Vorige keer:
'Moet je niet wat eten?' vraag ik. Ze antwoord niet. 'Hallo?' vraag ik opnieuw. Wat moet ik doen?

Enkele seconden kijkt ze in mijn ogen. Wat ik in haar blik zie, is bijna onbeschrijfelijk. Verdriet. Haat. Spijt. Onzekerheid. Angst. Zowat allerlei gevoelens door elkaar. Ze gaat rechtzitten. Afwachtend kijk ik haar aan. Voor ik het besef, heeft ze mijn hand vastgenomen. Ze knijpt er heel hard in en begint zachtjes heen en weer te wiegen. Als een soort van teken, knijp ik zachtjes terug. Ik begrijp haar en leef met haar mee, ook al dacht ze misschien van niet. Ze kijkt me aan met een nietsontzeggende blik. Ze kalmeert en gaat terug neerliggen. Haar ogen vallen bijna direct terug toe. Mijn hand heeft ze nog steeds vast en ik ben ook nog niet van plan om die los te laten.
'Mijn hemel! Ga toch terug in uw bed liggen. Zo meteen neemt de koorts weer toe', zegt de verpleegster geschrokken en bezorgd. Ik was zo in gedachten verzonken, dat ik haar niet heb horen en zien binnenkomen.
'Nee, ik blijf bij haar', zeg ik.
'Je ligt toch vlak naast haar?' zegt ze.
'Er is twee meter tussen', antwoord ik koppig.
'Wil je dat we de bedden dichter naar elkaar toeschuiven?' stelt ze voor. Ik knik en kijk dan naar het meisje. De verpleegster duwt een hendeltje naar beneden en verplaatst dan het bed tot een halve meter van het hare. Afwachtend kijkt ze me aan.
'Ik... ik ga straks wel terug in bed liggen', mompel ik. De verpleegster knikt, neemt het eten, dat het meisje niet opgegeten heeft, terug mee en verlaat de kamer. De kracht, waarmee het meisje mijn hand vasthield, verslapt. Ze is in een diepe slaap nu. Langzaam haal ik mijn hand weg en kruip in mijn eigen bed.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen