Foto bij 31. Leaving is not quitting

“Ga nu nog eens goed uitrusten en morgenochtend komen Meneer en Mevrouw Wemel je ophalen. Het is niet goed om bij je tante en nonkel te gaan wonen en trouwens, je bent er ook kwetsbaar voor Voldemort. Ga nu maar.” Ik knik bedankend en loop dan terug naar de leerlingenkamer van Griffoendor. “Dawn, daar ben je!” “Ik vertrek morgenochtend. Slaap zacht.” Stampvoetend loop ik van het groepje aan de haard weg en laat ze versteld achter. Het bed is lekker warm, waardoor ik redelijk snel in slaap val en de volgende ochtend weer geeuwend wakker wordt.

“Goedemorgen Ruby. Het is vandaag een geweldige dag.” Ik spring uit bed en begin meteen mijn hutkoffer te vullen. Iedereen is toch al naar het ontbijt, dus ik kan rustig verder doen. Het eerst volgen mijn kleren, daarna mijn kleine spulletjes en als laatste al de onnodige dingen. Ik kijk nog eens in het rond en zoek in en om het bed, totdat ik nog een kous eronder vind. Een chocokikker valt ongenodigd eruit en toont het gezicht van een beroemde zwerkbalspeler. Diegene die Harry altijd de beste vond en hem daarom aan mij had gegeven. Ik neem de chocokikker, draai hem een paar keer om en stop hem dan in één van de zakken van een jeansbroek. Het deksel van de hutkoffer klapt met een dof geluid dicht en ik moet er op gaan zitten om hem te kunnen sluiten. Het lijkt alsof ik veel meer mee heb dan dat ik toegekomen ben, maar ik heb niets bij gekregen. Dat denk ik toch. Ik zet Ruby in mijn capuchon en sleur mijn hutkoffer mee naar de gang. “Kom op Dawn, vertrek nu niet.” “Toch wel.” Ik kijk niemand meer aan in hun ogen totdat ik me veilig en wel kan neerzetten op een bank in de grote zaal. Ruby kruipt zachtjes weg en weer over mijn schouder en blijft dan even later stil zitten. “We gaan terug naar huis, Ruby. Ik laat Alicia wat weten en dan mag ze me bij de Wemels komen ophalen.”

Ik draai mijn hoofd een kwartslag naar links en staar ongeïnteresseerd door het raam naar en vogel die gehaast voorbijvliegt. Waardoor ik jammer genoeg de voetstappen niet hoor die op me afkomen. Een mannelijke hand kromt zich stevig om mijn schouder en doet me hard schrikken. "Harry, rot op! Ik kreeg bijna een hartaanval van je!" "Sorry, maar ga je nu echt weg? Verkijk je kansen nu niet Dawn." Ik zucht hoorbaar en laat mijn schouders wat hangen. “Ja Harry, ik ga weg en je houdt me niet tegen.” “Waarom ga je dan weg?” “Moet je me dat nog vragen?” Ik staar hem met grote ogen verbaasd aan en sla zijn hand van mijn schouder af. “Door jou, door Draco, gewoon door iedereen! Ik geef iedereen problemen. Er waarschijnlijk niemand meer op Zweinstein die nog niet boos op me geweest is. Bij wijze van spreken dan.” Ik draai mijn hoofd van hem weg en sla mijn handen voor mijn ogen om de tranen te verbergen die nu traag over mijn wangen rollen. Voetstappen verraden dat hij het opgeeft en me alleen met mijn keuze maakt. Alleen heeft hij ze nu extra hard gemaakt.

Na er nog een halfuurtje te hebben gezeten, komen Arthur en Molly de grote zaal in getrippeld. “Dawn!” Ik loop regelrecht de armen van Mevrouw Wemel in en begin meteen weer te huilen. “Meisje toch, alles komt goed.” kalmeert ze me met haar zachte stem. Ze neemt mijn hand vast en begeleidt me geleidelijk naar buiten, terwijl Meneer Wemel mijn hutkoffer meeneemt via Wingardium Leviosa. Een hele groep waaronder Hermelien, Ron en Harry staan bij elkaar aan de grote poort. “Moet je niets meer zeggen?” fluistert ze zacht in mijn oor. “Nee, moet ik niet.” Ik sla mijn ogen neer en begin te rennen, totdat ik enkele meters de bocht om ben. Ik stop en hijg, maar een arm doet me weer geschrokken omdraaien. “Harry, voor de tweede keer. Alstublieft!” “Het spijt me, maar ik wil echt niet dat je gaat!” Hij kijkt me met vochtige ogen aan en neemt mijn hand vast. “Ik moet Harry. Ik verniel ieders leven hier.” “Dat doe je niet, maar als je het echt wil. Ik hou je niet meer tegen.” Hij drukt een zachte kus op mijn wang en loopt dan van me weg, terwijl hij nog even goedendag zegt tegen Meneer en Mevrouw Wemel die op me af komen gelopen. “We gaan Dawn.” Molly neemt mijn hand weer vast en we lopen dan naar Zweinsveld, om van daaruit te vertrekken naar Het Nest.

Ik staar verveeld door het raam van de kamer en zie Arthur in zijn moestuin werken. Molly is waarschijnlijk bezig met kuisen op het gelijkvloers of ze maakt het eten klaar. Ik sla de volgende pagina van mijn boek over en beland zo op 157, maar weet maar half meer waarover de vorige 156 pagina’s gingen. Het beeld van Zweinstein, een kibbelende Harry en Draco en de rest van mijn vrienden blijven de hele tijd op mijn netvlies gebrand. “Kom op nou Ruby.” Ze wrijft met haar twee voorpoten zacht over mijn rechterwang en loopt dan mijn capuchon in. Ik zucht en laat me voorover op mijn buik vallen waardoor Ruby tussen mijn haren rolt. Ik leg mijn boek op het nachtkastje en neem Ruby in mijn handen. “Kon je maar weten hoe ik me voel. Of me raad geven.” Ze loopt weg en weer over het hoofdkussen vanaf het moment dat ik haar neergezet heb. Ik sta op en huppel de trappen af op weg Mevrouw Wemel. “Je zal meer moeten eten Dawn. Je ziet er wat pips uit en bent nogal mager.” zegt ze terwijl ze de keuken laat schoon schrobben door een bezem. “Ik weet het, maar ik hoopte dat het ging over gaan. Het is nu al een week geleden en ik voel nog steeds hetzelfde. Zelfs mijn nicht heeft me geweigerd.” “Dat deed ze voor je eigen bestwil meisje.” “Nee, voor de hare. Moest Voldemort me gaan zoeken, zou zij ook kunnen sterven. Ik snap haar best, maar ze was best grof.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen