Foto bij 32. Attack and letters let me doubt

“Het eten is klaar, ga maar zitten.” Ik plaats me op de bank samen met Meneer Wemel die pas binnen gekomen is en tegenover Mevrouw Wemel die net alles op de tafel geplaatst heeft. “Smakelijk.” Ik roer met mijn broodje doorheen de hete soep en steek het smakeloos in mijn mond. Het smaakt naar niets, geeft geen voldoening, maar het vult mijn lege maag wel. Dus toch één iets positiefs waarom ik zou eten. “Er is post mee. Allemaal ministerie, maar één is er voor jou.” Arthur knikt naar me en legt dan de brief naast mijn bord. “Ik heb geen honger meer.” Ik sta op en loop terug naar mijn kamer - of beter gezegd diegene die ik vorige week toebedeeld kreeg. Ik gooi mezelf op bed en staar zenuwachtig naar de brief. Zou ik of zou ik niet? En van wie zou hij zijn? Ik maak mezelf nieuwsgieriger en leg hem dan toch maar neer op mijn nachtkastje samen met de ring die versierd wordt door een rode robijn.

“Mevrouw Wemel, mevrouw Wemel!” Huilend ren ik de keuken in en val bijna over mijn eigen voeten. “Je weet toch dat je me altijd Molly mag noemen.” Ze komt uit de woonkamer gewandeld en schrikt wanneer ze mijn gezicht ziet. “Wat is er met jou gebeurd?” Ze neemt mijn arm vast en begeleid me voorzichtig naar de woonkamer waar ze me laat zitten in de zetel. Ik bibber over mijn hele lichaam en mijn ogen schieten angstig van links naar rechts. Molly veegt een traan van mijn wang met haar duim en strijkt een haarpluk achter mijn oor. “Vertel me eens rustig wat er gebeurd is?” “I-iemand heeft me aangevallen met ... avada kedavra.” Haar ogen worden groot en ze staat meteen recht om Arthur te gaan halen. “Schat, kom meteen hier!” Meneer Wemel komt gehaast naar binnen gelopen en neemt Molly bij haar onderarmen vast. “Wat is er?” “Dawn is aangevallen geweest door een dooddoener. Een volgeling van de heer van het duister.” Arthur neemt mijn pols hard beet en trekt me mee naar buiten. “Je moet me precies aanduiden waar het is gebeurd!” Ik probeer me sterk te houden en loop hem vooruit; de schuur door naar het plein en het bos er achter.

Wanneer we aan de vijver komen vind mijn barrière nog altijd plaats aan de rand van het bos, maar de schim met de zwarte mantel is helaas verdwenen. “Hier is magie gebruikt!” “Hoe weet u...” “Doet er niet toe.” Hij loopt verder tot aan de rand van het bos en heft mijn barrière op. “Vanaf hier blijf je achter me.” Arthur stapt achterdochtig naar de eerste rij bomen en laat het puntje van zijn toverstok oplichten. “Het is verdwenen.” Ik knik. Het zou niet logisch zijn moest het er nog altijd zijn. Of misschien toch wel. Jammer genoeg weet ik niet hoe de hersenen van een duister persoon werken. “Jij gaat terug naar Zweinstein jongedame.” “Dat wil ik niet!” “Je moet. Ik verplicht je en je gaat luisteren.” Verbaasd loop ik achter Meneer Wemel aan, nog steeds geschrokken door zijn reactie. Ik had nooit verwacht dat hij zich als een vader zou gedragen tegenover me. Het meeste ben ik bang voor de reacties van de leerlingen op Zweinstein. Ik ben nog maar een week weg en nu moet ik plots terug gaan. Ze zullen me voor gek verklaren.

“Molly, het is het beste dat Dawn terug naar Zweinstein gaat.” “Maar ik zal voor paal staan!” “Zal je niet lieverd. Kom kom.” Mevrouw Wemel neemt me bij de schouders en duwt me gehaast vooruit. “Ik help haar wel met haar hutkoffer.” Meneer Wemel knikt en loopt dan weer met zijn toverstok in de aanval naar buiten. “Overmorgen zul je weer vertrekken. Je nicht escorteert je.” “Hoe weet mijn nicht hier nu al iets van?” “Doet er niet toe.” Molly plooit al mijn kledij mooi op en stopt ze zorgvuldig in mijn hutkoffer. Daarna volgen mijn schoenen, mijn kleine prullen en daarna de rest van mijn gerief. Ruby trippelt zachtjes over mijn schouders en blijft dan liefelijk rusten. Alles zit er al in, totdat ik plots mijn ring en de brief op het nachtkastje zie liggen. Ik loop er naartoe en open de enveloppe met de zilveren briefopener uit de ladekast. Het stuk perkament vouw ik bibberend open en laat mijn ogen snel over de letters glijden. Dan pas begin ik hem voor de eerste keer te lezen.

Aan mijn lieve meid,
Dawn, ik mis je echt heel hard en loop een beetje verloren zonder je. De lessen zijn niet meer hetzelfde zonder ons potje stoeien en de anderen te betoveren. Ik heb ondertussen al twee keer straf gehad van Sneep en Dolleman loopt de hele tijd op me te zagen. En hij is niet de enige. Ook Harry komt nu de hele tijd naar me. Net alsof we de beste vrienden zijn. Toch liever niet! Sorry lieverd. Hij vraagt de hele tijd of ik weet wanneer je terug komt, maar aangezien je mijn vorige brief niet hebt beantwoord, zul je dat met deze ook wel niet doen zeker? Ook Hermelien & Ron zagen de hele tijd, maar dan op elkaar. En Draco, nou ja, die heb ik al een tijdje niet meer gezien. Maar als ik hem dan zie, loopt hij de hele tijd op Korzel & Kwast te jokken. Ik wou je ongeveer laten weten hoe het er hier aan toe gaat, maar het lukt me moeizaam. Want steeds als ik aan je denk, krijg ik tranen in mijn ogen. Ik hoop echt dat je heel snel terug komt, want ik mis je hard. En de rest van je vriendenkring ook, dat merk ik gewoon.
Mijn excuses voor Jakke, mijn uil. Hij is een beetje traag, maar houdt ervan om je brieven te bezorgen.
Ik hou van je <3
Je beste vriendin Yiva


Ik staar nog een moment naar de brief en leg hem daarna weer op het nachtkastje. Mijn hoofd laat ik rusten op de bedrand en tranen rollen voorzichtig langs mijn rood aangelopen wangen. Aan de ene kant wil ik echt zo graag terug, maar aan de andere kant ga ik hen weer teleurstellen. Opnieuw neem ik de brief in mijn bibberende handen en lees hem voor een tweede keer, voor een derde keer en zelfs voor een vierder keer. Gewoon dat ik kan beginnen dromen over de situatie daar, zovele kilometers hier vandaan. Daarna steek ik de drie brieven die ik van haar gekregen had in mijn hutkoffer en kruip onder de wol. Bijna helemaal klaar om morgen terug naar Zweinstein te vertrekken.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen