Mick is dus de broer van Mabel. let niet op de engelse zinnetjes, mijn engels is niet echt heel goed ;).

''Jemig!'' Ik sloeg tegen de snackautomaat die het niet deed. De mensen in het vliegtuig keken mij geschrokken aan en ik mompelde: ''Sorry''. Snel strompelde ik weer naar mijn zitplaats. Ik moest niet zeuren. Ik had allang blij moeten zijn dat de mensen van de Universiteit zo aardig geweest waren om mij een eerste klas ticket aan te bieden. En nu liep ik te schreeuwen dat ik problemen had met een automáát. De tweede- en derdeklas had niet eens die luxe. Maar wat had je eraan als- ie het niet eens deed? Zuchtend pakte ik een auto tijdschrift uit het rekje voor mijn neus en probeerde er uit te zien alsof ik er aandachtig in las. Dat was nogal moeilijk, want naast mij aan de andere kant van het gangpad zat een nogal lelijke vrouw die telkens eng naar mij glimlachte. Toen ze weer lief probeerde te grijnzen naar me draaide ik mij om. Dom mens. Ik vond het niet vreemd dat meisjes indruk op mij probeerde te maken, maar iemand had toch tenminste tegen deze.. vrouw kunnen zeggen dat ze lelijk was?
''This is your captain speaking'' hoorde ik door de luidspreker. Snel keek ik op. ''We will land within fifteen minutes. Please go to your seat.''
Er kwam een man uit het toilet en een meisje liep met haar moeder terug naar hun plaatsen. Binnen een half uur zou ik mijn familie weer in mijn armen kunnen sluiten. Ik had ze heel erg gemist, vooral Mabel. Hopelijk vond ze het cadeautje, dat ik voor haar verjaardag gegeven had, erg leuk. Mabel hield veel van dieren, of ze ook van wolven hield wist ik niet. Ik voelde de luchtdruk opkomen en greep het kots zakje vast. Ik had nogal een zwakke maag en had geen zin in vieze kleren. Tot mijn verbazing kwam er niets uit. Ik voelde hoe het vliegtuig de grond raakte en deed alvast mijn gordel los, nu kon er toch niets meer gebeuren. De luidspreker ging weer aan. ''We landed safely. Have a nice day!''
Jij ook, dacht ik grinnikend. Mijn dag kon niet beter.
Ik was als één van de eerste het vliegtuig uit en haastte mij door de tunnel naar buiten.
Na mijn koffers gepakt te hebben en door de douane geweest te zijn stond ik eindelijk buiten. ik stak mijn hand op naar een taxi en die reed snel naar mij toe. ''Forks, Woodstreet 2!'' riep ik en ik stapte in.
De gehele weg reden we over landweggetjes, waarbij ze nog net de moeite hadden gedaan ze te asfalteren. We reden langs een houten bord waarop stond ''the city of Forks welcomes you''. We moesten er bijna zijn. Vol spanning bleef ik op mijn stoel zitten, terwijl we door het bos reden. Uiteindelijk na een lange rit stopte we voor een oud, verlaten huis. ''Chauffeur, ik vroeg om Woodstreet 2'' zei ik verbaasd. De chauffeur keek om. ''Dit ís Woodstreet 2, vijftien dollar alsjeblieft.'' Ik viste mopperend een verfrommeld briefje van twintig uit mijn broekzak en gaf het aan de man, die zijn hand al ophield. Hij stapte uit en deed de achterklep open. Ik stapte moeizaam uit en bekeek het huis. De verf van de witte hekjes om de veranda heen was er afgebladderd en er stond geen auto voor de deur. Waren ze weg? Juist vandaag. Het moest wel een verkeerd adres zijn, mijn ouders waren altijd zo zuinig met hun huis en knapte het altijd tot in de puntjes op.
De chauffeur sjouwde puffend met mijn koffers en legde ze voor de veranda van het ''dode'' huis. Hij gaf mij zuchtend vijf dollar terug als wisselgeld, stapte in bij het stuur en reed weer weg. Zonder het brommende geluid van de motor was het opeens akelig stil.
Het bos was verlaten en er was niemand thuis, voor zover ik kon zien door de bestofte ramen. Het stof bleef aan mijn handen zitten en ik probeerde het eraf te halen met mijn T-shirt, dat ik onder mijn leren jas aan had. Dit was écht niet het huis waar mijn ouders en zusje in woonden. Ik liep langs het huis naar de achtertuin. Het gras kwam bijna tot mijn knieën en de plastic tuinstoelen waren verkleurd door de regen. Door het grote raam zag ik een aantal stoffige meubels. Ik probeerde de glazen deur en die ging tot mijn verbazing piepend open. Ik stapte op de drempel, op mijn hoede wat er allemaal in zo'n huis kon zijn.
De houten vloer kraakte onder mijn voeten en snel liep ik verder. Alles was bestoft, ondanks mijn ouders en pas een jaar in woonde. Áls ze in dit krot woonde..
Voorzichtig liep ik de trap op. Elke tree kraakte. Ik kwam uit op de overloop. Alle deuren waren dicht behalve eentje. Ik duwde er tegen aan en hij ging open. De kamer was... klein. En meisjesachtig. Dit moest de kamer van Mabel zijn. Zouden ze hier dan toch gewoond hebben? Misschien waren ze weer ergens anders naar toe verhuisd. Maar alle spullen en meubels lagen hier nog, en die zouden ze heus niet achtergelaten hebben. Het bureau van Mabel herkende ik nog. In ons oude huis stond die altijd aan de kant van het raam. Ik deed de kledingkast open. Meer dan de helft van de kleding die erin zou horen te liggen was weg. Er lagen nog enkele restanten, ik herkende het blauwe T-shirtje dat Mabel nooit aan wou doen omdat het ''te smurferig was''. Ik hield het blauwe geval in mijn handen voor mijn gezicht en snoof. Mabel ‘s heerlijke geur zat er nog steeds in, ondanks ze het shirtje bijna nooit aan had gehad. Ik legde het weer terug op zijn plek en rende de trap af.

Op een klein bijzettafeltje lag de telefoon, met daarnaast een boekje waar mijn moeder met haar sierlijke handschrift een aantal nummers in had geschreven. Bovenaan stond asiel. Ik schrok een beetje. Hadden ze Spike naar het asiel gebracht?!
Het tweede nummer was getiteld ''buurvrouw Medge''. Daar kon ik naar bellen. Ik typte het nummer in de telefoon (die het tot mijn verbazing nog deed) en hield hem tegen mijn oor. Al snel werd er opgenomen.
''Hallo, met Eve Medge, met wie spreek ik?"'
Ik kreeg een brok in mijn keel. ''Met-t Mick, Mick Godsleaf''.
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.
''Zou u mij kunnen vertellen waar mijn ouders en zusje...-''
''Jij bent hun zoon.'' Ik was verbaasd. Natuurlijk was ik hun zoon.
''Uh.. ja.. weet u waar ze zijn?''
''Ze.. ze zijn dood.'' Het voelde of er een kogel door mijn hart ging. Ik liet de telefoon uit mijn handen vallen en zakte op mijn knieën. Dood. Mijn ouders én Mabel waren DOOD.
Ik hoorde de stem van de buurvrouw onrustig ''hallo?'' roepen door de telefoon en ik griste hem van de grond af. ''Ja?'' Ik klonk nogal stoned.
''Dat is het enige wat ik weet. Voor meer over je familie moet je bij de Cullens wezen.
Woodcroft Avenue 420.''
''Bedankt, dag’’.
''Dag. En o, ja: sterkte, jongen''.
''Dank u wel''. Ik slikte. Heel emotioneel was ik niet, maar nu voelde ik toch echt een traan over mijn wang glijden. Nu was ik alleen op de wereld. Geen ouders, geen zusje. Alleen ik. Lonely me.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen