Het eten wordt opgediend in het kleine restaurant van het schip. De boot wiegt zachtjes op de golven. Ik zit eenzaam en alleen aan een piepklein, gammel tafeltje te eten als ik de stoel tegenover mij hoor schuiven. Ik kijk even op van mijn eten en zie een jongeman zitten, zijn dienblad nog voor zit. "Alle tafels zijn bezet, je vindt het toch niet erg als ik bij jou kom zitten, hè?" Ik schud mijn hoofd en eet verder. Het bord van de jongeman is voller dan het mijne. Hij zal vast rijker zijn dan mij. Daarom negeer ik hem een beetje. Ik heb iets tegen de rijken, met hun decadente spullen die ze niet nodig hebben om te overleven. Ik kan in ieder geval zonder.
Mijn eten is op en dat van de jongeman ook. Hij vraagt aan mij hoe ik heet. Stil mompel ik: "Elysia." Hij knikt even en zegt: "Mooie naam, Elysia. Ik heet Jo." Ik knik eventjes en kijk naar het tafelblad. "Welke kamer heb jij?" vraagt Jo. Ik antwoord een beetje ongeïnteresseerd: "Helemaal onderaan. Jij zit vast meer bovenaan?"
"Goh, niet helemaal vanboven hoor. Ik zit op de 2e etage."
"Dan ben je dus een rijke. Niet zoals ik."
Hij zwijgt. Vreemd, hij gaat niet opscheppen over zijn rijkdom. Had ik best verwacht van iemand als hij, een rijke. Die types kunnen er maar niet genoeg van krijgen om te zeggen hoe veel ze hebben. Geld is nu eenmaal iets dat je hoger of lager steekt. Iedereen wordt in een hokje gestoken op basis van het geld.
"Ik ga weer naar mijn kamer." zeg ik. Ik sta op en loop via de trappen naar onder, naar mijn kamertje. Er staat niet echt veel in: een bed, een kast, een douche en een wasbak. Slechte kwaliteit, wel: het bed kraakt, de kast is aangevreten door allerhande beestjes, de douche geeft enkel ijskoud of bloedheet water en de kraan van de wasbak geeft geen druppeltje water. Precies waar ik voor betaald heb. Maar beter heb ik eigenlijk nog niet gehad.
Ik loop een beetje rond op mijn kamer, want meer heb ik hier niet te doen. De chique faciliteiten zijn enkel weggelegd voor de rijke mensen, dus niet voor mij. Kan ik ook niet betalen. Heb ik ook niet nodig.
Als het laat is, kruip ik het gammel bed in. Het kraakt als ik erin ga liggen. Ik sluit mijn ogen en draai een beetje. Waarom zou Jo eigenlijk naar mij gekomen zijn? Er zou toch nog wel één plekje bij een rijkere vrij zijn? De meeste rijken vertikken het om bij een arme te zitten. Als er geen tafels meer zijn wachten ze meestal tot er één vrijkomt. Dat liever dan bij een arme te zitten. En hij was zelf vriendelijk, als er echt geen andere keuze is, negeren ze hun tafelgenoot alsof die er niet is. Op de straat hetzelfde, tegen alle mensen die op het zelfde niveau staan of hoger zeggen ze vriendelijk ‘hallo’, maar tegen de armen praten ze niet.
Ik val na lang piekeren in slaap. Van Jo trek ik me al niks meer aan. Het zal gewoon zijn omdat hij geen andere keuze had.
Ik word eventjes wakker van een harde bonk. Het schip kraakt. Ik hoor mensen geschrokken gillen. Er zal vast gewoon iets gevallen zijn of zo. Ik val weer in slaap, maar word uiteindelijk toch weer gewekt door geschrokken gillen op de gang. Ik hoor hoe een bediende zegt dat het schip is gebotst en aan het zinken is. Hij zegt ook dat er reddingboten zijn, maar dat rijken eerst mogen, vrouwen en kinderen.
Geschrokken spring ik op. Ik loop naar de deur en wil hem opendoen, maar het slot zit vast. Waarom nu? Waarom net in deze situatie? Ik ga sterven, dit was mijn laatste keer op een boot… Ik zal mijn familie nooit meer zien.
Ik begin op de deur te bonken en luid ‘help’ te roepen, maar de gang is al volledig leeg. Iedereen is naar het dek om een reddingsboot te kunnen bemachtigen, al lijkt die kans me heel laag omdat de rijken eerst mogen, en ze ook geen honderden boten hebben.
Ik blijf verder op de deur bonken en ‘help’ schreeuwen, als ik plots een stem hoor: "Elysia? Ben jij dat? Wat is er? Het schip is aan het zinken en zit al bijna voor de helft onder! Je moet hier weg!" Dat kan maar 1 iemand zijn: Jo. "Jo? Ik zit vast in mijn kamer, het slot zit vast! En waarom ga je niet in een reddingsboot? Je bent een rijke, jij mocht eerst! "
"Ik wist niet waar je was en ik moest jou vinden, ik was zo bezorgd omdat je afwezig was… "
Hoorde ik dat nu goed? Was er een rijke bezorgd om me? Jo was anders dan de andere rijken die niets geven lager dan hij, hij maakte zich zorgen om me omdat hij vriendelijk was…Hij gaf echt om me…
"Help me hier dan uit! " schreeuw ik. Ik hoor wrikken aan de deur en na even gaat de deur open. Ik zie Jo en alsof ik het gewoon ben val ik in zijn armen. "De deur zat net op dit moment vast, ik hoorde dat het schip aan het zinken was en toen wou ik naar buiten gaan, maar de deur zat vast…Ik dacht dat ik mijn familie nooit meer zou zien! Bedankt, Jo, ik ben je eeuwig dankbaar…"
"Graag gedaan, Elysia, ik zou je niet laten verdrinken…"
En op dat moment werd er iets losgeschud in mij. Dat gevoel dat alle rijken hetzelfde waren, verdween. Niet alle rijken waren hetzelfde, Jo was helemaal anders dan de rijken die ik had ontmoet. Mijn afkeer voor rijken was sterk verminderd nu ik zo iemand als Jo had ontmoet, hij was gewoon zo vriendelijk… Ik weet wel dat niet alle rijken zoals hem zijn, maar toch…
Ik weet wat ik voel. Ik voel liefde. Liefde voor Jo. Liefde op het eerste gezicht. En dan nog bij een rijke… Maar dat maakte toch niet uit? Het belangrijkste was dat we samen zijn…
"Laat me niet achter…" zeg ik zacht tegen Jo.
Hij schudt met zijn hoofd, slaat zijn armen om mij en zegt:"Ik laat je niet achter. Zeker nu niet. Kom, laten we hier weggaan, het is niet veilig. "
Hij neemt mijn pols vast en trekt me mee naar boven, naar het dek. Het dek is het enige dat nog boven zit, maar onze voeten zitten al onder. "We moeten van dit schip…" zegt Jo. We lopen langs de reling van het schip op zoek naar een reddingsboot, maar de zoektocht was nutteloos: alle reddingsboten zijn gebruikt. Iedereen is weg. Maar wij niet.
Ik vraag: "Kan je zwemmen? "
"Ja, maar niet goed met twee…"
"Wat moeten we dan doen? "
"Ik zal doen wat ik kan voor je…"
We lopen een eindje verder, waarna we aan het begin van het schip komen. Daar zien we de oorzaak van het zinken: een ijsberg waar het schip tegen is gebotst. Er hangt ook een reddingsboei. "Godzijdank! Een reddingsboei! Elysia, neem hem en spring in het water, ik kan zwemmen! " Ik neem de boei, doe hem om mijn middel en spring in het ijskoude water. Daar zien we de ijsberg van dicht: echt reusachtig. Ik drijf ernaartoe en bots tegen iets, terwijl ik nog lang niet aan de top ben. Daar voel ik de reden van het zinken: er zit nog een gigantisch stuk onder de ijsberg. Ik kijk om me heen, en zie Jo. "Kom, we moeten gaan. " We gaan op een veilige afstand en draaien ons om. In de Titanic hoor je allemaal mensen gillen die vastzitten en op weg zijn naar hun dood. Het schip zit nu helemaal onder, volledig verdwenen onder het ijskoude water, met nog een heleboel mensen er nog in. Jo roept: "Kom. We gaan land zoeken, Elysia. En als we daar zijn zullen we alle doden die nog in het schip zaten herdenken. " Ik kijk nog eens naar het schip, draai me om en zwem weg met Jo, weg van het schip dat helemaal weg is voor eeuwig…

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen