Virus
Jaar 2082 Het was niet mijn bedoeling de wereld te maken zoals hij nu is. De mensen wilden een toekomst bouwen. Ze zouden kinderen en misschien wel een hond of kat willen hebben. ze wilden gelukkig zijn. Door mijn schuld is het allemaal begonnen.

Jaar 2085 Ik lig in het gras en kijk naar de helderblauwe lucht. Het is het enige wat niet verandert is. Nu het nog licht is heb ik alle tijd van de wereld, maar zodra het donker word is er de vrees voor mijn leven. Ze zullen me ooit te pakken krijgen. Ik weet niet wat ze met me willen doen. Ik hoor gedeeltelijk bij hun. Ik zie dat de zon iets lager dan de middag staat. Nog even en het word donker dan ben ik weer één van hun. Ik sta rustig op en wandel langs de verlaten autowegen naar mijn huis. Alle straten zijn bijna verlaten de overlevenden schuilen. Ik zie ze alleen noodzakelijk als ze hun zoektocht naar eten maken. Ik heb hun één keer willen helpen, maar toen hebben ze me in brand gestoken. Ze zijn doodsbang voor me ook al hoor ik overdag bij hun. Ik maak mijn deur open er staan 8 sloten op. Ik loop gauw naar mijn kelder om mijn kapotte kleren aan te doen. Het heeft toch geen nut mooie kleren aan te trekken want ik weet dat ze tegen de ochtend kapot zijn. Ik kijk nog eens goed rond in mijn kelder. Het is het vroegere lab van mijn vader nu is het van mij. Ik zet alle UV - lichten in de kelder aan en ga dan terug naar boven daar doe ik de kelder deur op slot met een houten balk en een draad die stroom geeft. Ik doe alle ramen en deuren goed dicht en kijk nog gauw naar buiten. De zon is aan de horizon. Ik doe mijn zwarte laarzen uit en alle waardevollen dingen zoals mijn ringen en armbanden. Dan zet ik voorzichtig een voet buiten en nog geen 2 sec. daarna mijn andere voet. Ik sluit de deur opnieuw en kijk hoe de hemel verandert in roze tinten naar donkerblauw naar helemaal zwart. Mijn ogen passen zich vrijwel onmiddellijk aan en ik kan weer zien in de donker. Ik sluip weg van mijn huis ze mogen er niet achter komen waar ik woon zo zullen ze me nog sneller te pakken krijgen. Ik hoor het gegrom en geschreeuw in de verte en ik weet dat het de monsters zijn. Het virus is 3 jaar geleden begonnen, in het begin vertoonde ze nog menselijke trekken nu worden die steeds zeldzamer. Er zijn nu de ver gevorderde en zij hebben geen menselijkheid meer in hun. Het zijn echte monsters. Ze zijn even bleek als een dood persoon, ze grommen, schreeuwen, vechten voor het laatste druppeltje bloed en soms moorden ze elkaar zelfs uit. Ik ga altijd naar de nog meest menselijke monsters. Soms héél soms praat ik zelfs met eentje van hun. ik ben ondertussen bij hun schuilplaats aangekomen en ga voorzichtig lang de schuifdeur de verlaten loods binnen. Ik zie hun in de verte al zitten in kleine groepjes de meeste van hun aan het huilen. Dat is hier elke dag zo ze willen niet worden zoals die vreselijke monsters. Het tekort aan voedsel maakt ze zo. Er is veel te kort de het laatste jaar de mensheid sterft uit. Er is nog maar 24 procent van hun over. Er zitten zelfs kinderen in de loods, alleen want de besmette mensen hebben geen moedergevoel meer. De besmette kinderen leven hooguit een jaar de meeste houden het een maand vol. Kinderen handelen dom als ze honger hebben gaan ze het halen ze zien het gevaar niet aankomen. Er is ook iets speciaal aan de besmette kinderen ze zijn de enige die nog een beetje mensenbloed in hun hebben. volwassen hebben niets meer zodra ze besmet zijn word hun bloed een rare doorzichtige vloeistof die heel giftig is. Mensen kunnen ons niet vermoorden dat word dan hun dood. ik kijk rond in de loods of ik wat eten zie liggen alleen een paar mensen die tot de laatste druppel leeg zijn. In de hoek ligt wel nog een hert iedereen heeft liever mensen ik niet ze doen me walgen. Ik loop naar het hert en sleur het mee naar een plaats waar ik kan zitten op de grond. In de hoek zie ik een klein meisje hooguit een jaar of 10. Ik maak een ader open met mijn nagel en leg het hert voor het meisje. Ze is nog bijna helemaal menselijk nog maar pas besmet. Ze kijkt me aan met grote angstige ogen maar kruipt toch stilletjes naar het hert toe. Gulzig drinkt ze ervan. “niet zoveel ik moet ook nog eten.” Ze schrikt van mijn stem en kruipt vliegensvlug terug in haar hoekje. Ik pak een beetje aarzelend het hert terug en begin te drinken. Ineens hoor ik het meisje gepiep uitbrengen alsof ze iets probeert te zeggen. Besmette mensen grommen meestal alleen maar en voor de rest schreeuwen ze met rare geluiden naar elkaar, maar het zijn nooit woorden. “www..aat bbb..enn ikkkk?” ik staar het meisje een ogenblik aan ongelooflijk dat ze kan praten. Ik weet niet echt wat te antwoorden aangezien ik zelf niet weet wat het is dat weet niemand. “iets speciaal.” Zeg ik tegen het meisje. Ik zie uit een kiertje van de deur dat de zon gaat opkomen. Ik kijk naar het meisje en twijfel of ik haar zou meevragen. Ik doe het toch. Ze kijkt me even bedachtzaam aan, maar ze staat toch op en komt naast me staan. “klim op mijn rug en vertrouw me.” Ze luistert naar me en klimt op mijn rug. Ik wandel eerst rustig naar buiten met haar op mijn rug en voel het vochtige gras onder mijn voeten. “hou je goed vast.” En ik begin te rennen. Ik ren het snelste van alle monsters en ook van alle mensen waarom ben ik nog niet achtergekomen ik weet gewoon dat het zo is. een monster loopt gemiddeld op zijn snelst 55 km/u een mens maar een 7 à 8 km/u denk ik en ik ren gemiddeld zo’n 75 km/u. ik kom aan bij de deur van mijn huis en zet het meisje even neer. Ik maak alle 8 sloten open en loop naar binnen ondertussen kijk ik of ze me volgt. Ik doe de deur achter haar dicht. Ik heb geen idee waarom ik haar meeneem. Waarom ik het risico neem gevonden te worden, maar iets in me zegt dat ik het moet doen. Dat ik haar moet helpen. Ik laat alle gordijnen en lichtbeschermers dicht. Ik kijk in de keukenkast en ben nieuwsgierig of ze nog mensen eten zou eten. Ik maak snel een kom met ontbijtgranen voor haar klaar en zet het op mijn houten tafel neer. Ik observeer het meisje zorgvuldig als ze aarzelend naar de stoel loopt en er op gaat zitten. Ze kijkt naar de ontbijtgranen en naar de lepel. Ze laat de lepel liggen, maar pakt meet haar handje toch eentje op en ze kijkt ernaar hoe het in haar hand ligt. Zo blijft ze even zitten gewoon kijkend naar haar hand. Dan stopt ze uiteindelijk het eten in haar mond en twijfelt wat ze nu moet doen. De menselijke monsters knabbelen niet ze drinken alleen vloeibaar bloed. Toch begint het meisje een beetje te knabbelen. Steeds meer en meer tot ze ineens haar hele hand in de kom steekt en er zoveel mogelijk ontbijtgranen uithaalt. Ze stopt ze allemaal in haar mond maar kan niet knabbelen omdat het er veel te veel zijn. Ze blijft zo zitten met haar mond vol niet wetend wat te doen. “spuug het uit.” Ze luistert vrijwel meteen en ik geef haar een handdoek om haar mond af te vegen. Ik wil de kom wegnemen maar ze word boos als ik het probeer. Ze begint grommend geluid te maken iedere keer als ik de kom aanraak dus laat ik de kom op tafel staan en wandel ik naar boven. Ik loop de kamer van mijn kleine zusje in zij was ook rond die leeftijd ik denk 11 of 12 jaar. Ik doe haar klerenkast open en neem wat kleren die ik mooi vind. Met de kleren in mijn handen loop ik de trap terug af naar de keuken. in de keuken zijn alle kasten opengemaakt en liggen alle ontbijtgranen over de keukentafel. “je hebt die cornflakes wel heel graag hé.” Ze kijkt me onschuldig aan en gaat dan verder met haar handje in alle dozen te steken om de ontbijtgranen te kunnen opeten. Ik probeer haar aandacht te trekken door de dozen te pakken. Ze kijkt me even boos aan, maar laat me toch doen. Ik kijk naar haar kleren die er vuil en kapot uitzien. Ze heeft geen schoenen aan, een rood topje met gaten en vuil op aan, een shortje wat eerst een lange broek was en mooi lang bruin haar tot aan haar ellebogen. Haar haar zit vol knopen en ze ziet er verwildert uit. Ze is ook al heel bleek geworden door de besmetting. Ik geef haar alle kleren en laat haar eruit kiezen. Ze kiest voor het rode jurkje en ik neem er een paar rode ballerina’s bij. Ik vraag of ze me wilt volgen en loop naar mijn badkamer. Ik knip het licht aan en zie het meisje meteen terugdeinzen. Ze is bang voor het licht. “het doet je geen pijn, het is speciaal licht.” Voetje voor voetje komt ze de badkamer binnen en als ze merkt dat het niks doet loopt ze gewoon door. Dan ziet ze mijn spiegel hangen. Ze kijkt erin en blijft naar haar eigen staren. Ik weet nog dat ik mezelf de eerste keer zag. Lijkbleek, ogen die leken op die van een kat en helemaal verwildert. Ik pak een borstel uit de kast en begin haar haren te borstelen, heel zachtjes zodat ze niet schrikt en ik haar geen pijn doe. “wat is je naam?” ze kijkt me weer aan, en kijkt heel verdrietig alsof ze het bijna niet meer weet. “ Angelica.” Ze zei het in één keer zonder te aarzelen of te stotteren. Ik kamde haar haren helemaal en legde de borstel weer weg. Ik vroeg weer of ze wou meekomen en ze pakte mijn hand vast. Even was ik van mijn stuk geslagen en wist ik niet meer wat te doen of waar ik heen wou. Ze keek me aan met een verbaasd gezicht. Ik kwam weer bij zinnen en liep door naar de deur van de kelder. Ik bedacht me eerst even en ging vlug kijken waar de zon staat. Het was bijna middag. Ik liep terug naar de kelderdeur, zette de stroom uit en ontgrendelde de deur. Ik zei tegen Angelica dat ze even moet wachten terwijl ik de uv lichten uit deed. Toen alle lichten waren vervangen door niet schadelijke lampen “kom maar naar binnen.” Ze kwam de trap af met haar rode ballerina’s en bleef staan

Hoofdstukken

Titel Nieuwste eerst Woorden Gelezen Aangepast
hoofdstuk 2 739 348 1 decennium geleden

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen