Foto bij "I exist!"

for Keating

In de genadeloze regen stond ik buiten op straat. De halfverwaaide paraplu boven mijn hoofd en mijn kletsnatte kleding wezen erop dat de regen met bakken uit de hemel kwam vallen. Niet eens alleen regen, maar er was ook een harde wind op komen steken. Hierdoor was mijn paraplu voor een groot deel verwaaid en was de enige bescherming die ik nog had, vergaan. Niemand had genade met me. Zelfs het weer niet, wat er toen ik thuis zat nog redelijk goed uit zag. Toch was de lucht verschrikkelijk vertrokken toen ik eenmaal buiten was en zag ik er nu uit als één of andere zwerver, die maandenlang buiten had rondgelopen. Zonder een douche te hebben genomen of de moeite had genomen om haar gezicht te wassen.
De make-up die ik vanochtend op had gedaan, was nu verspreid over mijn hele gezicht. Eigenlijk kon ik wel verder lopen, want ik zag er toch al uit als een heks. Toch besloot ik even ergens te schuilen. Aangezien ik me behoorlijk vies voelde. Haastig liep ik door en plotseling zag ik een afdakje verschijnen en zonder te twijfelen ging ik eronder staan. Ik werd weliswaar nog steeds nat, maar het was al veel minder. De hoeveelheid water die op me neerkwam, was werkelijk veel minder dan de hoeveelheid water die van mijn kleding afdrupte.

Zo'n kwartier lang keek ik naar de mensen die door de regen holden met paraplu's boven hun hoofden. Mobiels aan hun oren om hun man, vrouw of een taxi te bereiken. De straat was al behoorlijk vol van alle taxi's die af en aan reden en mensen mee namen. Licht begon ik te lachen. Het was best een grappig gezicht om te zien hoe mensen zich gedroegen bij zulk hondenweer. Gezichten die normaal altijd zo vrolijk waren, zagen er nu boos uit. Monden die normaal altijd in een grote lach stonden, waren nu vertrokken in een smalle streep.
Vluchtig wierp ik een blik op de lucht. Verschrikkelijk grijs was het en daardoor was het op straat ook hartstikke donker. Een ware wolkbreuk vlak boven de stad. Plotseling voelde ik van boven meer water druppen en verbaasd keek ik naar boven. Hier had ik het toch best droog? Ging het hier dan nu ook meer regenen. Kwaad keek ik omhoog, maar dat had ik niet moeten doen. De hele inhoud van de dakgoot kwam over me heen. Door de grote hoeveelheid regen kon het water niet allemaal afstromen en had de dakgoot het begeven.

Boos liet ik me neerzakken op de rand van de stoep. Het water suisde langs me heen de putten in en alsof dit alles nog niet erg genoeg was, reed er ook nog een auto langs. Door de plassen die zich op de weg hadden gevormd, kwam al het water omhoog en spatte het midden in mijn gezicht. Met de mouw van mijn jas veegde ik langs mijn gezicht. Alleen werd het hierdoor niet veel beter, want mijn jas was ook kletsnat.
Zuchtend stond ik op en liep ik met mijn gezicht naar de grond gericht over straat. Totdat ik plotseling bij iemand opbotste.
'Het spijt me,' mompelde ik niet gemeend en ik wilde weer verder lopen, maar de man hield me tegen.
'Kom mee naar mijn huis. Je ziet er niet uit,' zei hij bezorgd, 'straks word je nog ziek door die natte kleding.'
Zonder dat ik er iets tegenin kon brengen, sleepte de man me mee naar zijn huis.

Nadat ik bij hem een douche had genomen, trok ik de schone kleding aan die hij klaar had gelegd en ik liep met een warm gevoel naar beneden. Waar de man, Peter, al koffie had gezet. Ik was blij dat hij dit alles voor me had gedaan en ik wist nu dat ze echt bestonden. Mensen die anderen holpen. Een soort redders of engelen. Ze bestonden echt en Peter was één van hen.

Reageer (1)

  • Juillet

    I love it. Thank you! <3

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen