jongen die bang zijn luid dicht tegen zich aanhield, knikte en kroop het donker in. 'Ik dacht dat ze deze kant op ging,' zei een stem. Ik liep naar de stemmen toe en deed alsof ik net wakker werd. 'Heren, wat is er nou weer aan de hand,' zei ik gapend. 'Ah, Millow, wij zoeken naar een jongen met vuurrood haar.' Verder kwamen ze niet. Ik keek verbaast en schudde toen mijn hoofd. 'Heren ik denk dat ik hem niet gezien heb, het kan zijn dat hij al gevlucht is,' zei ik en rekte me uit. 'Als jullie het niet erg vinden ik ga weer naar me nest en wat we zeggen, leve de schepper.' Ik loop half dronken terug naar mijn krot en bleef luisteren tot de bewakers mokkend wegliepen. 'Je kan weer komen,' zei ik half fluisterend. 'Dankje,' zei hij en ging op het randje van mijn bed zitten. 'Geen dank, ik krijg ze wel vaker op mijn dak,' zei ik en liet mijn handen gloeien en stak een kaars aan. De ogen van de jongen werden groter. 'Wow, kan jij vuur sturen?' Hij was bij me komen staan. 'Ja, een klein beetje,' zei ik. De jongen maakte zijn handen tot een kommetje en er ontstond een klein vlammetje. Het vlammetje vervormde en er ontstond een soort vlinder van vuur. 'De keizer van de vlinders, en de creatie van Lapiz,' zei hij en liet de vlinder vliegen. 'Lapiz?' 'Lapiz Gabora de schepper en mijn moeder.' Mijn ogen werden groter. 'Maar dan ben jij..'
'Neth de draak van het vuur en de laatste van de zes.'
Ik keek hem verbaast aan. Hij ging weer zitten en tokkelde wat op zijn luid. 'Maar wat doe je hier?' Vroeg ik. 'Ik ben hier om jou te zoeken.'
Ik bleef Neth aankijken. Hij keek me aan en begon te lachen. Ik ga recht staan. 'En wat was je doel?' Hij keek op. 'Mijn doel is om dit dorp tot de stad der elven te maken, maar aangezien dit de dooie plek is van Gabora heb ik jou hulp nodig en gauw,' zei hij. Ik ging naast hem zitten en zuchtte. 'Maar wat moet een nietsnut als ik doen?'
'Millow toch, je moet je ziel openzetten voor deze mensen, en zeggen dat de schepper juist wou dat jullie doorgingen.' Ik luisterde naar hem en hij sprak zo duidelijk dat ik het gewoon moest doen. 'Oké, ik ga de mensen zeggen dat ze door moeten gaan met hun leven.' Neth knikte. 'Zo mag ik het horen en weet je ik zou je erbij helpen,' zei hij en stond op. 'Kom.' Neth rende de krot uit en ik rende met pijn en al achter hem aan.
Op het plein was het nog steeds druk. Neth beklom de podium met mij op de achtergrond. 'Burger van Falwood ik ben hier weer gekomen voor een bijzondere gelegenheid, zie hier de koning van Falwood.' Hij gebaarde dat ik naar voren moest komen. 'Dit is Millow, hij is.......

'Nee, dat kan niet! De tekst waarmee het verder gaat is verbrand. Ik heb weer een onvoltooid verhaal, maar niet getreurd ik ga opzoek naar het vervolg. En jullie lezers krijgen zeker meer.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen