Foto bij SOTM - Vaarwel, lieverd

Dit verhaal is geschreven voor de Story of the Month wedstrijd van januari 2013. Het thema was wraak.

Mark was net vloekend op zoek naar een sigaret, toen de deurbel ging. Hij gooide de lege keukenlade weer dicht, maar te oordelen naar het aanhoudende gesnerp van de bel was hij niet snel genoeg voor de ongeduldige klootzak die voor de deur stond. “Jezus, ik kom al!”
      Het duurde even voordat hij de sleutel uit zijn zak en in het slot kreeg, maar uiteindelijk lukte het. De deur was nog maar nauwelijks open toen Thomas binnenstapte en volkomen buiten adem tegen de muur in elkaar zakte. “Ik- Ik-” hakkelde hij. Tot meer leek hij niet in staat te zijn.
      Mark schoot in de lach. “Gast, je ziet eruit alsof je een spook hebt gezien. Wat heb je dit keer geflikt? Word je achterna gezeten door de duivel?”
      “Ik kwam h- haar net tegen.”
      “Wie? Je moeder? Dat is inderdaad een eng mens.”
      Thomas schudde zijn hoofd. “Hanna, het zusje van je weet wel. Ik kwam haar net tegen en ik denk dat ze het weet.”
      Marks smalende grijns verdween onmiddellijk. “Dat ze wat weet?”
      “Doe niet alsof je geen idee hebt wat ik bedoel. Dit is niet grappig, Mark. Als ze het aan iemand vertelt, zijn wij de pineut en-”
      “Wat heeft ze gezegd?”
      Thomas’ beginnende paniekaanval werd even afgeremd. “Gezegd?” herhaalde hij schaapachtig. “Niets.”
      “Je hebt niet eens met haar gesproken? Waar maak je je dan druk om, idioot?”
      “Het was iets in haar ogen. Ze keek mij aan alsof… Ik kan het niet goed beschrijven.”
      Mark had eindelijk een pakje sigaretten gevonden in een van de jassen die aan de kapstok hingen. Hij stak er een op en gooide het pakje naar Thomas. “Ik denk dat ik het wel kan beschrijven. Er is zelfs een woord voor: paranoia. Het is niet iets in haar ogen, maar in jouw hoofd.”

“Hé, wacht op mij!” Mark stopte niet en Thomas bleef na een korte aarzeling ook lopen, dus moest Peter rennen om hen in te halen. “Wacht nou even.”
      “Waarom zouden we?” vroeg Mark.
      “Omdat- Nou ja, ik ben nieuw hier en ik ken nog niet echt iemand, dus ik dacht dat we misschien vrienden zouden kunnen zijn.”
      “Vrienden?” Mark snoof. “Met jou?”
      Peters glimlach vervaagde een beetje. “Het was maar een idee. Ik ben best aardig, weet je. En mijn vader heeft gezegd dat ik een clubhuis voor mij en mijn vrienden mocht bouwen op het stuk land achter het huis. Ik dacht dat jullie dat misschien wel leuk zouden vinden.”
      “Is jouw vader rijk?” vroeg Thomas.
      “Best wel.”
      Mark en Thomas wisselden een blik uit. “Hoe graag wil je vrienden met ons zijn?”
      “Heel graag,” zei Peter, wiens glimlach weer met volle kracht terug kwam. “Jullie zijn de stoerste jongens van school.”
      “Goed dan,” besloot Mark. “Maar je moet wel eerst iets doen om te bewijzen dat je erbij hoort.”
      “Wat voor iets?”
      “Een proef. We gaan je nog niet vertellen wat het is, want dan is het geen echte uitdaging meer. Kom volgende week direct na schooltijd naar de rand van het bos, dan vertellen we wat je moet doen.”


Mark had de overlijdensadvertentie al gezien in de krant, maar normaal zou hij er verder geen acht op hebben geslagen. Hij kende de naam en wist welk gezicht erbij hoorde, maar verder had hij totaal geen connectie met de kerel. Het was puur uit voorzorg dat hij dit keer wel zijn enige pak tevoorschijn trok en zich onder de rouwende mensen om het graf mengde.
      Hanna stond arm in arm met een oude vrouw; vermoedelijk haar tante, want haar moeder had al jaren geleden het loodje gelegd. Ze keek Mark niet aan omdat ze het te druk had met het vergieten van tranen om haar ouwe heer, wat hem de kans gaf om haar ongegeneerd te bestuderen. Het was acht jaar geleden dat hij haar voor het laatst had gezien. Ze was nu nog knapper.
      Na afloop ging hij niet in de rij staan om het condoleanceregister te tekenen, zoals de meeste andere gasten, maar stapte hij op Hanna af, die met de tante een beetje afzijdig stond. Zij was tenslotte de enige reden dat hij was gekomen, want hij moest weten of het waar was wat Thomas had gezegd. Het duurde een paar tellen tot ze hem herkende als iemand waarmee ze op school had gezeten, maar toen schonk ze hem een waterige glimlach en bedankte hem dat hij was gekomen. Hij vertelde haar hoe vreselijk hij het wel niet vond dat een vriendelijke oude man die het hart zo op de juiste plaats had was overleden. Op dat moment werd de tante door iemand aangesproken en liet ze hen alleen.
      Hanna keek haar tante na en probeerde met de rug van haar hand verse tranen weg te vegen. Mark merkte het op en bood haar een zakdoek aan, wat hem een tweede glimlach opleverde. “Sorry. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst zoveel heb gehuild. Hij was gewoon het laatste familielid dat ik nog over had en nu… Zijn dood, het kwam allemaal zo plotseling,” vertelde ze hem. “Bij mijn moeder zat het er al langere tijd aan te komen. Iedereen was eigenlijk opgelucht toen ze eindelijk uit haar leiden verlost was, weet je wat ik bedoel? Dit is anders. Het doet me zo sterk denken aan hoe het allemaal ging met Peter toen, al helemaal nu ik in mijn vaders huis zijn oude dagboeken heb teruggevonden. Herinner je je hem nog, mijn broertje? Jullie zaten in dezelfde klas, toch?”
      Hij knikte. “We waren allemaal erg geschokt toen hij verdween. Het was vreselijk.”
      “Ja. Hij was nog zo jong. En zeker op momenten zoals deze wens ik toch zo dat ik hem nog had, want ik heb het gevoel dat ik er nu helemaal alleen voor sta.”
      Mark sloeg een arm om haar schouder. “Het komt allemaal wel goed. Je staat er niet alleen voor.”
      Terwijl ze haar gezicht verborg in zijn schouder en weer begon te huilen, concludeerde Mark dat hij gelijk had. Hij was zich er nu volkomen zeker van dat Thomas zich dingen had ingebeeld, maar hij nam het hem niet kwalijk. Het leek er immers op dat het allemaal zelfs nog positief zou uitpakken voor hem, want hij verliet de begraafplaats met een nummer meer in zijn telefoon dan toen hij aankwam.

“W- Wat?” Peter keek met grote ogen van Mark en Thomas naar het meer, dat op deze plaats vlak naast de kant al enkele meters diep was. “Kan ik niet iets anders doen?”
      Mark sloeg zijn armen over elkaar. “Durf je niet?”
      “Watje,” voegde Thomas er aan toe.
      “Ik durf het wel, maar ik denk niet dat dit een goed idee is. Kunnen jullie me niet een andere opdracht geven? Het maakt niet uit wat.”
      “Het is dit of niets, Peter. Hup, erin. Je hoeft alleen naar de overkant te zwemmen. Zo ver is het nou ook weer niet.”
      Peter was stil, dus Mark zette zijn handen in Peters rug en begon te duwen. Thomas hielp hem, maar Peter raakte nu echt in paniek en spartelde heftig tegen. “Nee! Nee! Ik heb me bedacht, ik wil niet meer. Ik kan niet zwemmen!” Het laatste woord werd gevolgd door een luide plons en gelach terwijl Mark en Thomas van de rand wegsprongen om niet geraakt te worden door de spetters.
      Het duurde een paar seconden tot Peter weer bovenkwam, wild spartelend en naar adem happend. “Help! Help, ik weet niet hoe-” Hij ging weer kopje onder. Dit keer kwam hij bijna onmiddellijk weer boven, maar hij had een hap water binnen gekregen, waardoor zijn geschreeuw tijdelijk werd vervangen door gehoest en gekuch.
      “Zwem dan toch,” ried Thomas hem spottend aan.
      Mark deed de schoolslag voor met zijn armen. “Zo moet het. Het is niet moeilijk.”
      “Ik kan niet zwemmen!” bracht Peter uit, half huilend. Mark en Thomas schoten opnieuw in de lach. “Alsjeblieft, ik wil niet meer, ik-” Zijn smeekbede werd opnieuw gesmoord doordat hij onder het oppervlak verdween.
      Peter verdween steeds langer onder water en dreef door zijn wilde gespartel steeds verder weg van de kant. De twee andere jongens vonden zijn paniek hilarisch en kwamen niet meer bij van het lachen. Het was Thomas die op een gegeven moment als eerste merkte hoe stil het was geworden.
      “Waar is ‘ie nu?” vroeg hij verward.
      Mark wierp een blik over het meertje, maar zag hem ook niet. Hij zette zijn handen aan zijn mond en riep: “Waar ben je gebleven, idioot?”
      Thomas was lijkwit. “Ik… Ik denk niet dat hij je nog hoort.”
      Mark pakte een steen op en gooide hem zo ver hij kon het water in. Hij verdween met een plons, maar verder was er geen enkel teken van leven te bekennen in het meer.
      Ze stonden een paar minuten naast de waterkant, in volkomen stilte. Toen draaide Mark zich om, veegde kwaad met zijn mouw langs zijn ogen en begon richting hun fietsen te lopen.
      Thomas volgde hem met benen die voelden als pudding. Hij keek alsof hij op het punt stond in tranen uit te barsten. “Wat doen we nu?”
      “Niets,” zei Mark. Thomas leek niet overtuigd, dus greep Mark ruw zijn arm en siste hij hem indringend toe: “Er is niets gebeurd. Waag het niet hier ook maar een woord over te zeggen tegen iemand, zelfs niet als ze je ernaar vragen. Ik zal zorgen dat ze weten dat het jouw idee was als je dat doet. Of wil je soms in de bak belanden?”
      Thomas beet op zijn lip en schudde zijn hoofd. Zijn hart klopte in zijn keel. “Nee.”
      “Goedzo.” Mark knikte. “Dit blijft onder ons. Het was hoe dan ook zijn eigen stomme schuld, had hij maar niet zo’n stomkop moeten zijn. Wie kan er nou niet zwemmen?”


“Goedemorgen.”
      Mark had zijn ogen nog niet eens open toen hij een paar zachte lippen op de zijne voelde. Hij lachte. “Daar lijkt het inderdaad op.”
      “Het wordt nog veel beter,” beloofde Hanna.
      Mark wilde zich net omdraaien om haar te vragen of ze een voorstel had, toen hij iets tegen zijn slaap voelde duwen. Het was koud en hard en als hij niet beter wist zou hij hebben gedacht dat- Hij verstijfde.
      Het kostte moeite om zijn stem kalm te laten klinken. “Schat, wat doe je?”
      “Waar lijkt het op?” vroeg ze onschuldig.
      “Het lijkt erop dat je iets gevaarlijks aan het doen bent.”
      “Alleen gevaarlijk voor jou.”
      Hij wilde rechtop gaan zitten om haar aan te kijken, maar ze drukte het pistool steviger tegen zijn hoofd toen hij bewoog. Hij bleef liggen en likte nerveus langs zijn lippen. “Ik heb geen idee waarom je dit doet, maar denk er nog eens goed over na. Je wilt dit niet.”
      Ze lachte. “Je bent een goede leugenaar, maar niet overtuigend genoeg. En mij vertellen dat ik dit niet wil is simpelweg beledigend. Ik weet wat ik doe, net als jij precies weet waarom.”
      “Nee.” Het was haast een reflex om alles te ontkennen. “Je hebt de verkeerde. Ik was het niet. Het was Thomas, allemaal Thomas. Hij is degene die je wilt hebben, Hanna.”
      “O, maak je geen zorgen, schat. Ik ben vannacht al bij hem langs geweest. Het is verbazingwekkend hoe behulpzaam mannen zijn tegenover een vrouw in nood. Ik dacht dat hij me wantrouwde, maar hij liet me zonder problemen binnen en vertelde me zelfs nog een verhaaltje dat ik al enige tijd graag wilde horen. Het ging over een jongetje dat bijna vijftien jaar geleden opeens verdween. Alleen zijn fiets vonden ze nog terug, in de buurt van een meer. Hij kon niet zwemmen, dus de politie nam aan dat hij was verdronken. Vreselijk, is het niet?”
      “Ik heb geen idee waar je het over hebt.”
      “Ik heb het over mijn broertje, Mark. Mijn broertje, wiens dagboeken ik op zolder vond toen ik het huis van mijn vader leegruimde. Dat had ik je al verteld, maar wist je dat Peter erg precies was in het bijhouden van alle gebeurtenissen in zijn leven? Hij had zelfs een notitie gemaakt over een afspraak vlak voor zijn dood met twee jongens uit zijn klas, die zijn vrienden zouden zijn als hij een test doorstond. En weet je, ik vond het altijd al vreemd dat juist mijn broertje, een jongetje dat als de dood was voor water, zo onhandig zou zijn om helemaal in zijn eentje en midden in het bos bij de waterrand te spelen. Het was niet moeilijk om één en één bij elkaar op te tellen, Mark, lieverd. En helaas voor jou ben ik niet erg vergevingsgezind aangelegd.”
      Mark had het gevoel dat zijn hart stilstond. Daarna begon het op drie keer de normale snelheid te kloppen. Hij klemde zijn kaken op elkaar. “Trut,” siste hij. “Je weet toch wel dat je hier niet mee weg kunt komen?”
      “In tegendeel. Iedereen denkt dat ik de afgelopen week in mijn eentje het huis van mijn vader leeg heb geruimd. Niemand weet van ons en ik ben hier eigenlijk niet eens meer. Ik ben gisteravond al naar mijn eigen woonplaats vertrokken, zoals de oude buren van mijn vader kunnen bevestigen. Ik kan het dus onmogelijk geweest zijn. En ja, je was dan wel op de begrafenis, maar ik denk sowieso niet dat iemand ooit een link met mij zal leggen. Waarom zouden ze ook? Wat voor motief zou ik in vredesnaam kunnen hebben?”
      Mark wist dat ze gelijk had. Hanna lachte weer, vermoedelijk om de uitdrukking op zijn gezicht.
      “Nou dan, heb je nog een paar laatste woorden?”
      Hij wilde haar verrot schelden, maar hij kreeg niets over zijn lippen.
      “Nee? Ook goed. Vaarwel, lieverd. Misschien zie ik je nog een keertje in de hel.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen