Foto bij Hoofdstuk 12

Ik kijk uit het vliegtuigraampje maar ik zie alleen maar wolken. Ik pak mijn iPod en mijn oortjes uit mijn tas en stop mijn oortjes in mijn oren. Ik zet mijn muziek aan en sluit mijn ogen. Ik moest vanochtend vroeg mijn bed uit en ik was gister laat naar bed gegaan. Geen goede combinatie dus. Toen ik vanochtend beneden kwam zat Bruno al op de bank. Het was negen uur! Hij spoort echt niet en dat zei ik ook tegen hem. Maar hij was zo vroeg omdat hij met Ilja naar het pretpark ging. Echt het is zo duidelijk dat ze elkaar leuk vinden maar ze willen het niet tegen elkaar zeggen. Sukkels. Dirk belde nog net voordat ik het vliegtuig in moest. Hij wenste me veel plezier in Engeland. Ik was best wel benieuwd wie ik moest interviewen. Misschien was het wel Charlie. Aimee, stop. Je moet Charlie vergeten. Hij woont niet in Engeland en je zou hem nooit meer zien. Ik blijf dit tegen mezelf zeggen totdat ik het zelf geloof. Je ziet hem nooit meer. Je ziet hem nooit meer. Je ziet hem… Ik blijft dit in mijn hoofd zeggen en val dan langzaam in slaap.

“Mevrouw wordt wakker. We gaan zo landen”hoor ik iemand zeggen. Ik open mijn ogen en zie een stewardessen naast me staan. “Hallo. We gaan zo landen.” “Oké. Dank je.” “Geen dank”zegt ze en ze loopt weer weg. Na vijf minuten zijn we geland en sta ik op mijn koffer te wachten. Dirk zei vanochtend dat ik door iemand werd opgehaald en gelijk naar de persoon werd gebracht, die ik moest interviewen. Ik zie mij koffer komen en haal hem van de band af. Ik rol mijn koffer naar de uitgang en ik zie gelijk een man staan met een bordje in zijn hand. Op het bord staat Aimee de Graaf en ik loop naar de man toe. “Hallo.” “Jij bent Aimee?” “Ja. En u spreek gelukkig Nederlands.” “Ja. Ik kom uit Nederland. Ik ben Peter.” “Wat een leuke naam. Peter”zeg ik lachend. “Jou naam is ook mooi. Aimee.” “Dank je.” “Kom, laat me je helpen.” “Oké.” Peter pakt mijn koffer en samen lopen we naar buiten. Peter loopt naar een zwarte auto en ik neem aan dat het zijn eigen auto is. “Is dit jou auto?” “Ja. Stap in dan breng ik je naar je eerste bestemming. Ik doe je koffer wel in de achterbak.” “Oké.” Ik stap alvast in en ga op de bijrijdersstoel zitten. Ik hoor de kofferbak dicht gaan en even later gaat Peter achter het stuur zitten. Hij start de auto en rijdt weg. “Ga je naar een kennis?” “Nee. Ik ga naar iemand waarvan ik de naam niet eens van weet.” “Nou dat is lekker dan.” “Ja en dan ben ik ook nog eens in Engeland terwijl mijn engels echt bagger is dus ik heb er al helemaal zin in.” “Ach je kan toch wel een beetje engels?” “Ja natuurlijk, maar toch.” “Ja, ik begrijp je wel.” Peter haalt een iets uit zijn broekzak en geeft het aan mij. Het is een kaartje met zijn nummer en adres. “Als er iets is, dan moet je bellen. Dan kom ik je helpen. Waar je ook bent.” “Dank je.” Ik stop het kaartje in mijn portemonnee zodat ik het niet kwijtraak. “Hoe ken jij Dirk”vraag ik. “Hij is een vriend van mijn ouders.” “En die wonen in Nederland?” “Ja. Die wonen in Nederland. Ik woon nu al twee jaar in Engeland en het bevalt me wel. Al ga ik over een weekje wel weer even terug naar Nederland.” “Als ik ook terug ga?” “Ja. We vliegen samen terug.” “Gezellig. Dan ben ik tenminste niet alleen. Ik vind het zo erg om alleen te zijn.” “Dat dacht ik al.” “Waarom?” “Je praat veel. Als je alleen ben kan je tegen niemand praten en dan ga je je vervelen.” “Misschien is dat wel waar.” Peter lacht zacht en ik kijk hem aan. “Wat voor werk doe je? Je bent best slim.” “Ik werk bij een bedrijf dat grote evenementen organiseert. Zoals een concert van Lady Gaga bijvoorbeeld.” “Dat is gaaf.” “Ja. Wat voor werk doe jij?” “Ik ben journaliste bij het tijdschrift Zin.” “Zo, toe maar.” “Ja ik vind het super leuk om te doen. Dit is de eerste keer dat ik voor mijn werk naar het buitenland moet.” “Ach, weer eens wat anders.” “Ja. Het is wel leuk hoor.” Peter gaat de bocht om en stopt dan met rijden. “Hier moet je zijn.” Ik kijk naar buiten en zie een super groot huis staan. “Weet je het zeker?” “Ja.” “Oké. Dan ga ik er maar naartoe.” Ik stap uit en Peter stapt ook uit. Hij haalt mijn koffer uit de achterbak en zet hem op de grond. “Dank je”zeg ik. “Geen dank. Bel me als…” “Ik hulp nodig heb”maak ik zijn zin af. “Ik weet het.” “Oké.” Peter loopt al richting zijn auto. “Peter, krijg ik nog een knuffel of laat je me hier staan.” Peter lacht en komt naar me toe gelopen. “Je bent gek, Aimee.” “Dank je. Jij ook.” “Dank je.” Peter geeft me een knuffel en lacht dan even. “Ik zal je bellen ook al heb ik je hulp niet nodig. Ik denk dat we samen wel iets leuk kunnen doen in Londen.” “Dat denk ik ook. Ik hoor het wel als je belt.” “Ja. Fijne dag verder.” “Jij ook.” Peter stapt in zijn auto, zwaait nog even en rijdt dan weg. Ik draai me om naar het grote huis en ik zie er echt tegenop om naar binnen te gaan. Straks zijn het van die mensen die zichzelf heel wat vinden. Ach, Aimee. Gewoon naar binnen gaan. Des te eerder je begint, des te eerder je klaar bent. Oké. Ik pak mijn koffer en loop, met mijn koffer in mijn hand, het erf op. Als ik bij de deur aankom, druk ik op de bel. De deur wordt open gedaan door een oude man, net zoals bij Vincent. “ Hallo. I’m from the Netherlands.” “Oh. Bent u mevrouw de Graaf?” “Gelukkig. U spreek Nederlands. Ja ik ben mevrouw de Graaf, maar noem me Aimee.” “Oké, Aimee. Ik ben Louis en ik ben hier een soort van slaafje.” Ik lach om zijn woordkeuze. “Kom binnen.” Ik probeer mijn koffer op te tillen om hem zo de drempel over te tillen. “Laat mij het doen”zegt Louis. Ik laat mijn koffer los en Louis tilt mijn koffer met gemak over de drempel en zet hem in de hal neer. “Uw koffer kunt u hier laten staan.” “Oké en zeg alsjeblieft je. Ik ben jonger dan u.” “Ik zeg je als jij ook je tegen mij zegt.” “Ik zal het proberen.” Louis en ik lachen beide. Dan komt een jonge vrouw de hal ingelopen. “Oh hallo. Onze gast is er al. Ik ben Esther”zegt ze en ze steekt haar hand naar me uit. “Ik ben Aimee”zeg ik terwijl ik haar hand schud. “Je bent hier voor dat interview, is het niet?” “Ja dat klopt.” “Ja mijn vriend zei al zoiets, maar ik had het te druk om naar hem te luisteren. Echt hoor zijn verhalen soms. Bereid je er maar alvast op voor.” “Oké, ik zal me alvast voorbereiden.” “Kom dan gaan we naar de woonkamer.” “Oké.” Ik loop achter Esther aan naar de woonkamer. Mijn ogen worden groter als ik de woonkamer zie. De woonkamer is enorm. Oké, Esther en haar vriend hebben veel geld. “Ga toch zitten”zegt ze. Ik ga op de bank zitten en blijf om me heen kijken. “Wil je wat drinken?” “Ja, graag.” “Wat wil je drinken?” “Doe maar iets.” “Oké ik ben zo terug.” Esther loopt weg en ik start alvast mijn laptop op. Ik zet mijn laptop naast me neer en dan komt Esther de woonkamer weer ingelopen. “Mijn vriend pakt het drinken. Hij komt zo.” “Oké.” Esther gaat op een stoel tegenover me zitten. “Heb jij op dezelfde school gezeten als mijn vriend?” “Ja, volgens mijn baas wel maar ik weet niet wie ik moet interviewen.” “Echt niet? Je weet de naam van mijn vriend niet?” “Nee.” “Mijn vriend heet…” Ik kijk op omdat er iemand de woonkamer in komt lopen. Mijn ogen worden groot en de persoon laat de glazen, die hij vast heeft, vallen. “Charlie. Wat doe je”zegt Esther geschrokken. Esther staat op en begint de scherven op te rapen. Ik kijk de andere kant op. Ik moet Charlie gaan interviewen. Hoe moet ik dat gaan doen?

Reageer (1)

  • xSmallx

    oeeehh!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen