Opdracht 5
Kleuren
Je hebt een nummer voor je naam staan, aan dit nummer is een kleur verbonden. Met deze kleur moet je een verhaal maken. Dit kun je erg ruim opvatten, maar het moet duidelijk zijn over welke kleur je verhaal gaat.

19. Grijs

Minimum aantal woorden: 1200
Maximum aantal woorden: 1900

Regenboog

Zachtjes wiegt mijn schommelstoel heen en weer, terwijl ik erop zit en met mijn benen traag beweeg. Het is het enige geluid op dit moment wat de kamer vult, samen met het ademen.
'Het is al weer drie jaar geleden, schat,' zeg ik met een kleine glimlach op mijn gezicht.
De bril op mijn neus is iets afgezakt en ik zet die daarom beter. Mijn ogen zijn flink achteruit gegaan de afgelopen tijd. Met mijn ogen volg ik de rimpels op mijn hand die mijn leeftijd niet verhullen. Drieëntachtig jaar is dan ook al best oud, dus erg vind ik het niet.
'Drie jaar geleden,' herhaal ik, mijn stemming is iets grimmiger geworden. 'Ze moeten ook altijd jou hebben, hè?'
Zachtjes streel ik hem, mijn man, hoewel mijn bewegingen een beetje trillerig zijn. Dat krijg je als je oud en grijs bent, dan wil alles niet meer zo makkelijk gaan, zo ook dit. Een zucht verlaat mijn mond, terwijl ik terug denk aan een tijd waarin alles nog levendig was. Waar ik zelf nog levendig was.

Samen met Albert ging ik naar het strand, waar we dan stiekem sigaretten rookten en drank dronken. Ik weet nog dat het een grijze, regenachtige dag was, maar dat maakte ons niet uit. Zolang je maar samen bent, dan is alles goed. Dat dacht ik tenminste, maar het bleek zo te zijn, dat ik het mis had. Uiteindelijk is het allen voor één en God voor allen.

'Ik voel me toch best wel alleen. Zie mij hier nu zitten. Op een schommelstoel, waarvan ik eigenlijk bang ben dat die elk moment zal doorzakken, herinneringen in gedachten ophalend. Misschien kan ik mezelf dan wel wijsmaken, dat alles goed is, maar misschien kan ik dat ook wel niet,' zeg ik mompelend.
Ik kijk naar buiten, door het oude, met stof bedekte raam, en zie dat het, net zoals toen op het strand, het een regenachtige dag is. Misschien dat ik zo nog wel een wandeling ga maken, als het niet gaat regenen.
'Zou je mee willen wandelen?' vraag ik aan Albert. 'Zoals we vroeger altijd samen deden. Voor ons is stilzitten op een bank met een videoband helemaal niets, maar toch zit ik nu hele dagen alleen maar in dit huis opgesloten.'
Dingen zijn veranderd, zoals dingen altijd doen. Het enige wat je dan nog over hebt zijn de herinneringen en zelfs die vervagen. Met één hand pak ik mijn pakje sigaretten en haal er een sigaret uit. Ik houd de sigaret tussen mijn lippen beet en steek mijn sigaret aan. Met mijn andere hand streel ik nog steeds Albert. Het is meer een gewoonte, het roken, dan echt een noodzakelijkheid. Hoewel het ergens toch een houvast is, voor als ik stress, niet dat ik dat tegenwoordig nog doe. Als ik weer naar buiten kijk, zie ik dat het inderdaad begonnen is met regenen.
'Toch nog een gelukje, Albert, we zitten nog lekker warm binnen, terwijl het buiten nu regent.'
Ik denk weer terug aan het strand, maar ik weet niet of die tijd echt beter was dan nu.

'Het maakt me niet uit hoe regenachtig, grijs en somber deze dag is,' zei hij op een lieve toon. 'Zolang ik met jou ben, mijn zonnetje, dan weet ik dat we samen een regenboog maken.'
We waren toen zeventien jaar oud. We gingen liggen in het zand en het maakte ons niet uit dat het zand overal kroop waar het maar kon. De wind zorgde ervoor dat het best wel koud was en de regen maakte het er niet beter op, maar Albert sloeg zijn arm om me heen en verwarmde me van binnen. Dat zorgde voor een beetje zon in mijn hart, op deze koude, grijze dag.

'Misschien moet ik weer eens naar de kapper,' deel ik mee aan Albert. 'Mijn grijze haren worden lang en dat kriebelt zo in mijn nek.'
Ik neem een trek van mijn sigaret en maak die al snel uit, na amper er van gerookt te hebben. De rook kringelt een beetje in de lucht, terwijl ik het laatste beetje uit mijn longen probeer te blazen. Gehoest weerklinkt, dat roken is niet goed voor me. Op het plafond zit een smerige, gele vlek van de rook die opgestegen is. Ik blik even naar Albert en glimlach.
'Je vindt me toch nog steeds knap, ondanks dat mijn haar grijs is en de rimpels de rest van mijn gezicht verbergen?' vraag ik aan hem, maar zonder antwoord te krijgen. Ik vind het niet erg, dat ben ik gewend.

De regen verdronk ons in het zand, maar samen hielden we stand, want zo deden wij dat samen. Ook later nog, vele jaren later. Zelfs nu nog zijn we samen, maar dan op onze eigen manier.

Onze eigen manier van samen zijn, is de manier zoals ik het nu doe. In mijn handen heb ik de urn van Albert. Hij is drie jaar geleden gestorven, doordat hij op straat overvallen is door misdadigers. Vandalen zijn het! Mijn lieve Albert is ontnomen door hen en wat misschien nog wel het meest erge hieraan is, is dat ik niet eens weet wie het zijn. Misschien is dat maar beter ook, anders had ik die schoffies alleen willen aanpakken, maar dat gaat nu eenmaal niet. Ik ben een bejaarde vrouw van drieëntachtig, gekluisterd in mijn schommelstoel en met de urn van Albert in mijn hand. Meer is er niet van mij over, dan slechts grijze haren en een paar sigaretten op een dag. Een beetje gepraat tegen een koude urn en wat uit het raam staren, maar erg vind ik het niet. Albert is namelijk bij me.
'Weet je nog dat we samen gingen koken, maar afgeleid werden door elkaar en uiteindelijk de grijze rook vanuit de keuken onze aandacht weer trok?' vraag ik met een zweem van een glimlach aan de urn.
Mijn vingers strelen over het gladde oppervlak en het doet me denken aan zijn eigen huid. Die was ook altijd zo glad en verzorgt, behalve zijn handen. Die waren afgemeten ruw en zodanig groot dat het net schoppen waren. Altijd met een beetje vuiligheid erop, stof van het werken in de tuin of een klein klusje in het huis. Ja, daar was Albert altijd goed in. Tegenwoordig laat ik dingen gewoon verstoffen, want zoveel zin heeft alles niet meer. Het enige wat ik nodig heb, is eigenlijk een wie, en dat is Albert. Hij is mijn klusjesman, mijn strandman, mijn regenboogmaker, mijn alles. Zo is het altijd geweest, ook andersom. Niet alleen de spullen laat ik varen, voor mezelf doe ik ook geen moeite meer. Af en toe een kaakje en bij de thee drie schepjes suiker. Ik wacht totdat het mijn tijd is om weer naar Albert te gaan in levende lijve. Mijn lichaam wordt ouder, de herinneringen worden ouder, ikzelf word ouder en aan het einde van de rit heb je een fotoalbum in gedachten waar je dan aan terugdenkt. In mijn geval met Albert, want ondanks dat het slechts een urn is die ik beethoud me zijn inhoud, kan ik me hem nog voorstellen. Zijn knappe kop van vroeger met een stevige bos krullen, bruin haar, tot aan voordat hij stierf. Een oud mannetje, met nog steeds dezelfde lach, maar grijs haar, bijna kaal.

Het maakte ons allemaal niet uit, Albert en ik, zolang we maar samen waren. Onze droom is uitgekomen. Samen oud en grijs worden, alleen niet op de manier zoals we dachten. Niet alles is goed zolang je samen bent, niet alles gaat goed, maar Albert was met mij en ik met hem en dat was alles wat we nodig hadden.

Reageer (2)

  • Dodokipje

    <3 mooi

    1 decennium geleden
  • Miyage

    Wauw, ik vind hem echt heeel mooi!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen