Foto bij Verlating

Ik struikelde gelukkig niet over alle uitstekende wortels, wat uitzonderlijk was voor mijn doen. Veel sneller dan verwacht was ik thuis. En toen kwam het weer terug.. dat gevoel van dorst dat ik vanochtend ook al had. Ik realiseerde dat Spike in levensgevaar was met mij in de buurt. De enige optie was hem af te staan aan het asiel. Alleen de gedachte deed al vreselijk pijn en liet tranen opkomen. Zonder Spike zou ik al helemaal alleen zijn. Ik had hem al sinds zijn geboorte...
En dat was genoeg om mijzelf in te houden, ondanks ik zo vreselijke dorst had. Ik hield zijn kop tussen mijn handen en slikte. ''Spikey.. geloof me ik hou superveel van je. Maar je bent hier niet veilig.. zoals ik nu ben...'' snikte ik. Er bengelde een traan over mijn wang. Hij leek het helemaal niet te begrijpen en hield zijn kop schuin. Ik moest glimlachen. Dat zag er altijd zo maf uit.
Ik pakte het telefoonboek. Mam had het nummer van het asiel erin geschreven toen we een weekendje gingen kamperen. Zonder Spike. Ik vond het nergens op slaan want Spike ging altijd mee als we ergens heen gingen.
''9-4-5-1-7-0..'' mompelde ik terwijl ik het nummer intoets. Ik leg de hoorn tegen mijn oor. Hij gaat twee keer over en word dan opgenomen. Ik was zo slim om mijn smoesje alvast te bedenken. ''Hallo..'' begon ik met een volwassen stem. ''Met mevrouw Smeat. Ik ga verhuizen en kan helaas mijn hond Spike niet meenemen''. Ik slikte. ''Zou iemand van jullie hem misschien kunnen ophalen? ''Ik luisterde naar het antwoord. Ik kon de geur van de vrouw aan de andere kant ruiken en wou bijna grommen, maar ik hield mij in. ''Woodstreet.. ja, daar staat maar één huis. Ik plak een briefje op de deur met al zijn gegevens. Ik ben dan al weg en zal zijn spullen op de veranda leggen, ook de hond zal daar staan. Oké, dag.'' de laatste zin sprak ik bijna huilend uit.

Terwijl ik Spike's kussen op de veranda legde, keek hij mij niet begrijpend aan.
Toen ik terug kwam om zijn speeltjes en riem ernaast te leggen, lag hij in zijn mand. Alsof hij staakte. Natuurlijk vond hij het niet leuk om weg te gaan. Ik vond het ook moeilijk...
Ik hoorde in de verte een auto aankomen. Snel plakte ik een key-note met informatie op de voordeur, gaf Spike een kus, sprong over het de hoge schutting en rende het bos in.

Ik rende door zonder achterom te kijken. Ik stopte mijn vingers in mijn oor om het gejank van Spike niet te hoeven horen. Misschien zou ik spijt krijgen en dan bracht ik hem alleen maar in gevaar.
Uiteindelijk stopte ik met rennen en ging huilend op een omgevallen boomstam zitten. Wat moest ik nu?
Daar hoefde ik niet zo lang over na te denken. Ik moest bij Esmé, Alice, Emmett en al die andere die ik niet kende zien te komen. Misschien konden zij mij helpen.
Hopend dat ik de weg nog wist, ging ik op pad.

Na vijf minuten gerend te hebben, doemde het grote huis op tussen de bomen.
Gelukkig, ik had het gevonden. Ik stapte de veranda op en belde aan. Niemand deed open. Ik ringde de bel nog een keer. Deze keer kwam er een man. Zijn haar was lichtblond en naar achteren gekamd.

''Jij moet vast Mabel zijn?'' vroeg hij vriendelijk.
Meteen was ik weer verbaasd, maar ze hadden natuurlijk over mij gepraat.
De man stak zijn hand uit en zei: ''Carlisle''.
Ik schudde de uitgestoken hand en zei: ''Ik ben dus Mabel''.
''Wil je binnenkomen? Of kwam je gewoon maar even langs?''
Wacht. Waar was ik nou eigenlijk voor gekomen? Om te praten, ja. Maar waarover? Moest ik gewoon doodleuk vragen hoe ik moest overleven als vampier?
''Ik uhh..'' zuchtte ik. Plotseling stond er een jongen naast Carlisle.
Hij keek mij even doordringend in de ogen aan, maar zei toen: ''Ze heeft het moeilijk, Carlisle. Haar hond moest ze naar het asiel brengen, anders zou hij in gevaar zijn.''
Mijn mond viel open. Hoe kon hij dat nou weten? Ik kende hem niet eens! ''Je denkt nogal hardop'' zei de jongen opeens. Ik keek van hem naar Carlisle.
'' Gedachtenlezen'' verklaarde Carlisle.
Wow, konden vampiers gedachtenlezen?! Ik blijkbaar niet, zou er soms iets mis met mij zijn? Aarzelend knikte ik. De jongen keek eventjes moeilijk, maar zei toen: ''Er is niets mis met je, Mabel. Alleen ik kan het''.
Dat verklaarde veel, maar maakte ook nieuwe vragen aan; Had ik ook een kracht? Zo ja, welke? Hadden Alice, Carlisle, Emmett en Esmé ook krachten?
Bijna stotterend vroeg ik naar zijn naam. ''Edward'' antwoorde hij.
Edward deed weer zijn mond open om iets te zeggen, maar ik schudde bijna eerder, snel nee. Ik kon wel raden dat hij antwoord wou geven op mijn vragen van zojuist, maar dat hoefde niet. Ik wou liever alles zelf uitpluizen.
''Kom binnen'' zei Carlisle snel om de stilte te verbreken.
Ik stapte over de deurdrempel het grote huis binnen. Edward liep de trap af, waarvan ik dacht dat hij naar de kelder leidde. Carlisle wenkte dat ik hem moest volgen de trap op. Met een beetje onzekerheid stapte ik de trap op. Ik verwachtte dat de treden zouden kraken, maar dat viel mee. Sommige vampiers leefden nou eenmaal niet in krotten. Tot mijn verbazing was er boven een keuken. Vast voor de sier, bedacht ik mij. Als ze hier hun eten klaar zouden maken....ik voelde een rilling over mijn rug gaan. Deze 'mensen' die hier woonden konden toch moeilijk moordenaars zijn? Of ze camoufleerde zichzelf gewoon, zodat echte mensen zouden denken dat ze ook 'levend' waren. Waarschijnlijk zouden ze dan aanvallen op de minst verwachtte momenten.
Afschuwelijk.
Carlisle keek mij aan en even twijfelde ik of hij ook gedachten kon lezen.
Snel keek ik weg. In de woonkamer keek een jongen aandachtig naar de televisie. Er werd een CSI bericht op bekend gemaakt. Een moord. Carlisle wou even mee kijken naar het beeldscherm en zei dat ik maar op de bank moest gaan zitten.
''De identiteit van de twee personen is Inmiddels achterhaalt'' zei de verslaggeefster. Ik keek op. Twee personen? Mam, pap? ''De slachtoffers heten Hannah en Peter Godsleaf. Ze zijn volgens buren pas naar Forks verhuist. We zijn nog bij hun huis wezen kijken, op zoek naar hun veertienjarige dochter Mabel. Helaas is zij nog niet gevonden.'' ging de stem verder. Mijn mond viel open. Pap en mam... dood.
Carlisle en de jongen bij de tv keken mij bijna tegelijkertijd aan. Carlisle fluisterde: ''Bella''. Toen keek hij naar de jongen. ''Jasper, haal onmiddellijk Bella en Edward!'' Vliegensvlug stond Jasper op en liep de trap af. Bijna en seconde later kwam hij terug met Edward. ''Bella is nergens te vinden, Carlisle'' zei Jasper snel.
''Shit!'' schreeuwde Carlisle bijna en hij sloeg de salontafel doormidden. Houtsplinters vlogen in het rond en ik hield mijn armen beschermend voor mijn hoofd. Niet dat die bescherming nodig zou zijn, het was gewoon een menselijk trekje. Toen wees Carlisle naar Edward. ''Ed.. jongen, jij zou haar toch in de gaten houden?'' Edward probeerde Carlisle te kalmeren, en dat lukt aardig. ''Sorry.'' zei Edward stotterend. ''Waar is ze?'' vroeg Carlisle streng.
Edward trok een moeilijk gezicht. Waarom keken ze hier altijd alsof ze moesten poepen?! ''Ze is mee jagen met Emmett en Rosalie.''

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen